24
ADA
Ik kijk naar Alex naast me aan het tafeltje in het restaurant. De Space Needle is volledig rondgedraaid en draait nu in de richting van Elliott Bay waar een veerboot de haven uit vaart, misschien wel naar Bainbridge Island in het westen. Alex kijkt me met grote, aandachtige ogen aan en wacht tot ik wat zeg. Ik weet niet of ik me dapper genoeg voel om het hem te vertellen, maar op de een of andere manier weet ik dat het moet. Ik hoor de stemmen van Joanie en dokter Evinson. Ik hoor ook de stemmen van James en Ella. Ik heb het gevoel dat ze heel dicht bij me zijn. Alex wacht geduldig.
Twee jaar eerder
Ik zit op het bed van onze kamer in de Waterbrook Inn op mijn laptop te typen. Ik moet nog tweehonderd woorden en dan heb ik de eerste versie af en kan ik eindelijk een beetje genieten van deze werkvakantie. James en Ella hebben engelengeduld gehad, ze hebben wandelingen gemaakt en andere dingen gedaan terwijl ik aan het werk was. Sunrise heeft ons hiernaartoe gestuurd om de mogelijkheden te bekijken van wat razendsnel de hipste vakantiebestemming voor het hele gezin aan het worden is. Het terrein is enorm, je kunt er naar de waterval en het voldoet naar mijn mening beslist aan zijn reputatie, dus het wordt een positief artikel.
Ella rent de slaapkamer binnen en springt op bed. Haar staartjes zitten scheef, en automatisch trek ik ze recht. Dat donkere, zijdezachte haar. Ze is een Italiaanse schoonheid, net als haar nonna. ‘Mama,’ zegt ze, en haar glimlach toont haar ontbrekende tand. ‘Papa zegt dat we ijs gaan eten.’
‘O, zegt hij dat?’ We hebben net een uur geleden ontbeten, en ik ben een beetje boos op James. Hij verwent haar en is niet van plan om daar iets aan te veranderen. Dat vind ik geweldig aan hem, maar tegelijkertijd heb ik soms het gevoel dat ik er niet bij hoor… dat ik altijd degene ben die nee zegt, die de lol bederft, die constant de pret ontloopt en zich op het praktische richt. Ik zucht. Wat maakt het nou uit dat hij vaker ja zegt tegen ijs dan ik? Uiteindelijk weet ik dat Ella het gelukkigste meisje ter wereld is omdat James het soort vader is dat ja zegt. En ik zou het niet anders willen.
Ella knikt en springt op en neer. Haar roze tutu fladdert met haar mee. ‘Ik wil chocolade-ijs,’ zegt ze. ‘Met spikkels.’
Ik sla de eerste versie voor zover die af is op en kijk haar dan aan. ‘Spikkels, zeg je?’
Ze trekt aan mijn arm. ‘Kom, mama. Kom nou.’
Ik schud mijn hoofd. ‘Dat gaat niet. Ik moet dit artikel afmaken.’
‘Mama,’ jammert ze. ‘Je moet altijd een artikel afmaken.’
Ze heeft gelijk. En ik krijg weer het vertrouwde schuldgevoel dat ik al heb sinds de dag dat ze werd geboren. Het gevoel dat me bekruipt als ik iets anders doe dan haar moeder zijn.
‘Twintig minuten,’ zeg ik. ‘Dan maak ik dit af en kunnen we met zijn allen gaan.’
James komt in de deuropening staan. Hij draagt een wit T-shirt met lange mouwen. Door een reisje naar Mexico, nog niet zo lang geleden, is hij nog bruiner geworden, net als tijdens onze huwelijksreis naar Italië. Hij grijnst naar me. ‘Ga je mee?’
‘Nog een kwartiertje?’
Ella rent naar James en hij vangt haar op in zijn armen. Ze is klein voor haar leeftijd, tenger van postuur, maar een en al pit. ‘Mama zegt dat ik spikkels mag,’ zegt ze.
Ik sla mijn armen over elkaar. ‘Zei ik dat?’
Ella glimlacht en James zet haar op de grond. ‘Wacht, ik moet Aggie even pakken.’
Toen Ella drie was en we in Monterey waren voor een persreis waarvoor ik was uitgenodigd, zag ze in een antiekwinkel een oud houtsnijwerk van een zeilbootje. De lak was versleten, maar de rode letters op de zijkant waren nog leesbaar: Agnes Anne, nu Aggie.
Ze wilde hem niet meer loslaten en dus kocht James hem voor haar. Die avond viel ze ermee in slaap en elke avond daarna ook. ‘Horen meisjes niet van poppen of teddyberen te houden?’ vroeg James. We moesten een lach onderdrukken toen we keken hoe ze de boot die eerste avond tegen zich aan klemde. ‘Het had erger gekund,’ zei James. ‘Ze had ook verliefd kunnen worden op jouw krultang.’
Ella is anders dan andere meisjes. Ze is onderzoekend en nieuwsgierig en kan de emoties van anderen vlijmscherp aanvoelen. Ze laat munten uit haar spaarvarkentje in de uitgestrekte handen van de daklozen op Times Square vallen, ze maakt zich zorgen om het lot van gewonde dieren langs de kant van de weg, en twee jaar geleden zamelde ze met Kerstmis jassen in nadat ze een jongetje op het schoolplein had zien rillen van de kou.
‘Wat moeten we in vredesnaam doen als we Aggie ooit kwijtraken?’ vraagt James.
Ik slaak een zucht. ‘Dan moeten we een andere zien te vinden.’
‘Er is geen andere Aggie,’ zegt hij. ‘Heb je gezien hoe ze is uitgesneden? Helemaal met de hand. Daar vind je echt geen tweede van.’
‘Tja,’ zeg ik met een glimlach, ‘dan moeten we haar dus echt niet kwijtraken.’
James knikt op het moment dat Ella terugkomt met het zeilbootje onder haar arm. ‘Klaar,’ zegt ze, en ze kijkt naar haar vader.
‘Als we mama nou nog een paar minuutjes de tijd geven,’ zegt hij, ‘dan gaan we daarna met zijn allen.’
Ik maak het artikel af zoals ik had gepland en dan gaat mijn mobiele telefoon die op het nachtkastje ligt. Ik kreun. Het is mijn redacteur. ‘Hoi, Suzanne,’ zeg ik, en ik gebaar dat James de deur even dicht moet doen.
‘O, gelukkig heb ik je te pakken,’ zegt ze. ‘De fotograaf die we hadden geboekt voor de fotosessie heeft afgezegd. Heb jij je camera bij je?’
Ik kijk naar James’ camera op het bureau aan de andere kant van de kamer. ‘Eh, ja, maar…’
‘Dan kun jij de foto’s voor het stuk maken,’ zegt ze. ‘We hebben gewoon wat spontane gezinsfoto’s nodig bij de waterval. Kinderen en ouders die samen aan het wandelen zijn in de natuur, je kent het wel.’
‘Suzanne, ik ben schrijver, geen fotograaf.’ Ik hoor de ergernis in mijn stem, maar ik verontschuldig me niet, probeer het ook niet te verbloemen. Suzanne heeft me deze opdracht op het laatste moment gegeven – in de week van Ella’s verjaardag, nota bene. Ik moest een partijtje bij Princess Beatrice’s Tearoom afzeggen. Dat leverde veel tranen op. Veel tranen. En nu wil Suzanne ook nog dat ik foto’s maak?
‘O, wees toch niet zo’n diva,’ zegt ze. ‘Ze hoeven niet perfect te zijn. Spontane kiekjes is prima. Vergeet niet dat Juan daarvan houdt. Van die plaatjes die mensen op MySpace zetten. Neem nou gewoon wat foto’s. Hij doet de rest wel.’
Ik slaak een zucht.
‘Zeg, ben jij daar niet met je man en dochter?’
‘Ja,’ zeg ik onwillig. Ik kan de radertjes in haar hoofd bijna horen draaien.
‘Dan kun je hen mooi fotograferen,’ zegt ze. ‘Bij de waterval.’
‘Ik zal zien wat ik kan doen.’
‘Mooi,’ zegt ze. ‘Ik weet dat je me niet zult teleurstellen.’
Ik hang op en trek een jas aan, stop James’ camera in mijn tas en loop naar de andere kamer, waar James en Ella een potje aan het pesten zijn.
‘Klaar?’ vraagt James als hij opkijkt.
‘Ja,’ zeg ik. ‘Maar we moeten een kleine omweg maken voordat we ijs gaan eten.’
Ella kreunt.
‘Suzanne heeft gevraagd of ik wat familiefoto’s wil maken bij de waterval.’
James glimlacht. ‘Prima. Dan kunnen we het pad nemen dat we gisteren hebben gevonden.’
Ella slaat haar armen over elkaar. ‘Moet dat, mama?’
‘Het spijt me, liefje,’ zeg ik. ‘Ik beloof je dat ik snel zal zijn. En jij en papa mogen mijn fotomodellen zijn.’
Ze grijnst en rent naar de deur.
De waterval is verder lopen dan we hadden gedacht. Tegen de tijd dat we bij de negende haarspeldbocht zijn, zijn James en ik buiten adem.
‘Kom nou!’ roept Ella voor ons. ‘Ik kan de waterval horen.’
We komen op adem en sjokken dan verder. ‘Het is hier prachtig,’ zegt James. Hij blijft staan en pakt mijn hand. ‘Weet je, zonder jou zouden we hier niet zijn.’ Hij geeft me een zoen op mijn hand. ‘En ik ben getrouwd met de meest geweldige vrouw die er bestaat.’
Ik glimlach. Hij heeft nooit over mijn carrière geklaagd en kiest ervoor om alles van de positieve kant te bekijken. Dat vind ik fantastisch aan hem.
‘Kijk!’ roept Ella in de volgende bocht. ‘Ik zie de waterval!’
‘Ella!’ roep ik. ‘Wees voorzichtig.’
James en ik beginnen te rennen en zien dat Ella akelig dicht tegen een bouwvallige reling staat die eruitziet alsof hij uit 1892 stamt. ‘Schat, kom daar nu direct vandaan.’
‘O, mama,’ zegt ze, op een toon die duidelijk maakt dat ze nog wel eens een aanstellerige puber kan worden. ‘Niets aan de hand.’
‘Het is mijn taak om me zorgen om je te maken,’ zeg ik, en ik sla mijn arm om haar schouder.
‘Gaan we nu ijs eten?’ vraagt ze.
‘Nog even,’ antwoord ik, en ik haal de camera uit mijn tas. ‘Oké, laten we eerst een paar foto’s maken.’ Ik wijs naar de reling met de waterval daar vlak achter. ‘James, houd haar goed vast,’ ga ik verder. ‘Ik vertrouw die reling niet.’
Hij grijnst, neemt Ella in zijn armen en houdt haar vervolgens op z’n kop. ‘Bedoel je dat ik haar niet over de reling mag laten bungelen?’ Ella giechelt en hij zet haar weer neer.
‘Goed, stelletje malloten,’ zeg ik, en ik kijk door de zoeker. ‘Ga even naast elkaar staan. En kijk blij, alsof het een fantastische vakantie is.’ James en Ella steken tegelijk hun tong uit.
Ik frons mijn wenkbrauwen en stel me voor wat de reactie van Suzanne zal zijn. ‘Alsjeblieft?’
Ze grijnzen en glimlachen fatsoenlijk op het moment dat de flits afgaat. ‘Perfect,’ zeg ik. ‘Nu nog een paar, voor het geval dat. James, kun jij misschien naar de waterval kijken en naar iets wijzen?’
James knikt en doet een stap naar de reling. De grond is niet helemaal gelijk en hij moet zijn evenwicht even hervinden. ‘Alles goed,’ zegt hij. Hij gaat op zijn knieën zitten en wijst naar de waterval.
Ik zie hem voor het eerst door de lens en hij is echt majestueus. Wat een kracht. Wat een geweld. Ik neem een foto, nog een en scrol dan door de beelden op de camera. ‘Ze zijn mooi geworden,’ zeg ik. Ik moet lachen om de manier waarop Ella naar James lacht op de laatste foto, maar ik verstijf als ik Ella hoor gillen. Het gebeurt als ik opkijk, het moment waarop de wereld van een mooie droom verandert in een gruwelijke nachtmerrie. De reling heeft het begeven en Ella valt naar achteren. James draait zich om, wil haar pakken en valt struikelend naar voren.
Ik ren naar de rand waar de twee dierbaarste mensen in mijn wereld zijn verdwenen. De stem die ik uit mijn longen pers is schril en hoog. ‘James! Ella!’ Ik krijg geen lucht. Ik kan alleen maar over de rand hangen. De afgrond werkt als een magneet op me. Ik wil niets liever dan naar ze toe, mezelf in de vochtige, mistige lucht werpen, voor altijd bij ze zijn. Ik doe mijn ogen dicht, klap dubbel van de pijn, ben in shock. Dan voel ik een stevige hand op mijn arm. ‘Mevrouw,’ zegt een man. Hij draagt het bruine uniform van een parkopzichter. ‘Ik heb gezien wat er is gebeurd. Ik vind het heel erg voor u. Ik breng u naar beneden en dan bellen we een ambulance.’
Onmiddellijk klaar ik op. ‘Ja,’ zeg ik. ‘James kan heel goed zwemmen en Ella heeft al sinds haar derde zwemles…’
‘Nee, mevrouw,’ zegt hij serieus. ‘Ik vind het heel erg, maar niemand zou een val als deze kunnen overleven. De ambulance is voor ú.’