4
ADA
Ik vis mijn mobieltje uit mijn tas, zie tot mijn opluchting dat ik bereik heb en bel Joanie.
Na de eerste rinkel neemt ze al op. ‘Ada?’
‘Ik zit hier in de woonboot,’ vertel ik haar, ‘en ik weet niet of ik het geweldig vind of dat ik het eerste het beste vliegtuig terug naar huis wil nemen.’
In de verte klinkt een hoorn.
‘Is dat een boot?’
‘Ja,’ zeg ik, en ik kijk uit over het meer. Het water glinstert alsof het bezaaid is met diamanten. ‘Een sleepboot. Geloof ik.’
‘Nou, dat is stukken beter dan het lawaai van al het verkeer hier,’ zegt Joanie.
Ik hoor auto’s razen en claxons toeteren op de straten van New York City. En voor het eerst besef ik dat ik geen getoeter meer heb gehoord sinds ik hier ben. Heel plezierig. ‘Ja,’ antwoord ik, terwijl ik naar het dek loop en me in de Adirondack laat zakken. ‘Ik heb vanmorgen zelfs uitgeslapen. Dat heb ik niet meer gedaan sinds…’
‘Goed zo,’ zegt ze. ‘Misschien kun je die afschuwelijke slaappillen dan eens wegdoen. Ik heb vorige week in The New York Times gelezen dat die een verhoogde kans geven op vroegtijdig overlijden.’
‘Geweldig,’ zeg ik. ‘Dus als ik niet doodga door slaapgebrek dan ga ik wel dood aan de slaappillen.’
‘Wie weet is Seattle het juiste geneesmiddel,’ zegt Joanie. ‘Misschien heeft wonen op een boot wel een medicinale werking. Ik stel me zo voor dat hij je in slaap kan wiegen. Dat klinkt heel ontspannen.’
Ik knik bij mezelf. ‘Een drijvend huis,’ corrigeer ik haar. ‘Maar ja, het voelt hier duidelijk anders. Heel anders dan New York. Het tempo ligt hier lager.’
‘Mooi,’ zegt Joanie. ‘Dat heb je nodig. Heb je al wat buren ontmoet?’
‘Eentje maar, een man,’ zeg ik.
‘Een mán?’
‘Schei uit,’ zeg ik. ‘Zo is het niet. Hij is zo oud als mijn vader.’
‘O.’
Ik begin over iets anders. ‘Misschien ga ik vandaag wel een stukje kanoën.’
‘Moet je doen,’ zegt ze. ‘Weet je nog dat James dol was op kanoën?’
Mijn zintuigen worden overspoeld door paniek. Mijn handen beginnen te zweten en mijn mond is kurkdroog.
‘Gaat het, lieverd?’
‘Ja,’ zeg ik. ‘Alleen…’
‘Ik weet het. Ik had er niet over moeten beginnen. Heb je Lauren Cain vanmorgen bij The Today Show gezien?’
‘Hebben ze háár genomen?’ Lauren is een assistent-redacteur bij Sunrise die wanhopig graag mijn baan wil en aan wie ik me altijd heb gestoord.
‘Ze was niet zo goed als jij op tv,’ zegt Joanie. ‘Ze zei nogal veel “eh”.’
Daardoor voel ik me wat beter, ook al twijfel ik nog steeds aan mijn beslissing om het enige waar ik goed in was achter me te laten. Aan de ene kant zou ik mijn koffer willen pakken en naar New York willen gaan om mijn plaats binnen het tijdschrift terug te eisen, terug te gaan naar hoe het was. Was het leven echt zo erg? Was ik echt zo ongelukkig?
Ik beëindig het gesprek met Joanie en laat mijn gedachten naar het oosten gaan, terug naar het leven dat ik heb achtergelaten. Ik hoor de stem van dokter Evinson. Redigeer je gedachten niet, zou hij zeggen. Laat ze komen. Dus doe ik dat, ook al doet het pijn.
Een jaar eerder
Ik zit in een draaistoel voor de spiegel terwijl een vrouw die Whitney heet met een camouflagestift onder mijn ogen dept. De lichten in de kleedkamer van The Today Show zijn fel en heet, en ik zit te draaien in mijn stoel. Ik weet dat ze de wallen onder mijn ogen ziet. Slapeloosheid heeft mijn huid geen goed gedaan.
‘Je moet meer groene thee drinken,’ zegt ze. ‘Dat is goed voor je huid.’
Ik knik. Over een half uur ben ik live en ga ik praten over de top vijf vakantiebestemmingen voor gezinnen. Ik wil hier niet zijn. Mijn hoofdredacteur bood aan om de eindredacteur te sturen als ik er nog niet aan toe was. Eraan toe zijn. Wat betekent dat in vredesnaam? Eén ding is zeker: ik zal me nooit meer ergens goed over voelen. Dus waarom zou ik me niet in de gevoelloosheid van mijn werk storten, het hamsterwiel van televisiesegmenten, hoge hakken en dikke halskettingen?
Whitney draait mijn stoel om zodat ik met mijn gezicht naar de spiegel zit. ‘Daar is het beeldschone meisje waar we allemaal dol op zijn,’ zegt ze. Ik herken mezelf amper. Het is alsof ze met haar toverstaf heeft gezwaaid om mijn wallen en opgezwollen huid te verjagen. Elk spoor van de tranen van gisteravond is vakkundig verborgen onder een dikke laag foundation. Ik kan me herinneren dat mijn oude redactiechef van Real Living me een keer advies gaf in de tijd dat ik redactieassistent was: ‘gewoon doen alsof’. Destijds vond ik dat een slecht idee. Het voelde gewoon verkeerd. Maar nu ik naar mijn verbeterde spiegelbeeld staar, besef ik dat ik me als een junkie vastklamp aan die woorden. Ik bestudeer mijn gezicht in de spiegel, een vrouw met een smetteloze huid. Geen spoor van het verdriet vanbinnen. Ja, ik kan doen alsof, totdat ik weer weet hoe ik moet leven.
Stacey, de styliste, föhnt mijn slappe haar nog tien minuten totdat het zachte, glanzende lokken zijn die in volmaakte nederigheid over mijn schouders hangen. Een wolk haarlak maakt mijn metamorfose af.
‘Je moet over vijf minuten op,’ roept de producer de ruimte in. Ik kan haar bijna niet horen, maar knik, sta op en loop op de automatische piloot naar de artiestenfoyer. Ik lees de kaartjes die mijn assistente me daarstraks heeft gegeven. De Horseshoe Ranch in Yosemite met paardrijden voor het hele gezin. De Canyon Lodge in Wyoming waar ieder kind privéskiles krijgt. En… Ik krijg een brok in mijn keel als ik de woorden op het volgende kaartje zie. Hoe kunnen ze? Vlak bij de kust van Maine ligt de Waterbrook Inn naast een van de schitterendste maar minder bekende watervallen ter wereld.
Ik heb het gevoel dat de kamer om me heen tolt als de producer me de studio in wenkt. Matt Lauer draagt een rode das en zit op een hoge kruk. ‘Wat een afschuwelijk nieuws over jouw gezin,’ zegt hij. ‘Fijn dat je er weer bent.’
Ik knik automatisch, zoals ik honderden, duizenden keren sinds het ongeluk heb gedaan en ga dan op de kruk naast hem zitten.
Ik hoor muziek in de verte, ik hoor producers en cameramensen schuifelen; dan worden de lampen feller en gaat Matt Lauer rechtop op zijn kruk zitten. ‘Welkom terug bij The Today Show,’ zegt hij. ‘Vandaag is Ada Santorini van het tijdschrift Sunrise bij ons te gast en zij is hier om haar jaarlijkse top vijf vakantiebestemmingen voor het hele gezin met ons te delen.’
Pijn klopt in mijn borst, maar ik probeer het gevoel te negeren. Ik beantwoord Matts vragen en vertel hem zelfs over het wandelpad dat naar de waterval bij de Waterbrook Inn loopt. Ik glimlach en knik. Ik weet door het interview heen te komen. Ik doe alsof. En als het segment afgelopen is en mijn microfoon wordt uitgezet, ren ik de set af door de lange gang naar het toilet in de verte. Ik krijg bijna geen lucht. Als ik in de spiegel kijk, verafschuw ik de vrouw die terugstaart.
Ik veeg de tranen van mijn wangen en kijk naar de bewolkte ochtendlucht van Seattle. Ik haal diep adem. Ik mag niet instorten. Als ik dat doe, ben ik bang dat ik mezelf niet meer overeind krijg. Maar hoe moet ik verder als ik geen reden meer heb om elke morgen op te staan? En dan besef ik: ik moet mezelf een taak geven. Ik denk aan de autobiografie die ik maanden geleden ben begonnen en ik weet weer waarom ik hier ben. Op bladzijde vijfentwintig ben ik gestopt omdat het proces te pijnlijk was. Maar nu, nu Joanie James’ naam heeft genoemd – James – voel ik de aandrang om de map weer te openen en het document erbij te pakken. Ik heb zin om te schrijven.
Ik pak mijn laptop uit mijn tas en leg hem op schoot. Ik haal de naamloze autobiografie erbij. Kennelijk heeft er een grote boot over het meer gevaren terwijl ik aan de telefoon zat, want de kleine woonboot schommelt zacht; ik voel me net een dobberende eend. Ik staar naar de lege voorpagina en begin te typen:
Drijvende
Een autobiografie van Ada Santorini