'Ach nee, natuurlijk niet. Wat dom van me.' Zijn toon werd zuiniger; zijn woorden werden op Simon afgevuurd als een schot hagel. 'Zorg dat er als de donder iemand naartoe gaat. Als ze niet thuis is, kijk dan of ze soms naar het huis van de man van Yvon Cotchin is. En probeer dan de ouders van Jenkins. Ik kan niet geloven dat ik je dit allemaal moet vertellen, Waterhouse.' En alsof hij vreesde dat hij te subtiel was geweest, schreeuwde Proust: 'Wat is er met jou aan de hand, man? Jij hebt toch helemaal geen slaapdronken ouwe vent nodig om je dit soort basale dingen uit te komen leggen?'
'Ik heb het druk gehad, meneer.' De rest zit namelijk in dat klote- Schotland. 'Charlie zei dat Jenkins regelrecht naar het ziekenhuis zou gaan. En aangezien zij de laatste van ons is die haar heeft gesproken, ging ik ervan uit dat zij wel wist waar ze het over had.'
'Zorg dat je Jenkins vindt en vlug een beetje! Ik wil weten waarom ze hem smeerde. Ik ben al nooit gerust geweest op haar alibi voor de periode waarin Robert Haworth is mishandeld. Het enige dat we hebben is het woord van haar beste vriendin, en dat is toevallig ook degene die de website van Graham Angilley heeft gemaakt!'
'U hebt anders nooit gezegd dat u een probleem had met haar alibi, meneer,' mompelde Simon.
'Ik zeg het nu toch? Ik heb een probleem met deze hele vervloekte klerezooi, Waterhouse! We draaien maar kringetjes, we zitten achter onze eigen staart aan! Kijk nou eens naar die grote zwarte vlek daar.' Hij wees naar het whiteboard aan de muur van het kantoor, waar Charlie met een zwarte marker de namen van alle betrokkenen bij de zaak op had geschreven, met daartussen pijlen die alle correlaties aangaven. Proust had gelijk: er stonden meer pijlen dan je normaal zou verwachten. Charlies diagram had nu iets weg van een ziekelijke zwaarlijvige spin - een gigantische hoeveelheid zwarte lijntjes, en pijltjes, en cirkels en lussen. Totale chaos. 'Heb jij ooit zoiets onbe-vredigends gezien?' vroeg Proust. 'Ik in elk geval niet.'
Over onbevredigend gesproken, dacht Simon. 'Juliet Haworth praat helemaal niet meer, meneer.'
'Heeft ze ooit iets gezegd dan?'
'Nee, ik bedoel, ze haalt haar kaken helemaal niet meer van elkaar. Ik heb het al twee keer geprobeerd, maar allebei de keren heeft ze letterlijk geen woord gezegd. Ik wist wel dat het zo zou gaan. Hoe dichter ze denkt dat we bij de waarheid zijn, hoe minder ze gaat zeggen. We hebben genoeg bewijs om haar te laten veroordelen, maar...'
'Maar het is niet goed genoeg,' maakte Proust Simons zin af. 'Hoe graag ik ook zou zien dat ze veroordeeld wordt, om de bovenbazen tevreden te stellen: ik wil ook graag weten wat er zich precies heeft afgespeeld. Ik wil het totaalplaatje, Waterhouse.'
'Ik ook, meneer. En het wordt ook wel duidelijker. We weten dat Angilley zijn slachtoffers uitkoos via hun websites, en tenminste twee daarvan zijn door Yvon Cotchin ontworpen.'
'En hoe zit dat dan met die Tanya, die serveerster uit Cardiff die zichzelf van kant heeft gemaakt, en die niet kon spellen? Had die ook een website?'
'Dat is de uitzondering,' gaf Simon toe. 'We weten waarom er publiek bij de verkrachtingen aanwezig was - Angilley verkocht hardcore vrijgezellenfeestjes. Ik heb inmiddels al verwijzingen naar zijn handel gevonden in chatrooms. Dus daar ben ik mee bezig geweest...'
'In plaats van met je baas te praten, ofte proberen om Naomi Jen- kins te vinden,' zei Proust nadrukkelijk. 'En in plaats van mij de waarheid te vertellen van wat er allemaal echt in dat eigenaardige hoofd van jou omgaat, of wat er speelt in dat nog veel eigenaardiger leven van je, Waterhouse. Het spijt me dat ik het zeggen moet.'
Simon bevroor. Dit was een van de pijnlijker dingen die Proust de afgelopen jaren naar zijn hoofd geslingerd had. Charlie zou iets hebben gezegd als: 'Wat de Sneeuwman betreft is elke man die geen broodbakkende, sokkenstoppende vrouw thuis heeft zitten een beetje vreemd.' Simon hoorde het haar zo zeggen, maar toch was het anders dan als ze er echt zou zijn.
Zijn leven was ook eigenaardig. Hij had geen vrienden, en ook geen echte vriendin, behalve Charlie.
'Sellers heeft een hele stapel bewijs meegenomen van de Silver Brae Chalets,' ging hij verder. 'Angilley had alles keurig gedocumenteerd, alsof het een volkomen legale zaak was: contactnummers van tientallen mannen, en een lijst met namen van drieëntwintig vrouwen - voormalige en toekomstige slachtoffers, voor zover hij kon nagaan. Een paar van die namen waren aangevinkt, met een datum erbij, en andere niet. Sellers heeft al die vrouwen gegoogeld - ze hadden allemaal ofwel een eigen website of een eigen pagina op de website van hun bedrijf. Het zijn allemaal zakenvrouwen en...'
De telefoon die voor Simon op het bureau stond rinkelde. Hij nam op. 'Rechercheur Waterhouse,' zei hij automatisch. Dit zou Charlie toch niet zijn: die belde altijd naar zijn mobiel.
'Simon? Godzijdank!'
Zijn hart sprong op. Het was Charlie niet, maar het klonk wel net zoals zij: 'Olivia?'
'Ik was je mobiele nummer kwijt en ik ben al een uur bezig om je aan de lijn te krijgen. Krijg ik eerst zo'n elektronische imbeciel aan de lijn, en dan een menselijke. Maar goed, luister, ik maak me zorgen over Charlie. Kunnen jullie misschien een wagen naar haar huis sturen?'
Simon voelde zijn zenuwen op scherp staan terwijl hij tegen Proust zei: 'Wilt u een wagen naar Charlies huis sturen, met sirene?' Hij had de Sneeuwman nog nooit een opdracht gegeven.
Proust pakte de telefoon op het bureau naast dat van Simon.
'Wat is er gebeurd?' vroeg Simon aan Olivia.
'Charlie had vandaag een bericht voor me achtergelaten - gisteren eigenlijk, maar ik ben nog helemaal niet naar bed geweest. Ze vroeg of ik bij haar langs wilde komen. Ze zei dat de sleutel op de gebruikelijke plek zou liggen, en dat ik die maar moest gebruiken als zij er nog niet was.'
'En?' vroeg Simon, die wist dat Charlie de sleutel verstopte onder haar kliko. Dat had ze voor hem ook een paar keer gedaan. Hij had er nog tegen geprotesteerd; welke rechercheur liet in godsnaam zijn sleutel achter op een plek waar elke inbreker als eerste zou kijken? 'Ik heb niet genoeg geestelijke energie om een betere plek te verzinnen,' had ze toen vermoeid geantwoord.
'Ik was daar rond een uur of acht,' zei Olivia. 'Maar Charlie was er niet, en de sleutel was er ook niet. Toen heb ik een briefje door de bus gegooid, met de vraag of ze me wilde bellen. Ik ben naar de pub gegaan, om wat te eten en om een borrel te drinken. Heb ook nog wat zitten lezen. Maar ze belde niet. Dus toen begon ik me echt zorgen te maken en ben ik nog een keer naar haar huis gegaan. Ze was er nog steeds niet. Ik heb in mijn auto zitten wachten. Normaal was ik allang naar huis gegaan, maar die boodschap die ze had ingesproken... ze klonk echt heel erg verward. Ze zei het niet met zoveel woorden, maar ik kon er wel uit opmaken dat er iets heel ergs was gebeurd.'
'En toen?' Simon deed ontzettend zijn best om neutraal te blijven klinken. Kom nou verdomme eens ter zake.
'Ik ben in de auto in slaap gevallen. Tóen ik wakker werd was het licht in haar zitkamer aan, en de gordijnen waren dicht. Die waren eerst nog open. Ik nam aan dat ze weer terug was, dus heb ik aangebeld. Ik had echt zin om haar eens flink de huid vol te schelden dat ze me helemaal niet had gebeld toen ze mijn briefje vond. Maar er werd niet opengedaan. Ik weet zeker dat er iemand binnen was, want ik zag iemand bewegen in de gang. Ik weet zelfs zeker dat het twee mensen waren. Eén daarvan moet Charlie zijn geweest, maar waarom liet ze me dan niet binnen? Je vindt me waarschijnlijk neurotisch, maar ik weet zeker dat er iets mis is.'
'Charlie zit in Schotland,' zei Simon. En Graham Angilley niet. 'Dus ze kan helemaal niet thuis zijn.'
'Weet je dat heel zeker?'
'Honderd procent. Ze moest er onverwacht naartoe.'
'Is ze weer naar de Silver Brae Chalets?' vroeg Olivia. Ze klonk weer als de journaliste die ze was. 'Je belde, en je stelde me al die vragen over Graham Angilley... Waarom heeft Charlie mij dan in godsnaam niet verteld dat ze weer met hem had afgesproken, in plaats van dat ze mij voor schut zet voor haar deur?' Ze zweeg even. 'Weet jij waarom ze zo over haar toeren is?'
'Ik moet hangen, Olivia.' Simon wilde ophangen, want hij wilde zelf naar Charlies huis. Proust had zijn jas al aan.
'Simon? Niet ophangen! Als dat Charlie niet was, wie was daar dan binnen?'
'Olivia...'
'Ik kan er zelf wel even heen rijden en een ruitje inslaan! Ik woon nog geen vijf minuten bij haar vandaan.'
'Dat mag je niet doen, Olivia, heb je dat goed begrepen? Ik kan het je nu niet uitleggen, maar ik denk dat er een gevaarlijke, gewelddadige man bij Charlie thuis is. Ga daar niet naartoe. Beloof het!' Doordat hij niet in staat was geweest om Charlie te beschermen, was hij nu des te vastbeslotener om haar zusje te beschermen. 'Beloof het me, Olivia!'
Ze zuchtte. 'Oké, dan. Als jij belooft dat je meteen belt als je wat weet. Ik wil weten wat er aan de hand is.'
Dat wilde Proust ook. Hij fronste toen Simon ophing. 'Een gevaarlijke, gewelddadige man?'
Simon knikte, en hij voelde zijn huid warm worden. 'Graham Angilley.' Hij was al op weg naar de deur, en klopte op zijn jasje op zoek naar zijn sleutels. Proust kwam achter hem aan; tot Simons verbazing kon de hoofdinspecteur - die altijd langzaam en omzichtig te werk ging - heel hard rennen.
De twee mannen dachten allebei hetzelfde: Naomi Jenkins had Charlies tas, en dus ook de sleutels van haar huis. Als het klopte wat Olivia zei, en er waren echt twee mensen in Charlies huis, dan zou het kunnen dat het Naomi en Angilley waren. Ze moesten er naartoe, en snel ook.
De Sneeuwman wachtte tot ze in de auto zaten en wegreden met een snelheid die twee keer boven de limiet lag. Toen vroeg hij: 'Het is misschien een onbeduidend detail, maar wat doet Graham Angilley precies in het huis van inspecteur Zailer? Hoe weet hij waar zij woont?'
Simon hield zijn blik op de weg. Hij gaf geen antwoord.
Het volgende wat Proust zei, op zachte, beleefde toon, maar met dunne, witte lippen, was: 'Ik vraag me af hoeveel mensen dadelijk een nieuwe baan mogen gaan zoeken, als deze zaak achter de rug is.'
Simon hield zich vast aan het stuur, alsof dat het enige was wat hij nu nog overhad.