17
PENNY
‘Voorzichtig,’ zegt Collin, als we de steiger op stappen. Hij wil mijn hand vastpakken, en ik laat hem.
Ik heb een beetje hoofdpijn, maar verder voel ik me goed. ‘Dex is nu vast wel thuis,’ zeg ik.
Collin loopt naast me over de steiger en ik ben blij dat Naomi en Gene niet thuis zijn en opgelucht dat Jimmy niet rondhangt. Ik wil niet dat hij zich zorgen maakt en ik heb ook geen zin om mezelf te moeten verantwoorden tegenover zijn moeder.
Nog voordat we bij de voordeur zijn, weet ik al dat Dex niet thuis is. Hij laat zijn schoenen altijd buiten op de mat staan, naast de verschrompelde geranium in de bloempot. Maar zijn schoenen staan er niet. Ik ben opgelucht, maar ook een beetje verdrietig.
‘Ik weet niet waar hij is,’ zeg ik met tranen in mijn ogen. Ik had niet verwacht dat mijn stem zo zou trillen.
‘Kom, kom,’ zegt hij, en hij geeft me een klopje op mijn arm. ‘Laten we eerst maar eens naar binnen gaan.’
Hij brengt me naar de bank waar ik achteroverleun in de kussens en mijn benen over de leuning leg waar het hoofd van Dex zo vaak op lome zaterdagochtenden heeft gelegen.
Collin brengt me een glas water en een pil, en ik dut in.
Het licht is fel als ik mijn ogen opendoe. Mijn hoofd bonkt. Ik ga gedesoriënteerd rechtop zitten. ‘Dex!’ roep ik.
In plaats daarvan verschijnt Collin. Hij komt uit de keuken met een bord kaas en stukjes fruit. ‘Goeiemorgen,’ zegt hij opgewekt. ‘Hoe heb je geslapen?’
‘Hoe laat is het?’
‘Acht uur,’ zegt hij met een glimlach. ‘Je hebt de hele avond en de hele nacht geslapen. Wat moet jij moe zijn geweest.’
Ik wrijf in mijn ogen en knik. ‘Lief van je,’ zeg ik, ‘dat je bent gebleven.’
Hij geeft me het bord met kaas en fruit en grijnst. ‘Je praat in je slaap.’
Ik neem een hap van het partje appel. ‘O jee, wat heb ik gezegd?’
‘Iets over een boot,’ zegt hij, ‘wat natuurlijk niet zo verbazingwekkend is, en een heleboel wartaal. Maar je noemde ook mijn naam.’
‘O, ja?’
‘Ja,’ zegt hij trots. ‘Ik moet toegeven dat ik je heb afgeluisterd, maar dat heeft verder niet veel opgeleverd.’ Hij loopt weer naar de keuken en komt terug met twee bekers. ‘Koffie?’
‘Lekker, dank je,’ zeg ik, en ik ga nog wat rechterop zitten.
Ik neem een grote slok voordat ik weer iets zeg. ‘Ik denk maar steeds, stel dat ik op het meer was overleden. Dan zou ik nu al twee dagen dood zijn. Dex zou het niet eens weten. Als hij dan thuis zou komen, als hij zich zou kunnen losmaken van zijn geliefde kunst, zou ik er niet zijn.’
Collin kijkt naar zijn voeten alsof alleen de gedachte aan Dex hem al onrustig maakt, maar hij zegt niet wat hij denkt. ‘Nou ja, je leeft nog en dat is het enige wat telt,’ zegt hij uiteindelijk. ‘Nu je wakker bent, ga ik naar huis en ga ik douchen. Ik kom vanmiddag nog wel even bij je langs om te kijken hoe het gaat.’
Dat is eigenlijk helemaal niet meer nodig. Ik heb mijn hoofd gestoten, ik word wel beter. Maar ik leg mijn hand even tegen het verband op mijn voorhoofd en knik. Ik vind het fijn dat hij bij me wil kijken. Ik vind het fijn dat íémand bij me wil kijken. ‘Dank je wel,’ zeg ik zacht. Hij kijkt me stralend aan.
Drie dagen gaan voorbij, dan vier. Dex blijft onbereikbaar. Als hij in zijn studio zit, neemt hij de telefoon niet op, want als ik bel, gaat de telefoon eindeloos over. Mijn conclusie is dat hij misschien op reis is. Wie weet is hij eindelijk naar die galerie in Parijs gegaan waar ze zijn werk wilden exposeren. Maar zou hij echt zonder mij naar Parijs gaan? Zonder het me zelfs maar te zeggen?
Tegen de tijd dat het zaterdag is, ben ik compleet ontmoedigd. Vanavond is het concert van Frank Sinatra. Ik bel zijn studio vier keer. Ik weet niet waarom ik het blijf proberen, hij neemt toch niet op. Maar deze keer neemt er wel iemand op.
‘Hallo?’ Het is een vrouw. Ze klinkt jong, misschien wel jonger dan ik.
‘O,’ zeg ik snel. ‘Ik heb zeker het verkeerde nummer gedraaid. Ik probeer Dexter Wentworth te bereiken.’
‘Een ogenblikje,’ zegt ze, en ze legt de hoorn neer.
Misschien is ze model, houd ik mezelf voor. Dex huurt zo nu en dan modellen in als hij schildert. Ik stel me voor dat ze lang, zwart, golvend haar heeft dat over haar blote borsten valt. Haar heupen zijn rond en haar huid is als porselein. Dex heeft haar op de bank gelegd zoals ik vroeger voor hem poseerde. Ik doe mijn ogen dicht en leg de hoorn op de haak.
Het is half vijf en ik heb me nog niet verkleed. Ik zou mijn rode jurk moeten strijken, die met de diepe V-hals en de siersteken rond de taille. Hij accentueert al mijn goede kwaliteiten en ik had me voorgenomen om hem te dragen naar Frank Sinatra. Ik ben er dagen mee bezig geweest. Dex komt dan thuis, ziet me in die jurk en slaat zijn armen om me heen, net als anders. Dan fluistert hij in mijn oor: je ziet er waanzinnig uit.
Ik vraag me af of ik hallucineer als Dex een uur later binnenkomt en zijn hoed op het aanrecht legt. Hij ziet er beroerd uit. Hij heeft zich dagen niet geschoren, zijn wangen zijn ingevallen. Hij heeft donkere wallen onder zijn ogen.
‘Dag,’ zegt hij, en hij gaat op de stoel bij het raam zitten. Hij kijkt me niet aan. Hij vraagt me niet waarom ik op de bank in de kussens lig. Hij staart alleen naar het meer.
‘Ik heb de studio vandaag gebeld,’ zeg ik. Mijn woorden zijn gespannen, vermengd met verdriet. Mijn stem echoot door de lucht, maar Dex lijkt het niet te merken of te interesseren.
Hij schudt zijn hoofd. Ik ruik de ranzige, zoete lucht van alcohol op zijn adem, zelfs vanaf de andere kant van de kamer. ‘Ik begrijp het niet,’ zegt hij.
‘Wat?’ vraag ik, en ik ga rechtop zitten.
Hij kijkt me nog steeds niet aan. ‘Het was perfect,’ zegt hij. ‘Het was mijn meesterwerk, en ze…’ Hij laat zijn hoofd in zijn handen zakken.
‘O, Dex,’ zeg ik troostend, en ik ga snel naar hem toe. Ik vraag me af waarom hij deze rol zo gemakkelijk kan aannemen, waarom het zo gemakkelijk is voor hem om te nemen en voor mij om te geven. ‘Vertel, wat is er gebeurd?’ Ik denk aan de serie schilderijen waar hij al maanden mee bezig is. ‘Was de installatie vandaag?’
‘De samensteller van de tentoonstelling vond ze vreselijk,’ zegt hij, en hij staart voor zich uit.
Ik ga op de armleuning zitten en wrijf met mijn hand over zijn ruwe kin, geef hem een zoen op zijn hoofd. Zijn haar is ongewassen en ik adem de geur van zijn schedel in. Ik vraag hem niet naar de vrouw aan de telefoon in de studio. Dat doet er niet meer toe. Dex is hier. Hij is thuisgekomen, bij míj. ‘Vanavond is het concert,’ zeg ik opgewekt. ‘We gaan lekker uit om onze zinnen eens te verzetten.’
Snel schudt hij zijn hoofd. ‘Dat gaat niet. Ik moet terug naar de studio. Ik moet een vervangstuk maken. Ik ben alleen thuisgekomen om wat schone overhemden te halen.’
‘O,’ zeg ik, en ik verstijf.
Hij loopt naar de gang en pakt vier of vijf overhemden die ik vorige week allemaal heb gestreken. Hij maakt er een prop van en duwt ze onder zijn arm.
‘Penn, het spijt me,’ zegt hij. ‘Ik weet hoe graag je naar dat concert wilde.’ Hij loopt naar me toe alsof hij me voor het eerst ziet, alsof hij net heeft beseft dat ik ook gevoelens heb.
Hij legt zijn hand om mijn middel, maar ik duw hem weg.
‘Jij kunt wel gaan,’ zegt hij.
‘In mijn eentje?’
‘Waarom vraag je je moeder niet?’
Ik schud mijn hoofd. ‘Die heeft een hekel aan Frank Sinatra.’
Hij krabt over zijn hoofd. ‘En die scheepsbouwer, hoe heet hij ook alweer…’
‘Collin,’ zeg ik. ‘Hij heet Collin.’ Ik zeg hem niet dat hij mijn leven heeft gered. Dat hij aardig en attent is en zo veel meer dan een scheepsbouwer.
‘Ja,’ zegt hij. ‘Waarom vraag je niet of hij mee wil?’ Hij haalt zijn schouders op. ‘Ik heb een fortuin voor die kaartjes betaald. Je moet ze gebruiken.’
‘Goed,’ zeg ik. ‘Jij moet gaan.’ Mijn stem is monotoon en werktuiglijk.
‘Penn,’ zegt hij, en hij trekt me naar zich toe. ‘Je bent toch niet boos op me, hè? Want dat zou ik niet aankunnen. Niet na de dag die ik heb gehad.’
Ik glimlach geforceerd. Ik weet dat ik sterk moet zijn voor hem.
‘Dat is mijn meisje,’ zegt hij, en hij geeft me een zoen op mijn voorhoofd. ‘Ik bel je binnenkort.’
Ik knik terwijl de deur in het slot valt. Daarna loop ik naar de stoel waar Dex heeft gezeten. De lucht ruikt nog naar hem, zoet en muskusachtig. Ik ga zitten tot de geur wegtrekt en verdwenen is. Een tijdje later hoor ik iemand op de deur kloppen. ‘Kom binnen,’ zeg ik. Ik heb de energie niet om op te staan.
Het is Collin. ‘Hoi,’ zegt hij, en hij kijkt op zijn horloge. ‘Moet jij je niet omkleden? Vanavond is toch het concert van Frank Sinatra?’
Ik schud mijn hoofd. ‘Ik ga niet.’
‘Niet? Waarom niet?’
Ik kijk hem aan en dan komen eindelijk de tranen. Ze druppelen onder mijn oogleden vandaan en stromen over mijn wangen. Ik probeer niet eens meer om ze tegen te houden. Collin loopt snel naar me toe en gaat op zijn knieën voor me zitten. Hij neemt mijn handen in de zijne. Die van hem zijn groot en warm en omvatten mijn kleine vingers. ‘Wat kan ik voor je doen?’ vraagt hij, terwijl hij een zakdoek voor me uit zijn borstzakje haalt.
Ik schud mijn hoofd. ‘Niets.’
‘Wat is er gebeurd?’
Ik kijk de andere kant op, kijk hem daarna aan. ‘Dex gaat niet met me mee naar het concert.’
‘Waarom niet?’
‘Hij moet werken.’
Collin knikt bij zichzelf. ‘Dan ga ik met je mee.’
Ondanks Dex’ terloopse suggestie zou ik Collin nooit vragen. Dat lijkt op de een of andere manier vrijpostig. Maar nu hij er zelf over begint, nu hij op zijn knieën voor me zit en mijn handen vasthoudt, wil ik niets liever. ‘Zou je dat willen?’
Hij knikt en staat op. ‘Zo, dan ga jij je nu verkleden.’ Hij loopt naar de kast in de gang en ziet de rode jurk die er nog hangt. ‘Deze?’
Ik knik.
‘Perfect,’ zegt hij. Hij trekt de strijkplank uit en stopt de stekker in het stopcontact.
Ik wist niet dat mannen konden strijken. Dex doet altijd alsof hij allergisch is voor huishoudelijk werk. Gefascineerd kijk ik toe hoe Collin de rode stof over de strijkplank legt en de plooien onder zijn vingers gladstrijkt. Zijn bewegingen zijn voorzichtig maar vastberaden, zoals hij ook de planken van de zeilboot schuurt. Ik denk aan zijn handen op mijn jurk en begin te blozen.
‘Zo,’ zegt hij even later, en hij houdt de jurk op het hangertje omhoog.
‘Hoe heb jij leren strijken?’ vraag ik.
Hij grijnst alsof ik hem net heb gevraagd hoe hij heeft leren lezen. ‘Mijn moeder heeft me zo opgevoed.’ Ik neem me plechtig voor dat ik, als ik ooit een zoon heb, hem zal leren om net zo attent te zijn als Collin. Ik zal hem leren om een jurk te strijken, glazuur voor koekjes te maken en een gat in een broek te repareren. ‘Nou,’ zeg ik, ‘dat heeft je moeder goed gedaan.’ Ik neem de jurk van Collin aan en kijk ernaar. Op de een of andere manier ziet hij er nu nog uitdagender uit. Ik vraag me af of ik niet iets conservatievers had moeten kiezen. ‘Dan ga ik me even verkleden.’
‘Wil je dat ik straks terugkom?’ vraagt Collin, en hij wrijft zenuwachtig over zijn hoofd.
‘Blijf maar hier,’ zeg ik met een glimlach. ‘Geen probleem. Ik ga snel even naar boven.’
Ik klim de ladder naar de slaapkamer op, trek mijn jurk uit en ga in mijn onderjurk op bed zitten. De avondlucht voelt warm en zwoel aan op mijn huid. Beneden, een paar meter hiervandaan, staat Collin te prutsen met de platenspeler.
‘Ik zag een plaat van Sinatra op tafel liggen,’ zegt hij. ‘Ik hoop dat je het niet erg vindt. Dan komen we vast in de stemming voor het concert.’
‘Ik kan wel een opkikkertje gebruiken,’ zeg ik, en ik trek mijn onderjurk uit. Hij glijdt moeiteloos langs mijn lichaam omlaag. Ik hoor de platenspeler kraken, gevolgd door het diepe, vloeiende geluid van Sinatra’s stem. Ik wieg op de melodie terwijl ik mijn beha losmaak. Ik pak een andere uit de la, van wit kant, en doe hem aan, waarna ik een paar nieuwe, dunne kousen pak. De muziek is zoet en verlokkend. Ik zou zo zijn naam kunnen zeggen. Collin. Zou je even kunnen komen, alsjeblieft? Zou je me willen helpen met het raam? Het scharnier zit klem. Mijn hart slaat wat sneller als ik me voorstel wat er dan zou gebeuren, als ik me voorstel hoe zijn sterke handen mij zouden vasthouden. Ik hoor zijn voetstappen beneden. Ik doe mijn mond open om zijn naam te zeggen, maar klap hem snel weer dicht. Ik denk aan Dex. Ik kan het niet.
Ik trek mijn kousen aan, laat de jurk over mijn hoofd glijden en doe een paar schoenen met hoge hakken aan mijn voeten. Mijn haar zet ik achter vast met een speld en ik breng wat rode lippenstift op mijn lippen aan. Ik frunnik met de rits, krijg hem tot halverwege dicht, maar dan blijft hij steken. Ik probeer het nog een keer, maar ik ben bang dat ik de jurk kapot trek. Verlegen loop ik naar beneden waar Collin op me wacht. Hij kijkt me stralend aan alsof hij me voor het eerst ziet. ‘Tjonge,’ zegt hij. ‘Je ziet er fantastisch uit.’
‘Dank je wel,’ zeg ik. ‘Het spijt me, maar zou ik jou zover kunnen krijgen dat je mijn jurk voor me dichtritst?’ Ik draai me om, en zonder iets te zeggen, loopt hij naar me toe. Ik voel zijn warme handen op mijn rug terwijl hij de loop van de rits rechttrekt. De rits geeft direct mee en een tintelend gevoel explodeert op mijn huid als Collin hem tot achter in mijn nek dichttrekt.
‘Zo,’ zegt hij. Hij legt zijn handen op mijn schouders en draait me om. ‘Perfect.’
We komen bij het theater aan en gaan vlak bij het podium zitten. Een serveerster neemt onze bestelling op en komt even later terug met twee martini’s. Ik neem een slokje en eet dan de olijfjes van het prikkertje in mijn glas.
‘Alsjeblieft,’ zegt Collin, en hij geeft me een olijf uit zijn glas.
‘Dank je,’ zeg ik, en ik stop hem in mijn mond. Dex geeft me nooit zijn olijven.
De serveerster brengt ons nog een rondje martini’s en tegen de tijd dat de lichten dimmen en het publiek applaudisseert, voel ik me licht en gelukkig, alsof ik zou kunnen wegzweven. Frank Sinatra komt het podium op en iedereen schiet overeind en juicht. Hij is knap met volwassen, scherp getekende gelaatstrekken zoals die van Dex. De band begint te spelen, ik hoor de openingsmelodie van ‘How Deep Is the Ocean’ en ik wieg naast Collin op de muziek heen en weer totdat de band overgaat op een zoete ballade. Een stelletje voor ons begint te dansen en daarna nog een paar. Collin kijkt me aan en ik twijfel geen moment. Ik vlij me in zijn armen en duw mijn wang tegen de revers van zijn jasje.
De taxi zet ons af aan Fairview Avenue. Ik weet dat ik te veel heb gedronken want mijn benen doen het niet goed en mijn gezicht lijkt wel gevoelloos. ‘Geef mij maar een hand,’ zegt Collin zachtjes, als hij me uit de taxi helpt. Ik struikel, maar hij houdt me overeind. ‘Ik draag je wel.’
Hij wacht niet op een reactie, maar neemt me moeiteloos in zijn armen. Ik voel me licht als een veertje. Hij stapt de steiger op en loopt langs de boten van onze buren. De oude dame bij de trap slaapt zeker al, want haar huis is donker. Ik bedenk dat ik geen idee heb hoe laat het is. Of wat voor dag het is. We naderen de plantenbakken bij Naomi en Genes huis en ik zie dat het gordijn iets beweegt, maar het kan me niets schelen. Laat ze me allemaal maar zien. Laat ze allemaal maar denken wat ze willen.
Opeens blijft Collin staan en ik kijk op. Ik herken de voordeur van mijn woonboot. Hij zet me neer en ik leun achterover tegen de deur. Zijn blik glinstert in het licht van het huis en het duizelt me als ik in zijn ogen kijk. Ik stel me voor dat ik naar binnen moet, in mijn eentje. ‘Ik wil niet dat er een einde komt aan deze avond,’ fluister ik.
‘Ik ook niet,’ zegt hij. Hij laat zijn armen langszij hangen, maar ik zou willen dat hij ze om me heen slaat, me tegen de deur aan duwt en me kust. Ik zou willen dat hij me over de drempel draagt zoals Dex deed op onze huwelijksdag.
Zonder nadenken leun ik naar voren zodat mijn lippen dicht bij de zijne zijn. Ik voel de warmte van zijn huid terwijl ik mijn ogen dichtdoe. Ik hoor muziek, het geluid van golven die tegen de woonboot klotsen. Ik hoor mijn toekomst. Gelach. Kinderstemmen. Muziek. Geluk. Maar Collin trekt zich opeens terug en laat mijn handen los.
Ik kijk omlaag. ‘O,’ zeg ik. ‘Het spijt me. Ik…’ Ik kijk hem onderzoekend aan. ‘Waarom kus je me niet? Wil je dat niet?’
‘Jawel,’ zegt hij, en hij wrijft over zijn voorhoofd. ‘Meer dan je ooit zou kunnen weten.’ Hij schudt zijn hoofd. ‘Moet je horen, het is al laat. Ik moet maar eens gaan.’
Hij draait zich om en even later is hij weg.
Binnen laat ik me op de bank zakken. Mijn jurk valt als een hoop roodfluwelen glazuur om me heen en ik leun achterover in de kussens. Mijn hart gaat tekeer. Er staat een halve fles wijn op het aanrecht. Ik maak hem open en schenk wat in. Ik staar naar de telefoon en denk aan Dex. Ik draai het nummer van zijn studio en neem nog een slokje wijn terwijl de telefoon overgaat.
‘Hallo?’ Het is diezelfde stem. Dezelfde jonge vrouw. Ik kijk op de klok, het is na middernacht, en smijt dan de hoorn op de haak.
Ik trek mijn schoenen uit en ren naar het dek, stap in de kano, vergeet mijn reddingsvest. Het doet er niet meer toe. Niets doet ertoe. Ik peddel het smalle watertje over en leg haastig de kano aan de kikker vast. Het interesseert me niet als hij wegdrijft. Niets interesseert me nog, ik wil alleen in Collins armen liggen.
Binnen brandt licht en ik ren naar zijn achterdeur en klop zachtjes maar dringend aan. Er staan tranen in mijn ogen en mijn hart klopt vol verwachting. Even later doet Collin open. Hij heeft zich verkleed en draagt een spijkerbroek met een shirt dat niet dichtzit. Ik zeg niets; hij ook niet. We communiceren op een heel eigen manier. Hij tilt me op en ik sla mijn armen en benen om zijn lichaam. Ik kijk in zijn ogen en voel zijn adem op mijn huid. Onze lippen zijn nu heel dicht bij elkaar en deze keer kust hij me.