Vrijdag 7 april
'Wat weet jij van mijn echtgenoot?' vraagt Juliet aan me.
'Dat hij van mij houdt,' zeg ik tegen haar.
Ze lacht. 'We hadden het niet over jou, maar over hem. Wat weet jij nou echt van Robert? Uit wat voor familie komt hij bijvoorbeeld?'
Rechercheur Waterhouse pakt zijn pen op. Hij wisselt een blik met inspecteur Zailer die ik niet begrijp.
'Hij ziet zijn familie nooit.'
'Klopt.' Juliet zet met haar wijsvinger een vinkje in de lucht. Met haar andere hand wrijft ze over haar wenkbrauw, steeds maar weer. Ons gesprek wordt door een recorder opgenomen. Tegelijkertijd neemt mijn geheugen alle maniertjes en uitdrukkingen van Juliet op. Dit is jouw vrouw, de vrouw die, naar ik aanneem, heel vaak met je heeft gepraat over alledaagse dingen - dat de auto een beurt moet hebben, dat de ijskast ontdooid moet - onder het tandenpoetsen, met een mond vol tandpasta. Zo dichtbij is zij geweest.
Hoe nauwlettender ik haar bekijk, hoe langer ik hier met haar in deze kleine, grijze kamer zit, des te gewoner lijkt ze me. Het is net als een afschuwelijke verminking waar je niet naar wilt kijken omdat je er misselijk van wordt. Als je jezelf eenmaal dwingt om het onder ogen te zien en je neemt alle details goed in je op, dan wordt het al snel heel gewoon, niks om bang voor te zijn.
Het helpt wel om me te realiseren dat Juliet niet langer iets met jou deelt wat ik niet met je deel. Mensen zeggen dat het huwelijk niet meer is dan een stuk papier, en meestal is dat niet waar, maar in jullie geval is het wel zo. Jij en Juliet zijn nu zo ver van elkaar verwijderd als maar mogelijk is tussen man en vrouw, niet in geografische zin, maar omdat jullie allebei ergens zitten waar je niet weg kan. En ook door het feit dat zij er alles aan heeft gedaan om jou te vermoorden. Als je weer bijkomt dan zul jij het haar nooit vergeven.
'Ik weet dat Robert drie zussen heeft, en dat een van hen Lottie heet. Lottie Nicholls.' Ik heb deze informatie uit je moeten trekken, en voelde me daarna zo schuldig dat ik nooit meer om een naam heb gevraagd.
Alweer een schril lachje van Juliet dat Zailer en Waterhouse later nog eens terug kunnen luisteren. Maar ze zullen zich haar kille, lege blik niet herinneren zoals ik dat doe. 'Waarom spreekt Robert deze zussen nooit meer, dan?' vraagt ze aan mij.
Ik weet nog precies wat jij zei, en parafraseer maar een beetje. 'Zij vinden hem niet goed genoeg, en doordat zij dat vinden hebben ze in feite bewezen dat zij niet goed genoeg zijn.'
'Ik was de aanleiding voor de grote familievete,' zegt Juliet trots. 'Maar dat zal Robert je wel niet verteld hebben. Zijn lieve familie was ontzet toen ze hoorden dat wij samen waren. Wat nergens op sloeg, aangezien ik hen nooit iets had aangedaan. De woorden "pot" en "ketel" zijn hier wel van toepassing.'
Ik heb geen idee waar ze het over heeft.
'Heeft mijn man je dan soms ook verteld dat een van die zussen of alle drie - hoe zal ik het zeggen - dood zijn?' Ze leunt naar voren, haar bleke ogen fonkelen.
'Wat bedoel je?'
Zailer en Waterhouse kijken zo verbaasd en walgend als ik me voel, maar ze zeggen niks. Jouw zussen, dood? Een van die zussen of alle drie. Dat kan toch helemaal niet? Juliet liegt, dat moet wel. Tenzij er iets tragisch is gebeurd...
Ik heb wel eens gedacht dat jij een tragisch iemand bent. Je bent heel gepassioneerd en bedroefd, als een veroordeelde, iemand die elk moment naar de galg gebracht kan worden, en die een zeldzaam, kostbaar moment aangrijpt met de vrouw van wie hij houdt. Toen we voor het eerst samen waren, nadat we eenmaal hadden vastgesteld dat onze gevoelens wederzijds waren en dat we niet voor elkaar onderdeden wat de vurigheid van ons verlangen betrof, riep ik stom genoeg: 'Dit is zo verschrikkelijk mooi, ik kan gewoon niet geloven dat er niet ergens een addertje onder het gras zit.'
Je keek me aan alsof ik gek was. 'O, dat zit er wel degelijk,' zei je.
'Ik vraag me af wie eigenlijk Roberts hersenen in heeft geslagen,' zegt Juliet alsof we vriendinnen zijn, en alsof we de laatste ontwikkelingen in een of andere soap bespreken. 'Jij niet, toch? Want Ro- bert is jouw schatteboutje. Jij zou hem nooit wat aandoen.'
'Precies.' Ze kan me niet belachelijk maken met iets waar ik trots op ben. 'Jij hebt het gedaan. Dat weet iedereen. En Robert weet het ook. Als hij weer bijkomt zal hij aan de politie vertellen dat jij het was. Was het de bedoeling om hem te vermoorden? Of was het soms een uit de hand gelopen ruzie?'
Juliet grijnst naar inspecteur Zailer. 'Heb jij haar soms afgericht? Ze klinkt precies als jullie.' Ze kijkt mij aan. 'Misschien ben je wel een van hen. Ik heb geen idee wat jij doet voor de kost. Zit je bij de politie?'
'Nee.'
'Mooi zo. Want zo veel ironie zou ik niet aankunnen.' Juliet leunt voorover. 'Wat zie jij eigenlijk in mijn man?'
'Hoe bedoel je?'
'Dat lijkt me een nogal simpele vraag. Robert is geloof ik redelijk aantrekkelijk, ook al is hij een tikje aan de corpulente kant. Hij was veel slanker toen ik hem voor het eerst ontmoette. Maar is fysieke aantrekkingskracht wel genoeg? Je zult inmiddels toch wel weten dat hij nogal een lamstraal is en een benepen eikel?'
'Ik heb dinsdag aangifte gedaan van verkrachting,' zeg ik tegen haar, en ik probeer inspecteur Zailer en Waterhouse niet aan te kijken. 'Ik heb gezegd dat Robert me heeft verkracht, om ervoor te zorgen dat de politie hem zou zoeken.'
'Jij bent echt goed de weg kwijt, hè?' zegt Juliet.
'Hoe wist jij wat ik allemaal heb gezegd toen ik die verklaring aflegde?'
Ze glimlacht. 'Waarom heb je gezegd dat hij je heeft verkracht, en niet gewoon dat hij je in elkaar geslagen heeft, of je tasje heeft gejat?'
'Omdat je een verkrachting het gemakkelijkst bij elkaar liegt,' zeg ik na een poosje. Ik word er vaak zo kwaad van, het idee dat er evenveel vrouwen zijn die net doen alsof ze verkracht zijn als vrouwen die net doen of het niet zo is. 'Ik had geen blauwe plekken, dus ik kon moeilijk beweren dat hij me geslagen had.'
'Je hebt helemaal niet gelogen,' zegt Juliet. 'Je bent echt verkracht. Alleen niet door Robert. Ik weet precies wat er met jou is gebeurd. Scène voor scène, beeld voor beeld.' Juliet maakt een hard, klikkend geluid en doet alsof ze de knop van een camera indrukt.
'Dat kan helemaal niet,' zeg ik zodra ik weer iets uit kan brengen. 'Tenzij de politie jou mijn verklaring heeft laten lezen.'
Plotseling verliest ze haar geduld. 'Niemand heeft me iets laten lezen. Luister, ik heb misschien niet op al jouw vragen een antwoord, maar liegen doe ik niet. Als je antwoord krijgt, dan is het een eerlijk antwoord.'
'Wil je ermee stoppen, Naomi?' vraagt inspecteur Zailer aan me. 'Je kunt ermee ophouden wanneer je maar wilt, hoor.'
'Nee, geen probleem,' zeg ik. Dit ijskonijn, zo breng ik mezelf in herinnering, is dezelfde Juliet die de telefoon niet op durft te nemen, die te weinig ruggengraat heeft om te leren hoe ze met een computer moet omgaan , van wie jij niet meer 's nachts van huis mocht voor je werk omdat ze het niet trok om alleen thuis te zijn.
Nu ik me alle dingen die jij over haar hebt gezegd herinner, weet ik wat ik moet zeggen. 'Jij bent veranderd. Je was eerst heel verlegen en neurotisch, bang voor je eigen schaduw, en je was volkomen afhankelijk van Robert.'
'Klopt.' Ze glimlacht. Het is allemaal maar een spelletje voor haar, en ze heeft er duidelijk plezier in.
'Zo lijk je nu anders niet meer,' zeg ik.
'Ik ben - hoe zeg je dat - sterker uit de strijd gekomen.' Ze grinnikt en kijkt inspecteur Zailer aan alsof ze hoopt dat ze indruk op haar maakt.
'Waardoor? Door Roberts hoofd in te slaan met een baksteen?' vraag ik.
'Roberts hoofd is ingeslagen met een echte steen, die wij als deurstop gebruikten. Hebben die aardige agenten jou dan helemaal niet van de feiten op de hoogte gebracht? Het ding zat onder mijn bebloede vingerafdrukken. Maar ja, het kan natuurlijk ook zijn dat ik de steen na de aanval heb opgepakt, toch? De radeloze vrouw die ontdekt dat haar man stervende is.'
'Iemand die al haar hele leven een watje is geweest, verandert niet in één klap in de koele, berekenende, hooghartige leugenaar die jij nu bent,' zeg ik. 'Zelfs niet als ze buiten zinnen raakt en haar man te lijf gaat omdat hij vreemdgaat.'
Juliet kijkt verveeld en teleurgesteld. 'Ik wist al ver voor de kerst van Roberts affaire met jou,' zegt ze. 'Zoals je zelf al zegt: ik was totaal afhankelijk van hem. En dus hield ik mijn mond erover dicht en slikte ik het maar. Slap, hè?'
'Waarom heb je Robert dan mishandeld, vorige week? Heeft hij soms verteld dat hij bij je wegging, om mij? Was dat de reden waarom je hem wilde vermoorden?'
Ze zwijgt en monstert haar nagels. 'Je hebt gelijk,' zegt ze. 'Iemand die haar hele leven een zwak poppetje is geweest zal waarschijnlijk niet ineens een heel ander mens worden, zelfs niet als er iets ingrijpends gebeurt.'
'Wat wou je zeggen, dan? Dat jij niet je hele leven een zwak poppetje bent geweest?'
'Aha.' Juliet doet haar ogen dicht. 'Ik zal niet zeggen dat je warm wordt, maar je bent nu in elk geval niet meer in de poolzone.'
'Je deed maar alsof je zo zwak was,' gis ik hardop. 'Jij bent zo'n vrouw aan wie ik een bloedhekel heb, die best voor zichzelf kan zorgen maar die plotseling helemaal hulpeloos wordt zodra er een kerel in de buurt is. Je hebt Robert laten geloven dat je zielig en hulpbehoevend was, omdat hij anders bij je weg zou gaan!'
'Oeps, nu zit je weer midden tussen de ijsschotsen, ben ik bang.'
'Was je soms te beroerd om te werken?' Ik bijt me erin vast, want ik heb het gevoel dat we nu eindelijk ergens beginnen te komen. 'Was het gemakkelijker om thuis te blijven en Robert uit te buiten?'
'Ik vond het vroeger altijd heerlijk om te werken, voor ik er mee stopte,' antwoordt Juliet. Haar gezicht vertrekt een beetje.
'Wat deed je dan?'
'Ik was pottenbakker. Ik maakte van die stenen huisjes.'
Zailer en Waterhouse maken hier allebei een notitie van.
'Ik heb ze gezien,' zeg ik. 'Jullie hele zitkamer staat er vol mee. Spuuglelijke dingen.' Ik hoor een hard gebrom in mijn oren terwijl ik mijn best doe om me Juliets zitkamer niet voor de geest te halen. Jouw zitkamer.
'Dat zou je nooit zeggen als ik er eentje van jouw huis zou maken,' zegt Juliet. 'Dat deed ik namelijk: schaalmodellen maken van de huizen van mijn klanten. Ik vond het geweldig - om te zorgen dat alles tot in detail klopte. Ik kan er best een voor je maken, als je dat wil. Dat soort werk mag ik toch best doen in de gevangenis, inspecteur Zailer? Ik heb ontzettend zin om weer lekker aan de slag te gaan. Weet je wat: als jullie nou alle drie foto's van jullie huis aan me geven, uit alle hoeken genomen, dan zal ik eens kijken wat ik voor jullie kan doen.'
'Waarom ben je gestopt met werken als je het zo leuk vond?' vraag
ik.
'Welkom thuis, meneer Shackleton.' Ze grijnst. 'Er zijn een paar tenen afgevroren, maar u leeft tenminste nog. Kom maar even lekker dicht bij het vuur zitten.'
'Waar heb je het in godsnaam over?'
Ze schatert het uit om mijn woede. 'Dit is zo geestig. Het lijkt net of ik onzichtbaar ben. Ik richt vreselijke toestanden aan en niemand kan er iets tegen doen.'
'Behalve dan dat we je kunnen laten wegrotten in de gevangenis,' merk ik op.
'In de gevangenis kan me niks gebeuren.' Ze richt zich tot inspecteur Zailer. 'Mag ik misschien werken in de gevangenisbibliotheek? Dat ik dan met zo'n karretje vol met boeken langs de cellen mag? Dat zie ik altijd in de film, en het heeft wel aanzien, zo'n functie.'
'Waarom doe je dit?' vraag ik haar. 'Als het je dan echt niks kan schelen dat je de rest van je leven achter de tralies moet zitten, waarom vertel je de politie dan niet gewoon wat ze willen weten. Of jij Robert hebt willen vermoorden, en waarom?'
Juliet trekt een kaalgeplukte wenkbrauw op. 'Nou, dat is tenminste een makkelijke vraag: dat komt door jou. Daarom vertel ik niet braaf hoe het zit. Jouw bestaan, jouw plaats in Roberts leven, maakt alles anders; je hebt geen idee.'