8

Woensdag 5 april

Ik hoor mijn achterdeur dichtslaan. Dit geluid wordt gevolgd door het geluid van voetstappen. Ze komen vanuit het huis in de richting van de schuur, waar ik aan het werk ben. Als ik met klanten praat noem ik dit mijn atelier, maar eigenlijk is het een middelgroot schuurtje, met daarin een tafel, een houten stoel en al mijn gereedschappen. Toen ik het bedrijf net begonnen was, heb ik er twee ramen in laten zetten. Ik kan niet werken in een ruimte zonder ramen; nog geen dag. Ik moet om me heen kunnen kijken.

Het zijn te veel voetstappen, dit kan nooit alleen Yvon zijn. Zonder om te kijken weet ik al dat het de politie is. Ik glimlach. Een huisbezoekje. Eindelijk word ik serieus genomen. Het zijn waarschijnlijk de agenten die ook bij jou thuis een kijkje gaan nemen, als ze daar niet al zijn geweest. De wetenschap dat ik nu snel meer over je te weten zal komen maakt het wachten draaglijk. Ik probeer me alleen te concentreren op het feit dat ik iets te weten zal komen, niet op wat het precies zal zijn.

Na dagen van blinde, wilde paniek, heb ik het gevoel alsof ik op een heel smal randje boven een afgrond balanceer. Het is een opluchting om hier even rustig te blijven zitten in de wetenschap dat anderen in beweging komen.

Ik ga verder met het aanbrengen van bladgoud met mijn kwast van dassenhaar. De spreuk op de zonnewijzer waar ik op dit moment mee bezig ben luidt: 'Beter laat dan nooit.' Het is een verlaat geschenk van een man voor zijn vrouw, omdat hij hun trouwdag was vergeten. Hij vertelde me dat hij hoopt dat het gebaar groots genoeg is om hem weer in een goed blaadje bij haar te brengen. Hij wilde een staande sculptuur voor een bepaalde plek in hun achtertuin. Ik maak een zuil voor hem van Hortonsteen, met een vlakke bovenkant waarop ik de wijzer aanbreng.

Ik hoor de deur achter me opengaan en ik voel de wind tegen mijn rug, dwars door mijn trui heen.

'Naomi, er zijn hier twee rechercheurs voor je.' Yvons stem klinkt bezorgd, maar ze doet erg haar best om natuurlijk en ontspannen over te komen.

Ik draai me om. Een boom van een vent in een grijs pak glimlacht naar me. Het is een dubieus lachje, alsof hij verwacht dat het lachen hem wel snel zal vergaan. Hij heeft een dikke pens, strokleurig haar dat met gel in pieken is gevormd en hij heeft scheeruitslag. Zijn collega, klein, donker en dun, heeft kleine oogjes en een laag voorhoofd. Hij glipt tussen de bolle en Yvon door en begint te neuzen in mijn atelier, zonder eerst te vragen of dat mag. Hij pakt mijn lintzaag op en legt hem dan weer neer, en doet vervolgens hetzelfde met mijn figuurzaag.

'Blijf met uw vingers van mijn spullen af,' zeg ik. 'Wie bent u? Waar is rechercheur Waterhouse?'

'Ik ben rechercheur Sellers,' zegt de vetzak. Hij houdt een kaartje omhoog in een plastic hoesje. 'En dit is rechercheur Gibbs.' Ik controleer het kaartje verder niet. Ze zijn overduidelijk van de politie. Ze hebben iets gemeen met Waterhouse en inspecteur Zailer; iets wat zich lastig laat omschrijven. Een zeker gebrek aan flexibiliteit misschien. Ze gedragen zich alsof hun hoofd vol zit met grafieken en tabellen. Een dun laagje beleefdheid verbergt automatische minachting voor anderen. Ze vertrouwen elkaar, maar verder niemand.

'We moeten uw huis doorzoeken,' zegt rechercheur Sellers. 'En de tuin, en de schuurtjes. Dus ook deze schuur. We zullen zo min mogelijk rommel maken.'

Ik glimlach. Dus er is genoeg gepraat en er gaat nu eindelijk eens wat gebeuren. Prima. 'Hebt u daar geen huiszoekingsbevel voor nodig?' vraag ik, hoewel ik absoluut niet van plan ben om ze weer weg te sturen.

'Als wij van mening zijn dat een vermiste persoon een zeker risico loopt, dan mogen wij doorzoeken wat we willen,' zegt rechercheur Gibbs kortaf.

'Bent u op zoek naar Robert Haworth? Hij is hier niet, hoor, maar ga gerust uw gang.' Ik vraag me af of ze op zoek zijn naar jou als slachtoffer, of als misdadiger. Misschien allebei wel. Ik heb tegen rechercheur Waterhouse gezegd dat ik erover dacht om het recht in eigen hand te nemen.

'Misschien moeten we ook het een en ander meenemen,' zegt Sel- lers, en hij glimlacht weer nu hij doorheeft dat ik niet moeilijk ga doen. 'Uw computer. Hoelang hebt u deze al?'

'Nog niet zo heel lang,' zeg ik. 'Een jaar of zo.'

'Wacht even,' zegt Yvon. 'Ik woon hier ook, en ik werk hier. Als u het huis gaat doorzoeken dan wil ik graag dat u mijn kantoor precies zo achterlaat als u het aantrof.'

'Wat voor werk doet u?' vraagt Sellers.

'Ik ontwerp websites.'

'We hebben uw computer ook nodig. Hoelang hebt u die al in gebruik?'

'Hoelang woont u hier al?' wil Gibbs weten nog voor Yvon de kans krijgt om de vorige vraag te beantwoorden.

'Anderhalf jaar,' zegt ze met onvaste stem. 'Maar u kunt mijn computer echt niet meenemen, vrees ik.'

'Ik vrees van wel.' Gibbs glimlacht nu ook voor het eerst, een benepen, kwaadaardig lachje is het. Hij loopt naar de vensterbank, pakt een kleine koperen zakwijzer op en trekt aan het touw dat er om zit. Het is een solide dingetje, en ik zie dat dat hem teleurstelt. Hij hoopte waarschijnlijk dat hij het stuk zou trekken. Sellers schraapt zijn keel, en ik vraag me af of dat als uitbrander is bedoeld.

'Hoe moet ik dan werken?' vraagt Yvon. 'Wanneer krijg ik hem dan weer terug?'

'We brengen hem zo snel mogelijk weer terug,' zegt Sellers. 'Het spijt me van het ongemak. Het is gewoon een routineonderzoek, we moeten dit nu eenmaal altijd doen.' Ze lijkt enigszins gerustgesteld. 'Nou, goed dan.' Hij kijkt mij aan: 'We beginnen in het huis.'

'Waar is rechercheur Waterhouse?' vraag ik nog een keer. Als ik dat zeg weet ik het antwoord al: 'Hij is naar Roberts huis, of niet soms?'

Je bent daar ergens, op Chapel Lane nummer 3. Ik weet het zeker. Ik denk aan de paniekaanval die ik buiten bij je raam had, en hoe ik op het gras viel. Elke grasspriet voelde als een koud brandmerk op mijn huid. Mijn ademhaling wordt onrustig en ik dwing mijzelf om de herinnering weg te duwen voor hij me overmeestert.

'Robert?' Sellers kijkt vragend. 'U hebt die man toch beschuldigd van ontvoering en verkrachting. Waarom noemt u hem dan bij zijn voornaam?'

Yvons gezicht trekt wit weg. Ik kijk haar niet aan. Behalve als Sellers en Gibbs volkomen incompetent zijn, zullen ze in de la onder mijn bed een paar boeken vinden over verkrachting en de nasleep daarvan. En een draagbaar alarm en een peperspray. Ik heb de accessoires die nodig zijn om mijn verhaal kracht bij te zetten in huis, al die deprimerende attributen van het slachtofferschap, verstopt onder een kussensloop.

'Een vrouw mag haar verkrachter noemen wat ze wil,' zeg ik boos.

Rechercheur Gibbs loopt weg terwijl ik nog aan het woord ben, en hij laat de deur met een klap achter zich dichtvallen. Sellers laat alleen door een minimale beweging van zijn gezichtsuitdrukking zien dat hij me heeft gehoord. Ik kijk hem na als hij zijn kwaadaardiger collega achternaloopt op het tuinpad. Samen lopen ze naar het huis.

Yvon gaat niet met ze mee, ook al draai ik me van haar af en pak ik mijn kwast weer op. Mijn rug is stijf van de spanning, hard en recht, als verweer tegen wat ze nu gaat zeggen.

'Het spijt me van je computer,' mompel ik. 'Ik weet zeker dat ze die niet lang zullen houden.'

'Robert heeft jou ontvoerd en verkracht?' vraagt ze streng.

'Natuurlijk niet. Doe de deur dicht.'

Ze blijft stokstijf staan en schudt haar hoofd.

Uiteindelijk sta ik daarom op en doe hem zelf dicht. 'Ik heb gelogen - behoorlijk zelfs - om te zorgen dat de politie denkt dat Robert gevaarlijk is en dat hij zo snel mogelijk moet worden gevonden.'

Yvon staart me perplex aan.

'Ik had toch geen keuze?' zeg ik. 'De politie was absoluut niet van plan om er anders iets aan te doen. Ik wil weten wat er met Robert is gebeurd. Ik weet zeker dat er iets mis is. Dus moest ik zorgen dat zij naar hem op zoek zouden gaan.'

'Dus daarom moest ik je gisteren afzetten bij het politiebureau.' Haar stem klinkt vlak, toonloos. 'Wat heb je dan verteld? Wat heb je ze op de mouw gespeld?'

'Dat ga ik je niet vertellen.'

'Hoezo niet?'

'Omdat... Ik zeg toch, het was allemaal gelogen, een grote bak onzin. Wat kijk je nou?'

'Jij hebt aan de politie verteld dat Robert - de man die volgens jou je soulmate is, de man met wie je de rest van je leven wilt doorbrengen - je hebt de politie dus verteld dat hij je heeft ontvoerd en verkracht?' Ze probeert me te laten schrikken door me op die krankzinnige feiten te wijzen. Maar ik trap er niet in. Ik ben allang over de schrik heen. Mijn leugen, die extreme stap die ik heb gezet, is nu gewoon onderdeel van mijn leven geworden, net als al het andere: mijn liefde voor jou, de echte vreselijke ervaring met die man van wie ik de naam niet ken, deze stenen zonnewijzer die ik nu voor me heb, met het lachende zonnetje erop.

'Ik heb je uitgelegd hoe het zit,' hou ik vol. 'De politie was helemaal niet van plan om op zoek te gaan naar Robert toen hij nog gewoon mijn vermiste getrouwde minnaar was. Ik wilde ze gewoon een goeie schop onder hun kont geven, en het werkt.' Ik gebaar in de richting van het huis. 'Want ze zijn hier, en ze zijn naar hem op zoek.'

'Ze denken vast dat jij niet goed bij je hoofd bent. Dat je hem hebt neergestoken of zoiets.'

'Het kan me niet schelen wat ze denken, zolang ze maar flink naar hem op zoek gaan.'

'Maar ze weten dat je liegt.' Yvon is bijna in tranen. Haar stem klinkt paniekerig. 'En als ze dat nog niet weten, dan komen ze er snel genoeg achter.' Diep vanbinnen is ze nog altijd een gehoorzaam kostschoolmeisje. Ze is even conventioneel als iedereen. Ik besef dat meer mensen het met haar eens zouden zijn dan met mij, en dat is een vreemde gedachte.

Ik zeg niets. De politie kan nooit bewijzen dat ik niet ben ontvoerd en verkracht, hoe hard ze dat ook zullen proberen, en ze kunnen ook niet bewijzen dat jij het hebt gedaan totdat ze je vinden.

Moet ik Yvon de waarheid vertellen over wat me is overkomen? Gisteren heb ik aan mezelf bewezen dat ik het kan, het verhaal vertellen. Het was niet zo erg als ik de afgelopen drie jaar dacht dat het zou zijn. Op weg naar huis van het politiebureau had ik het gevoel alsof ik iets van de waardigheid die die mannen van me afhadden gepakt had teruggevorderd. Ik was niet langer te bang om mijn mond open te doen.

Niemand zal dit ooit begrijpen - zelfs jij niet, Robert - maar het helpt me dat ik uiteindelijk het verhaal heb verteld zoals ik dat heb gedaan: als een strategie om de politie opzettelijk mee te manipuleren. Niet te goeder trouw, niet het brave meisje dat zo vernederd is. Het maakte het misschien wel gemakkelijker dat rechercheur Water- house me behandelde alsof ik een misdadiger was. Technisch gesproken ben ik dat waarschijnlijk ook, aangezien ik een valse verklaring heb afgelegd. Ik ben niet langer meer de prooi van de man die me heeft aangevallen. Ik ben zijn gelijke; we hebben allebei lak aan de wet.

'Jij houdt helemaal niet van Robert,' zegt Yvon met verstikte stem. 'Hoe kan je zo'n afschuwelijke leugen vertellen over iemand van wie je houdt? Hij zal je erom haten.'

'Ik trek mijn beschuldiging gewoon weer in zodra ze hem hebben gevonden. Ik kom misschien wel in de problemen met de politie, maar dat kan me niet schelen. Met Robert kan verder niks gebeuren als ik toegeef dat ik het gelogen heb.'

'Weet je dat wel zeker? Kan de politie de zaak niet alsnog voort- zetten, wat jij verder ook beweert? Ze hebben jouw verhaal van gisteren altijd nog in hun dossier, toch? Dat kunnen ze dan toch ook gebruiken!'

'Yvon, dat gaat absoluut niet gebeuren,' zeg ik geduldig, hoewel mijn hersenen nu toch rafelig beginnen aan te voelen. 'Het is al moeilijk genoeg om iemand veroordeeld te krijgen voor verkrachting als de getuige wel geloofwaardig is. De politie doet hier verder echt niks meer mee als ze Robert hebben gevonden en ik mijn verhaal voor de tweede keer intrek. De rechter ziet ze aankomen, die lacht ze gewoon uit.'

'Hoe weet je dat nou? Jij hebt helemaal geen verstand van de politie en van ons rechtssysteem. Totaal niet!'

'Luister, ik heb ze een datum gegeven, oké?' Ik zwijg even, want ik krijg het mijn mond niet uit, 30 maart 2003. 'Aangezien Robert me niet op die datum heeft ontvoerd kan hij makkelijk bewijzen dat hij het niet gedaan heeft. Hij was toen vast gewoon aan het werk - hij werkt immers elke dag. Dus hij heeft een alibi, iemand heeft hem vast zien inladen of iemand heeft een bestelling in ontvangst genomen, of iemand heeft hem bij een tankstation gezien, of op een parkeerplaats. Of hij was bij Juliet.' Dit heb ik mezelf al eindeloos vaak voorgehouden. 'Robert loopt geen enkel risico.'

'Die klote Robert!' Yvons angst loopt over in woede. 'Zal ik jou eens wat zeggen? Ik denk dat er helemaal niks met hem aan de hand is. Mannen zoals hij komen altijd overal mee weg!'

'Wat bedoel je daar nou weer mee?'

'Je kunt wel in de gevangenis belanden, Naomi. Wat jij hebt gedaan, dat is toch meineed?'

'Waarschijnlijk wel, ja.'

'Waarschijnlijk wel? Is dat het enige wat je te zeggen hebt? Wat is er in godsnaam met jou aan de hand? Ben je helemaal gek geworden? Dit is echt waanzin, dit is...' Ze barst in tranen uit.

'Er zijn echt wel ergere dingen dan een tijdje vastzitten,' zeg ik rustig. 'Je denkt toch niet dat ze me levenslang gaan opsluiten? En bovendien kan ik naar waarheid zeggen dat ik uit wanhoop heb gelogen. En ik ben nog nooit eerder in aanraking geweest met justitie. Ik ben een modelburger geweest...'

'Je ziet er echt het probleem niet van in, hè?'

Ik denk even na. 'Op een bepaalde manier wel. Maar van de andere kant, nee,' zeg ik eerlijk. 'En die andere kant is op dit moment belangrijker voor me.' Ik pijnig mijn hersens om te komen met iets dat haar gerust zal stellen. Maar hoe kan iemand zoals ik nou werkelijk doordringen tot iemand als Yvon? Haar tolerantie verdwijnt bij het minste beetje moeilijkheden en haar verstand blokkeert. Als een land waar de noodtoestand is afgekondigd na een angstaanjagende en onverwachte aanval. 'Misschien is het niet zozeer een probleem, misschien is het eerder vreemd, bedoel je dat soms?' suggereer ik.

'Waar heb je het in vredesnaam over?'

'Nou... de meeste mensen zouden niet doen wat ik heb gedaan. Dat weet ik ook wel. De meeste mensen zouden geduldig afwachten, het overlaten aan de autoriteiten en er dan maar het beste van hopen. De meeste mensen zouden de zaak niet laten escaleren door te beweren dat hun vermiste geliefde een gevaarlijke crimineel is, in de hoop dat de politie dan gerichter naar hem op zoek gaat.'

'Precies! De meeste mensen zouden zoiets nooit doen!' Haar bezorgdheid om mij is omgeslagen in pure woede. 'Niemand zou zoiets in zijn hoofd halen, behalve jij!'

'En dat is wat je zo erg vindt, of niet soms? Als negenennegentig van de honderd vrouwen zoiets niet zouden doen, dan moet het wel fout zijn wat jou betreft!'

'Hoor je nou niet hoe gestoord je klinkt? Het is juist precies andersom! Omdat het fout is doen die negenennegentig van de honderd vrouwen zoiets niet!'

'Nee! Soms moet je dapper zijn en van de gebaande wegen afstappen, gewoon om de zaak eens goed wakker te schudden, om te zorgen dat er eindelijk eens iets gebeurt. Als iedereen redeneerde zoals jij nu, dan hadden we als vrouw nog steeds geen stemrecht.'

We kijken elkaar aan, allebei buiten adem.

'Ik ga het ze vertellen.' Yvon doet een stap naar achteren, alsof ze op het punt staat om naar het huis te sprinten. 'Ik ga de politie precies vertellen wat jij net tegen mij hebt gezegd.'

Ik haal mijn schouders op. 'Dan zeg ik gewoon dat jij liegt.'

Haar gezicht vertrekt. Ze past haar dreigement aan. 'Als jij het niet aan ze vertelt, dan doe ik het. Ik meen het, Naomi. Wat is er in godsnaam met jou aan de hand? Jij lijkt wel een of andere zieke weirdo!'

De laatste keer dat ik dit soort directe verbale beledigingen naar mijn hoofd geslingerd kreeg zat ik vastgebonden met touw - eerst aan een bed, en toen aan een stoel - en toen kon ik me er niet tegen verzetten. Maar van mijn zogenaamd beste vriendin pik ik dit absoluut niet.

'Ik heb geprobeerd om uit te leggen hoe het zit,' zeg ik ijzig. 'Maar als jij het nog steeds niet begrijpt, en als jij van plan bent om aan de politie te vertellen wat ik net aan jou heb verteld, dan kun je nu op zoek naar nieuwe woonruimte. Ik wil graag dat je meteen vertrekt.'

Alweer doorbreek ik een grens. Ik doe niet anders, de laatste dagen. Kon ik mijn harde woorden maar terugnemen, inslikken, zodat ze niet meer bestonden. Maar dat kan niet. Ik moet deze vechtlustige uitdrukking op mijn gezicht vasthouden. Ik mag niet zwak overkomen.'

Yvon draait zich om en wil weglopen. 'Moge God je bijstaan,' zegt ze met een beverige stem. Ik wil haar wel naschreeuwen dat alleen iemand die echt belachelijk traditioneel is zoiets zegt voor ze haar hielen licht.