20
ADA
De telefoon gaat en ik doe mijn ogen open. ‘Hallo?’
‘Ada, met Joanie. Ik heb nieuws.’
Ik wrijf in mijn ogen terwijl de wereld in beeld komt. ‘Sorry,’ zeg ik. ‘Ik ben geloof ik in slaap gevallen.’ Even ben ik in de war. Waar heeft ze het over? En dan denk ik aan de artikelen die ik over Penny Wentworth heb gelezen voordat ik in slaap viel.
‘Penny Wentworth,’ zegt ze. ‘Ze verdween op 29 juli 1959 en werd voor het laatst gezien in haar woonboot aan Lake Union.’
Ik ga rechtop zitten en strek mijn armen. ‘Dat weet ik,’ zeg ik. ‘Die datum ben ik in een online artikel tegengekomen.’
‘Zo te zien werd de echtgenoot, Dexter, in eerste instantie verdacht,’ voegt Joanie eraan toe. ‘De politie heeft hem ondervraagd. Ik heb de afschriften gevonden. Voor zover ik kan zien is hij eraan onderdoor gegaan. Hij stopte met schilderen. Verliet het meer. Uiteindelijk is de zaak gesloten. Ze zeiden dat Penny waarschijnlijk was verdronken in Lake Union, maar haar lichaam is nooit gevonden. Een producer van Unsolved Mysteries heeft nota bene naar deze zaak geïnformeerd,’ gaat ze verder. ‘Ik vond een aantekening in het digitale dossier. Dus heb ik de show gebeld, want ik ken een jongen die daar werkt. Interessant genoeg schijnt dat de nazaten van Penny Wentworth niet geïnterviewd wilden worden en niet wilden meewerken.’
‘De echtgenoot?’
‘Ja, Dexter Wentworth.’
‘Het verlegen type of…’
‘Het schuldige type,’ zegt ze. ‘Maar de man was niet de enige verdachte. Er was ook een zekere Collin McCleary. Er staat hier dat de politie hem wilde ondervragen, maar dat hij nooit is gevonden.’
Ik sper mijn ogen open. Jim heeft het over een Collin gehad. Maar wie was hij? ‘Joanie, stel dat ze niet is overleden. Stel dat ze gewoon is vertrokken?’
‘Tja, dat zou kunnen,’ zegt ze. ‘Ze had geen kinderen, of wel?’
‘Nee, volgens mij niet.’
‘Dan was er niets wat haar ervan weerhield om weg te gaan. Het is niet duidelijk wat er is gebeurd, maar ik heb lang genoeg voor de politie gewerkt om te weten dat er een heel vreemd luchtje aan dit verhaal zit.’
Ik knik. ‘Misschien heb je gelijk. Ik hoop alleen dat ze ergens is en het leven leidt waar ze altijd van heeft gedroomd, samen met de man van wie ze houdt.’ Ik zwijg even. ‘Heb je kunnen vinden waar die Collin woonde?’
Ik hoor hoe Joanie driftig typt voordat ze antwoord geeft. ‘Eens kijken,’ zegt ze uiteindelijk. ‘Ja, zo te zien wel. Hij heeft aan Fairview Lane 2203, nummer 9 in Seattle gewoond. Weet jij waar dat is?’
Mijn hart gaat tekeer terwijl ik naar het raam loop. ‘Ja,’ zeg ik, en ik vestig mijn blik op de woonboot van Alex. ‘Ik kijk er nu naar.’
Voor het eten ga ik nog even de steiger op en ik zie Jim verderop. Hij heeft een slang in zijn hand en spuit de steiger schoon na het ochtendbezoek van een troep Canadese ganzen. Ik zwaai naar hem.
‘Stadslui hebben duiven,’ zegt hij. ‘Woonbootbewoners hebben ganzen.’ Hij bukt zich om de kraan dicht te doen.
Ik moet heimelijk glimlachen.
‘Goh,’ zegt hij, en hij kijkt naar de heldere lucht. ‘Een mooie dag. Ik zat erover te denken om het water op te gaan. Zin om mee te gaan?’
Ik heb de Catalina al bewonderd sinds ik hier ben. ‘Heel graag,’ zeg ik snel.
Hij werpt me een reddingsvest toe en we lopen naar het einde van de steiger. De zeilboot is oud maar goed onderhouden en hij ziet er koninklijk uit, als een vrouw van vijfenzeventig wier schoonheid door haar rimpels heen schijnt. Jim stap aan boord en ik volg hem. Ik ga zitten op een beklede bank voor in de boot. Ik kijk hoe hij de landvasten losmaakt en de kleine motor start.
‘We varen op de motor het meer op en hijsen daar de zeilen,’ zegt hij.
Ik knik als we vaart maken. Het is gemakkelijk om je hier vrij te voelen en je zorgen te laten varen. Ik vraag me af of Penny zich ook zo voelde toen zij hier woonde.
‘Jim,’ zeg ik omzichtig, ‘mag ik je iets vragen?’
‘Ga je gang.’
‘Ik probeer erachter te komen wie Collin was. De man over wie je het had.’
Hij kijkt naar me op alsof hij schrikt van deze vraag. Dan doet hij de motor uit en horen we alleen nog het geluid van het meer dat tegen de zijkant van de boot klotst. ‘Ja,’ zegt hij na een lange stilte.
Ik weet niet of dit een gevoelig onderwerp is. Hij was al een beetje gesloten toen ik hem naar Penny vroeg. Maar waarom? ‘Zie je, ik heb wat… nou ja, wat onderzoek gedaan, en ik ben erachter gekomen dat er maar twee verdachten waren na Penny Wentworths verdwijning… Haar man, Dexter, en een man die Collin heette. Ik probeer te begrijpen wat het allemaal betekent.’
Jim lijkt in gedachten verzonken. Zijn blik glijdt naar de horizon. ‘Penny hield van hem,’ zegt hij. ‘Zelfs als klein jongetje kon ik dat zien. Je ziet hoe mensen naar elkaar kijken.’ Hij schudt zijn hoofd. ‘Maar hun timing was verkeerd.’
‘En dan heb je het over Collin?’
Hij knikt.
‘Zij was getrouwd toen ze hem leerde kennen, of niet?’
‘Ja,’ zegt hij, en hij staat op om aan de schoten te trekken. Ik doe mijn hoofd omlaag om ruimte te maken. ‘Ze wilden die avond wegzeilen, de avond dat…’
‘De avond van haar verdwijning?’
‘Ja,’ zegt hij, en hij kijkt verlangend naar het meer alsof hij hoopt met de boot door de sluizen te varen en het open water op te zeilen. ‘Maar Penny ging die avond niet met hem mee.’
‘Wat deed hij toen, Collin?’
‘Hij bleef heel lang weg,’ zegt hij. ‘Het duurde jaren voordat ik hem weer in Boat Street zag, en toen was hij nog maar een schaduw van zijn vroegere zelf. Ik herkende hem amper. Ingevallen wangen. Fletse ogen. Hij vertelde niet wat hij had meegemaakt, maar ik wist direct dat het schokkend moest zijn geweest. Hij legde de Catalina aan de ligplaats aan het eind van de steiger en kwam op zijn knieën naast me zitten. “Mag ik je een gunst vragen, jongen?” Ik wilde hem dolgraag helpen, natuurlijk. Ik had gezien hoe Collin de zeilboot had gebouwd, soms wel uren achter elkaar. Soms mocht ik de planken schuren voordat hij ze bevestigde en dan mocht ik ze met een doek inwrijven met teakolie. “Ik wil dat je een tijdje voor me op de Catalina past,” zei hij. Ik straalde. Dat was de grootste verantwoordelijkheid die iemand me ooit had gegeven, ik wist niet wat me overkwam. Mijn ouders wilden me nog geen hamster geven, maar Collin vertrouwde me een schip toe. “Kom je haar nog halen?” vroeg ik. Hij keek geschrokken, alsof mijn vraag diep vanbinnen een heleboel losmaakte. Kom je háár nog halen. Ik wist dat hij op dat moment aan Penny dacht, net als ik. Ze was jaren daarvoor verdwenen. Die avond van toen was een waas voor mij, dat is hij nog steeds. Maar allebei keken we naar het meer zoals altijd… in de hoop dat ze met sprankelende ogen op een boot met gebolde zeilen aan zou komen varen en zich zou verontschuldigen voor het feit dat ze zo lang was weggebleven. “Nee,” zei Collin somber. Er lag een onontkoombaarheid in zijn stem die onaangenaam aanvoelde. Hij zou toch zeker wel terugkomen voor de Catalina, zijn grote trots? Ik begreep het niet. Collin was een man met zeebenen. Hij was het meest geschikt voor het water. Ik had zelfs mijn moeder terloops horen zeggen dat hij aan de wal zwak leek en aan boord wel een zeegod. Het feit dat hij de Catalina opgaf was voor hem zoiets als het opgeven van zijn rechterarm of een van zijn zintuigen. Zonder zijn boot, zonder zijn leven op zee was hij verlamd. Maar toen ik in zijn gezicht keek, wist ik dat er niet met hem te praten viel. Hij had al besloten. Hij liet de Catalina bij mij en zou Boat Street verlaten, misschien wel voorgoed. “Maar beloof me één ding, Jimmy,” zei hij. Het verdriet en de spijt in zijn blik waren niet te missen. “Ga overal met haar naartoe. Zeil de wereld rond als je dat wilt, maar breng haar alsjeblieft altijd weer terug naar Boat Street. Hier hoort ze thuis.” Ik knikte en hij keek nog een laatste keer naar de boot en toen naar het oude huis van Penny en Dexter. Daarna gaf hij me een klopje op mijn schouder en draaide zich om naar de steiger. Ik keek hoe hij naar boven naar de straat liep, en toen was hij weg. Dat is de laatste keer dat ik Collin heb gezien.’
‘Jeetje,’ zeg ik. ‘En je hebt de Catalina altijd hier gehouden?’
Jim knikt. ‘Ja. Ik ben met haar naar Mexico gezeild en ik ben veel in het gebied rond de San Juan Eilanden geweest, maar zoals Collin had gevraagd, bracht ik haar altijd weer thuis.’
‘Waarom was het zo belangrijk voor hem dat je haar terugbracht naar Boat Street, denk je?’
Jim pakt een lijn die aan de mast vastzit en trekt hem strakker. ‘Voor Penny, denk ik. Ik denk dat hij ergens toch nog de hoop had dat ze terugkwam.’
Ik leg mijn hand op mijn hart uit medeleven voor Collin. ‘Wat romantisch. Hij moet ontzettend veel van haar hebben gehouden.’
‘Ja,’ zegt Jim. ‘We hielden allemaal van haar.’
‘Je zei dat je nooit meer iets van hem hebt gehoord,’ ga ik verder. ‘Maar ben je er ooit achter gekomen wat hij met de rest van zijn leven heeft gedaan? Ik neem aan dat hij…’
Jim schudt zijn hoofd. ‘Nooit geweten. En misschien wil ik het ook niet weten. Ik heb hem die dag weg zien lopen. Het ging niet goed met hem. In de tijd dat hij niet in Boat Street was, was hij erg oud geworden. Ik vraag me af of hij de kracht had om daarna nog verder te gaan. Ik hoop het wel.’ Hij laat zijn hand over een rand van het roomkleurige zeil van de Catalina glijden, en ik stel me voor hoe Collin op dezelfde plek heeft gestaan om de jonge Jim, Jimmy, het zeilen te leren zoals een vader het zijn zoon leert. Ik denk aan Gene en zijn dementie en ik vraag me af of zij zo’n soort relatie hadden.
Ik bedenk dat ik meer informatie over Collin wil opzoeken. Ik moet weten wat er met hem is gebeurd en of hij nog leeft. Dan gaan mijn gedachten weer naar Penny. De bewoners van Boat Street weten misschien wat er met Penny is gebeurd op de avond dat ze is verdwenen, maar ik ben niet veel opgeschoten met ze. Zal Jim, nu hij een beetje loskomt, meer willen loslaten over die noodlottige avond? ‘Wat is er volgens jou met Penny gebeurd, Jim?’
‘Moet je horen,’ zegt hij snel. ‘Ik was nog maar een jongetje.’
Ik knik. ‘Natuurlijk. Sorry, ik wilde alleen…’
‘Wát er ook met haar is gebeurd, Collin had er niets mee te maken.’
Ik denk aan Collins liefde voor Penny, aan de manier waarop Jim Collins verdriet beschreef. Ze deelden een liefde voor de zee en misschien wel meer. Maar Penny was getrouwd met iemand anders. Was Collin misschien doorgedraaid? Zou hij haar hebben kunnen vermoorden in een vlaag van intense jaloezie? ‘Weet je het zeker?’
Even kijkt hij dodelijk vermoeid, alsof hij en alle andere bewoners van weleer van de steiger deze last veel te lang hebben moeten dragen. Hij slaakt een zucht. ‘Collins wereld draaide om Penny. Hij was bereid alles voor haar op het spel te zetten. Dat doe je alleen als je van iemand houdt.’
Zijn woorden steken in mijn hart, want ik weet waar hij het over heeft.
Negen jaar eerder
James legt zijn oor tegen mijn blote buik alsof hij Ella kan horen praten. Ik ben nog maar eenentwintig weken zwanger, maar toen we bij de laatste echo ons meisje op het scherm hadden gezien, besloten we haar een naam te geven.
Ik lig in een ziekenhuisbed in de onderzoekskamer van de radioloog. Er ligt een dikke laag echogel op mijn buik en elke keer als ik me beweeg, kraakt het papier onder me. De echoscopist is net klaar met het onderzoek, maar ze heeft gevraagd of we nog even willen wachten. Haar ogen schieten zenuwachtig van links naar rechts. Ze wil dat de radioloog nog even naar iets komt kijken, zegt ze. Wat dat ‘iets’ is, weten we niet, maar James lijkt zich geen zorgen te maken, dus dan doe ik dat ook maar niet. ‘Waarschijnlijk zijn ze ondersteboven van de grootte van haar hersenen,’ zegt hij. ‘Ze lijkt op haar vader, dat is wel duidelijk.’
Ik geef hem goedmoedig een duwtje op het moment dat de deur opengaat en een man van middelbare leeftijd de kamer binnenkomt. ‘Dag meneer en mevrouw Santorini,’ zegt hij. ‘Ik ben dokter Hensley. Ik wil graag nog even meekijken als u het niet erg vindt.’ De echoscopist kijkt over zijn schouder mee. Haar gezicht is gespannen, bezorgd. Ze slaat haar handen achter haar rug ineen. Mijn hart begint sneller te slaan. Ik kijk James aan en hij geeft me een kneepje in mijn hand.
De dokter spuit nog een klodder gel op mijn buik en drukt het echoapparaat vervolgens stevig op mijn huid. Seconden later zie ik Ella weer. Ze trappelt met haar beentjes. ‘Dat is ons meisje,’ zegt James trots. ‘Net zo’n pittig ding als haar moeder.’
De arts lijkt hem niet te horen of deelt onze mening niet. Hij kijkt naar het scherm en wrijft het apparaat tegen mijn buik heen en weer in een poging om iets beter op het scherm te kunnen zien.
‘Wat is er?’ vraag ik na een tijdje. Ik weet dat er iets niet goed is.
Hij vergroot het beeld op het scherm en zet het dan stil. Ik staar naar de massa waar hij naar wijst. Ik wil dat hij verdergaat. Ik wil Ella’s lieve beentjes weer zien trappelen. Ik wil terug naar het moment waarop alles nog goed was.
‘Wat is er?’ vraag ik opnieuw. ‘Is alles goed met mijn baby?’
Hij legt het apparaat weg en trekt zijn handschoenen uit. ‘Mevrouw Santorini,’ zegt hij uiteindelijk, ‘met de baby is alles in orde.’
Ik slaak een diepe zucht.
‘U bent degene om wie ik me zorgen maak.’
‘Wat? Waarom?’
‘Er zit een grote tumor op uw linkereierstok.’
‘Een tumor?’ zegt James, en hij schudt zijn hoofd.
De arts zet zijn bril af, wrijft over zijn wenkbrauw en zet hem dan weer op. ‘Ik wil zo duidelijk mogelijk tegen u zijn. Dit ziet eruit als kanker.’
Ik schiet overeind en hap naar adem. ‘Ik begrijp het niet. Hoe kan ik nou kanker hebben. Ik voel me prima. Ik… ik…’
‘Wanneer eierstokkanker tijdens de zwangerschap wordt ontdekt, is het zaak om snel te handelen,’ gaat de arts verder. ‘Door de zwangerschapshormonen kan de tumor sneller groeien en zich sneller uitzaaien dan anders.’ Hij kijkt naar James en dan naar mij. ‘We moeten een biopt afnemen, meer onderzoek doen.’ Hij schraapt zijn keel. ‘We zullen uiteraard tijd nemen om dit met de oncoloog te bespreken, maar ik wil eerlijk tegen u zijn. Het is nog niet te laat om de zwangerschap te onderbreken.’
‘Te onderbreken? U bedoelt…’ Ik heb opeens geen woorden meer. Het ene moment kijk ik op het scherm hoe mijn dochter met haar beentjes trappelt en het volgende moment praten we over het beëindigen van de zwangerschap. Het beëindigen van haar leven.
‘Nee,’ zeg ik, voordat iemand anders iets kan zeggen. ‘Nee, dat doe ik niet.’ Ik pak een paar tissues, veeg de kleverige smurrie van mijn buik en trek mijn trui omlaag.
‘Ada,’ zegt James. Hij steekt zijn arm uit, maar ik duw hem weg.
‘Mevrouw Santorini,’ gaat de arts verder, ‘u zet uw leven op het spel als u niet op zijn minst een beëindiging overweegt in het geval…’
‘Ik weiger om hierover te praten,’ zeg ik, en ik kom overeind. ‘James, we gaan.’
‘Gaat het?’ vraagt Jim.
Ik schud de herinnering weg en draai me naar hem toe. ‘Nee,’ zeg ik. ‘Maar ik doe mijn best.’
Hij stelt verder geen vragen, trekt aan de schoten terwijl de zeilboot door het water glijdt en knikt. ‘Ik ook,’ zegt hij.