3
Dinsdag 4 april
Er staat maar één persoon achter de bar van de Star Inn: een kleine, magere vent met een lang gezicht en een forse neus. Hij fluit, en poetst bierglazen met een groene, rafelige theedoek. Het is vroeg in de middag. Yvon en ik zijn zijn eerste klanten. Hij kijkt op en glimlacht naar ons. Ik zie dat hij tanden heeft als die van een paard, en aan beide kanten van zijn hoofd zit een kuil, boven zijn oren, alsof iemand hem met een enorme pincet heeft geknepen.
Vind je dat een redelijke omschrijving? Jij kwalificeert nooit iets. Ik denk dat je jouw kijk op de wereld niet aan anderen wilt opdringen, en dus hou je het bij eenvoudige zelfstandige naamwoorden: truck, huis, pub. Je hebt het altijd over je 'stamkroeg'; misschien is dat eigenlijk wel een soort kwalificatie.
Ik weet niet waarom ik zo teleurgesteld ben dat er niemand is in de Star Inn, behalve deze eigenaardig uitziende barman. Ik bedoel, ik had heus niet verwacht dat jij er zou zijn. Als ik dat zelfs maar een piepklein beetje hoopte, dan hield ik mezelf voor de gek. Want als jij in staat was om hier iets te komen drinken, dan was je ook in staat om mij te bellen. Yvon knijpt me in mijn arm als ze ziet hoe bedroefd ik kijk.
Dit is in elk geval wel de goede pub. Zodra ik mijn voet over de drempel zet verdwijnt al mijn twijfel. Dit is waar je het over hebt als je praat over de Star. Het verbaast me niks dat je zo'n afgelegen plek hebt uitgekozen, hier in de vallei, aan de oever van de rivier. Hij ligt weliswaar nog in de stad, maar je kunt hem niet zien liggen vanaf de grote weg door Spilling. Je moet de straat tussen de lijstenmaker en het Centrum voor Alternatieve Geneeswijzen in, en dan rechtdoor, langs Blantyre Park.
De pub is een lange ruimte, met de bar aan het andere eind. Er hangt een vochtige gistgeur, en een rokerige damp die daar al sinds gisteravond gevangen is.
De barman staat nog altijd te grijnzen. 'Mogguh, dames. Of eigenlijk is het al middag. Wat kan ik eens voor u inschenken?' Hieruit kan ik opmaken dat hij zo'n jongen is die graag praat als een ouwe vent. Toch ben ik blij dat ik geen keuze heb met wie ik kan praten. Nu kan ik me helemaal concentreren op wat ik te zeggen heb.
De muren hangen vol met ingelijste pagina's uit oude kranten. Ik kijk naar de lijst die het dichtst bij me hangt. Een kolom bevat een verhaal over een executie die plaatsvond in Spilling, in 1903. Er staat een foto bij van een strop, en nog een van de onfortuinlijke misdadiger. In de tweede kolom staat de kop 'Boer uit Silsford wint prijs voor mooiste varken' en dan een schetsje van het dier en zijn eigenaar, allebei met een trotse kop. Het varken heette Snorker.
Ik knipper mijn tranen weg. Eindelijk zie ik al die dingen die jij ook hebt gezien. Jouw wereld. Gisteren je huis, vandaag deze pub. Ik heb het gevoel alsof ik een rondleiding krijg door jouw leven. Ik hoopte dat ik daarmee dichter bij je zou kunnen komen, maar het heeft juist precies het tegenovergestelde effect. Het is vreselijk. Ik heb het gevoel alsof ik naar je verleden kijk in plaats van je heden. Wat het ook is, het is zeker niet iets dat ik ooit met je zou kunnen delen. Ik voel me alsof ik gevangenzit achter een glazen scherm of een rood koord dat me van jou gescheiden houdt. Ik wil je naam wel uitschreeuwen.
'Ik wil graag een dubbele gin-tonic,' zegt Yvon hard. Ze probeert gezellig te doen, voor mij, alsof we lekker op stap zijn. 'Naomi?'
'Een shandy,' hoor ik mezelf zeggen. Dat heb ik al jaren niet meer gedronken. Als ik met jou ben, dan drink ik altijd de Pinot Grigio die jij meebrengt, of de thee in onze kamer in het Traveltel.
De barman knikt. 'Komt eraan,' zegt hij. Hij heeft een zwaar streekaccent.
'Kent u Robert Haworth?' flap ik eruit, want ik ben veel te opgefokt om tijd te verliezen aan overwegingen hoe ik deze man het beste kan aanpakken. Yvon kijkt zorgelijk. Ik had haar beloofd subtiel te werk te gaan.
'Nee. Moet dat?'
'Hij is vaste klant. Dit is zijn stamkroeg.'
'Dat denken wij tenminste,' corrigeert Yvon me. Zij is mijn iets gematigder schaduw, en ze is erbij om het effect dat ik misschien heb wat af te zwakken. Als we met zijn tweeën zijn is ze altijd scherp en voert ze het hoogste woord, maar als er anderen bij zijn houdt ze zich graag aan de sociale normen. Dat kun jij misschien beter begrijpen dan ik. Als jij er zo piekerend en afstandelijk uitziet, denk ik vaak dat er binnen in je een storm woedt, krachten die je in tegengestelde richtingen trekken. Zo ben ikzelf nooit geweest, zelfs niet voor ik jou leerde kennen. Ik ben altijd heel rechtlijnig geweest. En sinds ik jou ken, ben jij voor mij richtinggevend. Niks of niemand anders komt zelfs maar bij je in de buurt.
'Nee, hij komt hier echt altijd,' zeg ik stellig. Toen Yvon vanochtend in de Gouden Gids aan het zoeken was, kwam ze met drie 'kanshebbers', zoals ze het uitdrukte: de Star Inn in Spilling, de Star and Garter in Combingham en de Star Bar in Silsford. Die laatste twee heb ik meteen al doorgestreept. Combingham is veel te ver weg en het is een veel te akelige stad, en de Star Bar ken ik zelf. Ik kom er wel eens als ik bij een klant daar in de buurt ben geweest, dan drink ik er een potje biologische pepermuntthee. Het idee dat jij daar zou zitten op die lage leren bankjes, met de exclusieve theekaart voor je neus, daar moet ik hard om lachen.
'Ik heb een foto van hem in mijn telefoon,' zeg ik tegen de barman. 'Als u hem ziet dan herkent u hem wel.'
Hij knikt vriendelijk.' Zou kunnen,' zegt hij terwijl hij onze drankjes op de bar zet. 'Dat is dan zeven pond vijfentwintig alstublieft. Er komen hier zo veel mensen waar ik de naam niet van ken.'
Ik haal mijn telefoon uit mijn tas en bereid mezelf voor op het ergste, zoals ik steeds doe. Het wordt maar niet makkelijker. Eerder moeilijker. Ik wil het uitschreeuwen als er geen klein envelopje boven in mijn scherm staat. Nog steeds geen bericht van jou. Een verse scheut pijn en angst vermengd met puur ongeloof doet mijn borst samentrekken. Ik denk aan inspecteur Zailer en rechercheur Water- house, en ik zou ze het liefst tegen elkaar slaan met hun domme, onverschillige hoofden. Ze hebben zo goed als toegegeven dat ze er niets aan gaan doen.
'En Sean en Tony,' snib ik tegen de barman terwijl ik door mijn lijst met foto's scroll en Yvon onze drankjes afrekent. 'Kent u die wel?'
Mijn vraag ontlokt hem een schorre lach. 'Sean en Tony? Neemt u me nou in de maling of zo?'
'Nee.' Ik stop met scrollen en kijk op. Mijn hart gaat tekeer. Die namen zeggen hem dus iets.
'Nee? Nou, ik ben Sean, en Tony staat hier ook achter de bar. Hij draait de avonddiensten.'
'Maar...' Ik weet niet wat ik moet zeggen. 'Robert sprak over jullie alsof...' Ik nam altijd aan dat jullie hier met zijn drieën kwamen, jij, Sean en Tony. Nu ik er zo over nadenk, heb jij eigenlijk nooit gezegd dat het zo ging. Ik heb het vast zelfbedacht, de verkeerde conclusie getrokken.
Jij komt hier dus alleen. Sean en Tony zijn er dan altijd al, want die werken hier.
Ik kijk weer naar mijn telefoon. Ik wil niet dat Yvon ziet dat dit me van mijn stuk brengt. Het is toch juist heel positief? Ik heb Sean en Tony gevonden. Zij kennen je, zij zijn je vrienden. Nu hoef ik Sean alleen nog maar je foto te laten zien, en dan herkent hij je. Ik kies die ene waar je voor je vrachtwagen staat, op de parkeerplaats van het Traveltel, en geef mijn telefoon aan hem.
Ik zie meteen dat Sean je herkent en kan weer ademhalen.
'Elvis!' Hij grinnikt. 'Tony en ik noemen hem altijd Elvis. Ook in zijn gezicht, hoor. Vindt ie niet erg.'
Ik kan wel huilen. Sean is dus wel je vriend. Hij heeft zelfs een bijnaam voor je.
'Waarom noemen jullie hem zo?' wil Yvon weten.
'Nou, dat lijkt me duidelijk.'
Maar Yvon en ik schudden ons hoofd.
'Hij lijkt precies op Elvis Costello, maar dan een stukje forser. El- vis nadat hij flink aan de taart heeft gezeten.' Sean lacht om zijn eigen grapje. 'Dat zeiden we ook altijd tegen hem.'
'Maar u wist niet dat hij eigenlijk Robert Haworth heette?' vraagt Yvon. Uit mijn ooghoek zie ik dat ze naar mij kijkt, en niet naar Sean.
'Ik geloof niet dat hij ooit heeft gezegd hoe hij heet. Voor ons is hij altijd gewoon Elvis. Hoe is het met hem? Tony en ik zeiden gister nog tegen elkaar dat we hem al een tijdje niet hebben gezien.'
'Wanneer?' zeg ik fel. 'Ik bedoel, wanneer hebben jullie hem voor het laatst gezien?'
Sean fronst. Dat klonk vast heel raar. Nou vindt hij me een vreemd mens. Stommeling. 'Wie bent u eigenlijk?'
'Ik ben Roberts vriendin.' Dat heb ik nog nooit gezegd. Kon ik het maar vaker zeggen. Kon ik maar zeggen dat ik je vrouw was.
'Heeft hij het ooit gehad over een Naomi?' vraagt Yvon.
'Nee.'
'Juliet dan?'
Sean schudt zijn hoofd. Hij begint het een beetje zat te worden.
'Moet u luisteren, dit is echt heel belangrijk,' zeg ik. Dit keer zorg ik ervoor dat ik kalm klink en niet te hard praat. 'Robert is sinds afgelopen donderdag vermist...'
'Wacht even...' Yvon legt haar hand even op mijn arm. 'Dat weten we helemaal niet zeker.'
'Ik weet het wel zeker.' Ik schud haar van me af. 'Wanneer hebt u hem voor het laatst gezien?' vraag ik aan Sean.
Hij knikt. Tets van,' begint hij, 'woensdag of donderdag, of zo. Anders komt hij elke avond even een biertje doen en even kletsen. Dus toen hij al een paar avonden achter elkaar niet kwam opdagen, vonden Tony en ik het wel raar. Hoewel, het komt natuurlijk wel vaker voor. Van die gasten die hier altijd komen, je kunt er de klok op gelijk zetten, en dan ineens: paf! Weg zijn ze, en je ziet ze nooit meer terug.'
'Heeft hij het erover gehad dat hij weg zou gaan?' vraag ik, hoewel ik al weet wat het antwoord is. 'Had hij vakantieplannen of zo?'
'Heeft hij iets gezegd over dat hij naar Kent moest?' valt Yvon me bij.
Sean schudt zijn hoofd. 'Nee, niks. Hij zei: "Tot morgen, Sean, als we dan nog leven." Hij is wel een beetje een somber type, hè?'
Ik staar naar de donkere houten vloer, bloed klopt in mijn oren. Ik heb je dat nog nooit horen zeggen. Wat nu als je een goede reden had om dat tegen Sean te zeggen? Wat nu als je niet bleef leven?
Yvon bedankt Sean voor zijn hulp, alsof het gesprek voorbij is. 'Wacht even,' zeg ik en sleur mijzelf uit het waas van angst waar ik even in weggezakt was. 'Wat is uw achternaam? En die van Tony?'
'Naomi...' Yvon klinkt verontrust.
'Vindt u het goed als ik jullie namen doorgeef aan de politie? Dan kunnen jullie hen vertellen wat u mij net hebt verteld. Dat u ook denkt dat er iets is met Robert.'
'Dat heeft hij helemaal niet gezegd,' zegt Yvon.
'Mij best. Zoals ik al zei, Tony en ik vonden het ook al vreemd. Ik heet Hennage. Sean Hennage. En Tony heet Willder.'
'Wacht hier even,' zeg ik tegen Yvon, en ik loop naar buiten met mijn tas en mijn telefoon voor ze iets terug kan zeggen.
Ik ga aan een van de witgeverfde metalen tafeltjes zitten en sla mijn jas dicht om me heen. Mijn mouwen trek ik over mijn handen. Echt terrasweer is het voorlopig nog lang niet. Ik kijk naar drie zwanen die op een rijtje over de rivier glijden terwijl ik het nummer draai waar ik vanmorgen een uur naar op zoek ben geweest; het directe nummer van de recherchedienst van de politie in Spilling. Ik wilde meteen al bellen om te kijken wat inspecteur Zailer en rechercheur Waterhouse inmiddels te weten waren gekomen, maar Yvon zei dat het te vroeg was en dat ik ze even de tijd moest gunnen.
Ik weet zeker dat ze helemaal niks doen. Ze steken nog geen vinger uit om je te helpen. Zij denken dat je uit vrije wil bent vertrokken, dat je de voorkeur geeft aan Juliet boven mij, en dat je te bang was om mij dat in mijn gezicht te vertellen. Maar jij en ik weten hoe belachelijk die gedachte is.
Ene Gibbs neemt op. Hij zegt dat Zailer en Waterhouse allebei buiten de deur zijn. Hij klinkt bits, op het onbeschofte af. Vindt hij het zo vreselijk om mij te woord te moeten staan dat hij zo weinig mogelijk woorden gebruikt om me te antwoorden? Die indruk krijg ik in elk geval. Waarschijnlijk hebben ze hem al over mij verteld en denkt hij dat ik een of andere enge stalker ben, en dat ik je zo op de hielen heb gezeten dat je niks meer met me te maken wilt hebben, en dat je de politie het vuile werk op laat knappen. Als ik hem zeg dat ik een boodschap wil doorgeven, doet hij net alsof hij een pen pakt en alsof hij de namen van Sean en Tony noteert. 'Goed,' zegt hij, veel te snel. Ik weet altijd of iemand echt iets opschrijft - dat duurt altijd even, en soms hoor je mensen bij zichzelf herhalen wat ze moeten noteren, of ze vragen hoe je het moet spellen.
Agent Gibbs doet dat allemaal niet. Hij hangt op terwijl ik nog iets tegen hem zeg.
Ik loop naar het witte ijzeren hekwerk dat het terras van de rivier scheidt. Ik zou moeten terugbellen en eisen dat ik de hoogste in rang die op dat moment wel aanwezig is te spreken krijg - een hoofdagent, of een hoofdinspecteur - om me te beklagen over hoe ik ben behandeld. Ik kan verschrikkelijk goed klagen. Daar was ik ook mee bezig toen je me voor het eerst zag, en het was ook de reden waarom je verliefd op me werd - dat zeg je altijd. Ik had geen idee dat je toen naar me keek en naar me luisterde, want anders had ik wel wat ingebonden. Godzijdank deed ik dat niet. Mooie woesteling, zo beschrijf je altijd hoe ik er die dag uitzag.
Het zou nooit bij jou opkomen om ergens tegen te protesteren - voor jezelf. Voor mij wel. Maar dat is wat je bewondert aan mijn vechtlust, mijn overtuiging dat ellende en minderwaardigheid geen deel uit hoeven maken van mijn leven. Jij bent onder de indruk van het feit dat ik het lef heb om absurd hoog in te zetten.
Ik kan niet terug naar de pub; nog niet. Ik ben te veel over mijn toeren. Tranen van woede vullen mijn ogen en vervagen het koude, langzaam stromende water voor me. Ik haat mijzelf als ik huil, echt walgelijk vind ik het. Het is zinloos. Wat heeft het voor zin om te besluiten dat je nooit meer zwak en hulpeloos zult zijn als je geliefde in het niets verdwijnt en jij niets anders kunt doen dan bij de rivier staan huilen? Slap gedoe.
Yvon zal weer zeggen dat ik de politie even de tijd moet gunnen, maar waarom zou ik? Waarom zijn inspecteur Zailer en rechercheur Waterhouse niet hier in de Star, waarom zijn zij Sean niet aan het ondervragen over wanneer hij jou voor het laatst heeft gezien? Zullen ze überhaupt de moeite nemen om naar je huis te gaan om Juliet te ondervragen? Zoekgeraakte getrouwde mannen met minnaressen staan waarschijnlijk helemaal onder aan hun prioriteitenlijstje. Vooral nu door het hele land netwerken van maniakken bezig zijn om plannen te smeden om zichzelf op te blazen met medeneming van treinenvol onschuldige mannen, vrouwen en kinderen. Gevaarlijke criminelen - dat zijn de mensen met wie de politie zich liever bezighoudt.
Mijn hart maakt een sprongetje als ik ineens een onmogelijk idee krijg. Ik probeer het de kop in te drukken, maar het wil niet weg. Het komt langzaam maar zeker uit de schaduw gekropen, als iemand die een donkere grot uit sluipt. Ik veeg mijn ogen droog. Nee, dat kan ik niet doen. De gedachte alleen al voelt als verschrikkelijk verraad. Het spijt me, Robert. Ik ben echt gek aan het worden, geloof ik. Zoiets zou niemand in zijn hoofd halen. Het zou fysiek ook onmogelijk zijn. Ik zou de woorden mijn mond niet uitkrijgen.
Wie doet nou zoiets? Niemand! Dat zei Yvon toen ik haar vertelde van onze ontmoeting, en van hoe jij mijn aandacht trok. Dat heb ik je verteld, weet je nog? Jij glimlachte en zei: 'Zeg maar tegen haar dat ik dingen doe die niemand anders zou doen.' En dat heb ik haar toen ook verteld. Toen stak zij zogenaamd haar vinger in haar keel.
Ik grijp me vast aan de reling voor steun, en ik voel me leeg, alsof deze nieuwe angst waar ik plotseling van doortrokken ben mijn botten en spieren oplost. 'Ik kan het niet, Robert,' fluister ik, maar het heeft geen zin. Ik had precies ditzelfde gevoel toen ik je voor het eerst zag: een volmaakte zekerheid dat alles wat nog zou gebeuren al heel lang geleden was vastgelegd door een kracht die veel groter was dan ikzelf. Een die iets met mij goed te maken had en met wie ik op geen enkele manier in contact kon komen, maar die mij toch volledig in zijn macht had. Ik had me er niet tegen kunnen verzetten, wat ik ook zou proberen.
En nu is het precies zo. De beslissing is allang genomen.
Sean lacht naar me als ik de pub weer binnenkom - een zouteloze cartoonsmile, alsof hij me nog nooit eerder heeft gezien en alsof we het helemaal niet net nog eens waren dat jij inderdaad vermist bent, en dat er alle reden is om ons zorgen te maken. Yvon zit aan een tafeltje ver weg van de bar en speelt met haar mobieltje. Ze heeft een nieuw spelletje geïnstalleerd en daar is ze nogal verslaafd aan. Het is duidelijk dat zij en Sean niet verder hebben gepraat tijdens mijn afwezigheid. Ik word er boos van: waarom ben ik altijd degene die alles aan moet zwengelen?
'We moeten gaan,' zeg ik tegen Yvon.
Yvon is niet altijd haar naam geweest. Dat heb ik jou nog nooit verteld. Er is veel wat ik je nooit heb verteld over haar. Ik heb het verder nooit meer over haar gehad toen het tot me doordrong dat jij wel eens jaloers zou kunnen zijn. Ik ben niet getrouwd, en op jou na is Yvon de belangrijkste persoon in mijn leven. Ik ben met haar veel closer dan met wie dan ook binnen mijn familie. Ze woont sinds haar scheiding bij mij, en dat heb ik je ook al niet verteld.
Ze is piepklein en broodmager - een meter tweeënvijftig, en ze weegt tweeënveertig kilo - en ze heeft lang, steil bruin haar tot haar middel. Meestal draagt ze het in een paardenstaart die ze rond haar arm wikkelt als ze aan het werk is, of spelletjes doet op de computer. Om de zoveel maanden slaat ze aan het kettingroken. Mentholsigaretten. Dat duurt dan een week of twee en dan stopt ze weer. Als deze buien voorbij zijn mag ik er niets over zeggen.
Ze heet eigenlijk Eleanor - Eleanor Rosamund Newman - maar toen ze twaalf werd besloot ze dat ze Yvon genoemd wilde worden. Ze had haar ouders gevraagd of ze haar naam mocht veranderen, en die gekken stemden daarin toe. Ze zijn allebei classicus aan Oxford, en heel streng als het om opleiding gaat, maar verder totaal niet. Ze vinden het reuze belangrijk dat hun kinderen hun persoonlijkheid leren uiten, zolang dat maar niet in de weg staat van een rapport vol tienen.
'Het is echt een stelletje dwazen,' zegt Yvon vaak. 'Ik was pas twaalf! Ik vond "Too Shy" van Kajagoogoo het beste nummer ooit. Ze hadden me moeten opsluiten in de kelderkast tot ik er overheen gegroeid was.'
Toen Yvon trouwde met Ben Cotchin nam ze zijn achternaam aan. Haar familie en vrienden, onder wie ik, begrepen niet waarom ze ervoor koos die naam aan te houden na hun scheiding. 'Elke keer als ik mijn naam verander wordt het allemaal een beetje erger,' legde ze uit. 'Dat risico wil ik niet meer nemen. Ik vind het anders wel leuk om een lelijke, verkeerd gespelde voornaam te hebben en de achternaam van een verwende, luie alcoholist. Het doet echt wonderen voor je gevoel van nederigheid. Elke keer als ik een aan mij geadresseerde envelop oppak, word ik er weer aan herinnerd hoe stomp-zinnig ik eigenlijk ben. Ik loop in elk geval niet het risico naast mijn schoenen te gaan lopen.'
'Gaan we naar huis?' vraagt ze.
'Nee, we gaan naar het politiebureau.'
Ik wil het haar zo graag vertellen. Yvon is degene aan wiens meningen ik de mijne altijd toets. Vaak weet ik niet eens wat ik precies denk, totdat ik heb gehoord wat zij ergens van vindt. Maar dat risico kan ik dit keer niet nemen. Het heeft trouwens ook geen enkele zin. Ik weet precies waarom het niet kan en waarom het krankzinnig is, maar ik ga het toch doen.'
'Het politiebureau?' protesteert Yvon. 'Maar...'
'Ik weet het, ik moet ze de tijd geven,' zeg ik bitter. 'Maar dit gaat over iets anders.' Ik ben verbijsterd door mijn eigen koelbloedigheid. Maar nu ik weet wat ik ga doen, voel ik me rustiger. Als ik dit doe, zal niemand me er ooit nog van kunnen beschuldigen dat ik een lafaard ben.
'Laten we buiten verder praten,' zegt Yvon. 'Ik vind het hier helemaal niks. Veel te dicht bij de rivier, en dat water maakt zo'n herrie.
En het is hier binnen zo klam, zo vochtig. Ik voel me net een onderwaterdier.' Ze staat op en trekt haar paarse sjaal om haar schouders.
'Ik wil helemaal niet praten, ik heb alleen een lift nodig. Je hoeft niet met me mee naar binnen, zet me maar gewoon af. Dan kun je daarna naar huis. Ik zie wel hoe ik terugkom.' Ik draai me om en loop richting parkeerplaats.
'Naomi, wacht!' Yvon komt achter me aan hollen. 'Wat is er nou?'
Niets zeggen is toch eigenlijk niet zo moeilijk. Dit is niet het eerste wat ik geheimhoud voor haar. Ik heb al drie jaar kunnen oefenen.
Yvon zwaait met haar sleutels en leunt tegen haar rode Fiat Punto. 'Eerst zeggen, anders breng ik je helemaal nergens heen.'
'Je gelooft mij helemaal niet, hè? Jij gelooft niet dat Juliet Robert iets heeft aangedaan. Jij denkt dat hij mij heeft gedumpt en dat hij gewoon het lef niet heeft om me dat te vertellen.'
Boven onze hoofden klinken de schelle echo's van vogelgeroep. Het lijkt wel alsof ze zich in ons gesprek willen mengen. Ik kijk omhoog naar de grijze lucht, en verwacht half dat ik daar een comité van meeuwen zal zien die op me neerkijken. Maar ze hebben geen idee en doen gewoon wat ze altijd doen.
Yvon kreunt. 'Mag ik je even herinneren aan wat ik hier de vorige zevenenveertig keer op heb geantwoord? Ik weet niet waar Robert is, of waarom hij geen contact heeft gezocht. En jij weet dat ook niet. Het is hoogst, hoogst onwaarschijnlijk dat Juliet hem in mootjes heeft gehakt en hem onder de planken vloer heeft verstopt.'
'Ze wist wie ik was. Ze wist dus van de affaire.'
'Dan nog is het hoogst onwaarschijnlijk.' Yvon kijkt wat minder streng en doet de auto open. Ik ben teleurgesteld. Als ze maar heel even zou hebben aangedrongen, dan had ik het haar verteld. Maar de meeste mensen zijn nu eenmaal niet zulke doorbijters als ik. 'Naomi, ik maak me zorgen om je.'
'Je zou je zorgen moeten maken om Robert. Er is iets met hem. Iets ergs.' Ik vraag me af waarom ik de enige ben die dat lijkt in te zien.
'Wanneer heb je voor het laatst iets gegeten?' wil Yvon weten als we in de auto zitten. 'Wanneer heb je voor het laatst fatsoenlijk geslapen?' Iedere vraag die ze me stelt verbind ik aan jou. Heb jij nu ook honger, ben je moe, zit je ergens en begin je langzaam de hoop te verliezen. Vraag je je af waarom ik niet beter mijn best doe om je te vinden? Yvon vindt me maar melodramatisch, maar ik ken jou toch? Jij zou alleen bij me wegblijven als je verlamd was, of opgesloten zat, of als je je geheugen kwijt was. Zo veel tragedies zijn niet erg waarschijnlijk, maar daarom gebeuren ze nog wel. De meeste mensen vallen nooit van de brug, komen niet om in hun brandende huizen, maar er zijn mensen die het wél overkomt.
Ik wil Yvon zeggen dat statistieken nu even niet ter zake doen, en dat ik er niks aan heb, maar ik kan het niet opbrengen. Ik heb al mijn energie nodig om me schrap te zetten voor mijn volgende stap. Bovendien lijkt het overduidelijk. Zelfs bij een kans van een op de miljoen kun jij nog altijd die ene zijn. Ik bedoel: het moet toch iemand overkomen?
Yvon is het met Juliet eens: zij vindt ook dat ik beter af ben zonder jou. Ze vindt je raar en seksistisch, en ze vindt dat je hoogdravende taal uitslaat en dat je van alles zegt wat heel diep en betekenisvol klinkt, maar wat eigenlijk heel loos is en afgezaagd. Jij dist clichés op als diepzinnige, pas ontdekte waarheden, zegt ze. Ze heeft me er ook eens van beschuldigd dat ik mijn persoonlijkheid aanpas aan wat ik denk dat jij van me wil, ook al heeft ze dat de volgende ochtend weer teruggenomen. Ik kan heus wel aan haar gezicht zien dat ze het meende, maar ze vond dat ze te ver was gegaan.
Niet dat ik beledigd was. Ik ben veranderd sinds ik jou ken. Dat was juist het allerbeste. De wetenschap dat ik met jou een toekomst had, betekende dat ik alles wat ik zo haatte aan het verleden kon begraven. Kon ik het maar begraven laten.
We rijden de steile bomenlaan in, en het geluid van de rivier achter ons vervaagt. De bomen hebben nog geen blad, ze gooien hun naakte armen de lucht in.
Yvon vraagt niet nog eens waarom ik terug wil naar het politiebureau. Ze probeert een nieuwe tactiek: 'Weet je zeker dat ik je niet beter bij Roberts huis afkan zetten? Als jij zo zeker weet dat je iets hebt gezien door het raam..
'Nee.' De angst die ik voel als ze dit zegt, voelt als een hand om mijn nek.
'Maar ja, dit is tenminste een mysterie dat we snel kunnen ontrafelen,' zegt Yvon. 'Je hoeft er alleen maar heen en even te kijken. Ik ga wel mee.'
'Nee.' De politie gaat erheen zodra ze hebben gehoord wat ik ze dadelijk ga vertellen. Als er iets te vinden valt, dan zullen zij het zeker vinden.
'Wat heb je dan in godsnaam gezien, daar? Robert kan het niet geweest zijn. Vastgebonden aan een radiator, onder de blauwe plekken. Ik bedoel, dat zou je je toch wel herinneren, zou je denken.'
'Geen grappen.'
'Wat kun je je dan nog wél herinneren van wat je in die kamer hebt gezien? Daar heb je me nog steeds niks over verteld.'
Ik heb niks verteld omdat ik dat niet kan. Het was al erg genoeg om die kamer te moeten beschrijven aan inspecteur Zailer en rechercheur Waterhouse. Mijn hersenen wilden steeds wegduiken voor dat beeld, als in een reflex.
Yvon zucht als ik geen antwoord geef. Ze zet de radio aan en ramt op de ene na de andere knop, maar er is niets wat ze wil horen. Uiteindelijk houdt ze het op een station dat een van Madonna's oude hits draait, en ze draait het volume zo laag dat het nauwelijks nog te horen is.
'Jij dacht dat Sean en Tony Roberts beste vrienden waren, toch? Zo praatte hij over ze. Maar dan heeft hij je dus maar wat op de mouw gespeld, want het zijn gewoon twee jongens die in de pub werken waar hij altijd komt.'
'Ja, daar hebben ze elkaar ontmoet. Maar dat ze vrienden waren, dat was wel duidelijk.'
'Ze weten niet eens hoe hij echt heet! En hoe kan het eigenlijk dat hij elke avond in de Star komt? Hoe kan het dat hij dus elke avond in Spilling is? Ik dacht dat hij vrachtwagenchauffeur was?'
'Hij doet geen lange ritten meer.'
'Wat doet hij dan? Voor wie werkt hij?'
Ze drukte het gaspedaal verder in en ik breng allebei mijn handen naar mijn hoofd omdat ik niet wil nadenken. 'Doe nou niet zo moeilijk,' zeg ik. 'Er is helemaal niks geheimzinnigs aan. Hij werkt voor zichzelf, meestal rijdt hij voor de grote supermarktketens.'
'Ja, ja,' mompelde Yvon.
'Hij wilde niet meer op lange ritten omdat Juliet 's nachts niet meer alleen wilde zijn. Dus rijdt hij meestal op en neer tussen Spilling en Tilbury. En soms gaat hij wel eens naar Dartford om daar te laden...'
'Moet je jezelf nou eens horen.' zegt Yvon en ze kijkt me verbluft aan. '"Hij gaat naar Dartford om daar te laden." Weet je eigenlijk wel wat dat betekent?'
Het begint irritant te worden. Ik zeg fel: 'Ik neem aan dat dat betekent dat hij dingen in zijn vrachtwagen stopt, daar in Dartford, en dat hij die spullen vervolgens naar Spilling brengt.'
Yvon schudt haar hoofd. 'Je ziet het niet. Ik had het kunnen weten. Het lijkt wel alsof hij je helemaal heeft overgenomen, en wat krijg jij daarvoor terug? Hij geeft je niks, behalve wat loze beloften. Waarom kan hij nooit eens een nacht bij je blijven? Waarom kan die Juliet niet alleen zijn?'
Ik staar naar de weg voor ons.
'Je hebt geen idee, hè? Heb je dat überhaupt wel eens aan hem gevraagd: "Wat is er eigenlijk aan de hand met die vrouw van je?'"
'Het is aan hem of hij me dat wil vertellen of niet. Ik wil hem niet aan een verhoor onderwerpen. Hij zou het niet loyaal vinden om haar problemen met mij te bespreken.'
'O jee, wat verschrikkelijk nobel van hem. En wat gek dat hij er geen probleem mee heeft om jou te neuken, qua loyaal.' Yvon zucht. 'Sorry.' Ik hoor iets in haar stem: verachting, misschien, of slijtende vriendschap. 'Moet je horen, jij hebt Juliet gisteren zelf gezien. Ze leek een volwassen vrouw die zichzelf prima kan redden. Ze leek totaal niet op het broze vrouwtje zoals Robert haar altijd omschreef...'
'Hij heeft haar helemaal niet omschreven. Nooit met zoveel woorden.' Ik begin kwaad te worden. Maar ik heb al mijn energie nodig om jou te vinden, om positief te blijven, om te zorgen dat ik niet gek word van bezorgdheid en angst. Als ik je dan ook nog moet verdedigen, trek ik het niet meer. Overigens is het te belachelijk voor woorden, deze aanval van iemand die jou nog nooit heeft ontmoet.
'Waarom eis je eigenlijk niet gewoon dat hij een keuze maakt? Want als hij nu niet bij Juliet weg kan, wanneer dan wel? Wat gaat er dan veranderen tussen nu en dan?'
Ik wil je beschermen tegen de steken van Yvons vijandigheid, en dus zeg ik niets. Jij had kunnen liegen over waarom je niet meteen al bij Juliet weg wilde; dat zouden zoveel mannen doen. Je had me een of ander verhaal op de mouw kunnen spelden om me koest te houden: iets over een zieke moeder, of dat ze zelf ziek was. De waarheid is een stuk moeilijker te accepteren, maar ik ben blij dat je het me toch hebt verteld. 'Het heeft niks te maken met Juliet,' heb je gezegd. 'Die verandert niet. Die verandert nooit.' Ik hoorde iets van vastberadenheid in je stem, maar het was misschien eerder woedende be-rusting. Woede die het gat had opgevuld dat daar door je hoop was achtergelaten. Je ogen vernauwden zich terwijl je dit zei, alsof je een steek van pijn voelde. 'Wat haar betreft maakt het niet uit of ik nu bij haar wegga of volgend jaar, of over vijfjaar.'
'Maar waarom ga je dan niet gewoon?' vroeg ik. Yvon is heus niet de enige die zich dat heeft afgevraagd.
'Het zit bij mij,' gaf je toe. 'Je zult het wel niet begrijpen, maar... Ik zit er al zo lang over te denken om bij haar weg te gaan. Ik zit het te plannen, en ik zit me erop te verheugen. Ik denk dat ik er te veel over heb nagedacht, op de een of andere manier. In mijn gedachten is het iets legendarisch. Het verlamt me. Het is te groot geworden. Ik verzand in de details - het hoe en het wanneer. In mijn hoofd ben ik allang bij haar aan het weggaan... De grote finale... waar ik al zo lang naartoe werk.' Je glimlachte bedroefd. 'Het probleem is dat het proces zich nog niet in de wereld buiten mijn hoofd heeft afgespeeld.'
Het kostte je veel tijd om dit allemaal te zeggen, en je koos je woorden zorgvuldig. Woorden die jouw gevoelens zo nauwkeurig mogelijk omschreven. Ik heb gemerkt dat je niet graag over jezelf praat, behalve als je me vertelt hoeveel je van mij houdt, of dat je pas echt leeft als je bij mij bent. Je bent het tegenovergestelde van zelfingenomen en onzorgvuldig. Yvon vindt dat ik door je geobsedeerd ben, en ze heeft gelijk, maar ze heeft jou dan ook nog nooit bezig gezien. Ik ben de enige die weet hoe hongerig je naar me kijkt, alsof je me misschien nooit meer zult zien. Niemand heeft ooit gevoeld hoe jij me kust. Mijn obsessie valt in het niet vergeleken met die van jou.
Hoe kan ik Yvon dat nou uitleggen? Ik begrijp het zelf nauwelijks.
'En als weggaan bij Juliet altijd een te grote stap voor je zal blijven, wat dan?' heb ik je gevraagd. 'Wat nu als je altijd verlamd zult blijven?' Ja, ik ben ook niet gek natuurlijk. Ik heb dezelfde films gezien als Yvon, over vrouwen die hun hele leven blijven wachten tot hun getrouwde minnaars eindelijk eens gaan scheiden en ze echt een relatie kunnen beginnen. Maar ik kan mijn tijd met jou niet zien als verspilde tijd, wat er verder ook gebeurt. Zelfs als je nooit bij Juliet weggaat, zelfs als ik je maar drie uur in de week kan zien, dan kan me dat nog niks schelen.
'Ik blijf me ook altijd verlamd voelen,' zei je. Dat was niet wat ik wilde horen en ik keerde mijn gezicht van je af, zodat je mijn teleurstelling niet zou zien. 'Ik zal me altijd zo blijven voelen als nu: alsof ik op de rand sta en niet durf te springen. Maar toch zal ik springen. Daar zal ik voor zorgen. Ik wilde ooit echt graag met Juliet trouwen, en dat heb ik ook gedaan. En nu wil ik verschrikkelijk graag met jou trouwen. Daar verheug ik me elke minuut van de dag op.'
Als ik naga wat je allemaal hebt gezegd en als ik jouw stem zo duidelijk hoor, in mijn hoofd, voel ik me als een stervend dier. Het kan niet voorbij zijn. Ik moet je weer zien. Nog twee dagen tot donderdag. Dan zal ik weer in het Traveltel zijn, om vier uur. Zoals altijd.
Yvon geeft me een por met haar elleboog. 'Ik moet misschien mijn grote mond maar houden,' zegt ze. 'Wat weet ik ook van dit soort dingen? Ik ben getrouwd geweest met een indolente zuipschuit omdat ik zo verliefd werd op het theehuis bij hem in de tuin, en omdat me
dat zo ideaal leek voor mijn bedrijfje. Nou, dat heb ik ook geweten!'
Yvon liegt voortdurend over haar liefdesgeschiedenis, en ze zet zichzelf in een veel kwader daglicht dan nodig. Ze was met Ben Cot- chin getrouwd omdat ze van hem hield. Dat doet ze nog steeds, denk ik, ondanks het feit dat hij een dronken lapzwans is. Yvon en haar bedrijfje, Summerhouse Web Design, verblijven momenteel in het souterrain van mijn huis, en Bens theehuis doet voornamelijk dienst als uit de kluiten gewassen drankkast, als we Yvons spionnen mogen geloven.
We zijn er bijna. Ik zie het politiebureau al en ik voel een enorme brok in mijn keel. Ik kan niet meer slikken.
'Waarom gaan we er niet een paar dagen tussenuit?' zegt Yvon. 'Jij moet ontspannen en een beetje loskomen van al deze stress. We kunnen naar de Silver Brae Chalets gaan. Heb ik je nou dat kaartje van ze laten zien? Ik kan daar bijna voor niks een huisje huren. Ach ja, ik heb zo mijn connecties, hè. Dus als jij nou klaar bent met wat je ook maar moet doen, daar op het politiebureau, dan kunnen we...'
'Nee,' snib ik. Waarom heeft iedereen het steeds over die verdomde Silver Brae Chalets? Inspecteur Zailer hoorde me daar ook al over uit toen ik zo stom was om haar per ongeluk dat kaartje te geven. Ze vroeg of jij en ik daar ooit waren geweest.
Ik wil niet herinnerd worden aan de enige keer dat je echt boos op me bent geweest, niet nu je vermist wordt. Raar, want daarvoor kon het me niet echt schelen. Ik was het alweer bijna vergeten zodra het gebeurd was. En jij ook, dat weet ik zeker. Maar deze ene slechte herinnering krijgt nu een nieuwe lading, en mijn gedachten willen ervoor wegduiken.
Het kan trouwens onmogelijk iets te maken hebben met jouw ver-dwijning. Waarom zou je nu alsnog besloten hebben om bij me weg te gaan om die reden? Alles was toch prima, daarna? Beter dan prima: het was perfect.
Yvon had een stapel van die verdomde kaartjes bij haar op kantoor liggen en ik heb er eentje meegenomen. Ik dacht dat jij wel eens een echte vakantie kon gebruiken, weg bij Juliet en haar bloedzuigerige eisen, en dus heb ik toen een chalet geboekt. Niet eens voor een hele week, gewoon een weekendje. Als verrassing. Ik had nog flink moeten onderhandelen over de prijs met een nogal onbeschofte dame die klonk alsof ze eigenlijk helemaal geen geld aan me wilde verdienen.
Ik weet ook wel dat je normaal gesproken liever niet van huis bent 's nachts, maar ik dacht dat het best een keertje kon. Je keek me aan alsof ik je verraden had, je hebt twee uur lang niets tegen me gezegd - geen woord. En daarna wilde je niet eens meer met me naar bed. 'Je had het niet mogen doen,' bleef je steeds maar zeggen. 'Je had het nooit mogen doen.' Je trok je terug in jezelf, met je knieën tegen je borst, en je reageerde zelfs niet toen ik je bij je schouder pakte en je door elkaar schudde, hysterisch van schuldgevoel en spijt. Wat ging er allemaal door je heen, toen? Wat dacht je allemaal dat je niet met mij kon of wilde delen?
Ik was de hele week radeloos, want ik dacht dat het nu wel over zou zijn tussen ons, en ik vervloekte mezelf dat ik het in mijn bolle hoofd had gehaald om zoiets te doen. Maar tot mijn verbazing was je de volgende donderdag weer helemaal de oude. Je hebt het er nooit meer over gehad, met geen woord. Toen ik mijn excuses aan wilde bieden zei je: 'Je weet dat ik niet weg kan, het spijt me, schat. Ik zou dolgraag willen, maar het kan niet.' Ik begreep niet waarom je dat dan niet meteen had gezegd.
Ik heb dat nooit aan Yvon verteld en nu is het te laat. Alsof zij het zou begrijpen. 'Sorry,' zeg ik. 'Ik wilde niet zo uitvallen.'
'Je moet echt even normaal gaan doen, hoor,' zegt ze ernstig. 'Volgens mij is er helemaal niks aan de hand met Robert, waar hij ook moge zijn. Maar met jou is het allemaal niet zo in orde. Ik weet ook wel dat ik nodig iets moet zeggen, aangezien ik de trotse recordhouder ben van het kortste huwelijk ooit en ik extreem voorlijk ben op het gebied van het verkloten van mijn eigen leven. Ik lag al in scheiding toen de meesten van mijn vriendinnen nog voor hun schoolexamen zaten te blokken...'
Ik moet glimlachen om die overdrijving. Yvon is geobsedeerd door het feit dat ze drieëndertig was toen ze scheidde. Ze denkt dat er een stigma kleeft aan het feit dat je zo jong al een mislukt huwelijk achter de rug hebt. Ik heb haar wel eens gevraagd wat dan een goede leeftijd is voor je eerste scheiding en toen zei ze meteen, zonder aarzeling: 'Zesenveertig.'
'Naomi, luister je wel? Ik heb het niet over de tijd sinds Robert er- vantussen is. Als je het mij vraagt gaat het al een hele poos niet goed met je.'
'Waar heb je het over?' Al mijn verdedigingsschilden gaan omhoog. 'Wat een bullshit, zeg. Er was niks aan de hand, voor donderdag. Ik was gelukkig.'
Yvon schudt haar hoofd. 'Je bleef elke donderdagnacht in je eentje slapen in het Traveltel, terwijl Robert weer terugging naar zijn vrouw! Dat is ziek, hoor. Dat hij dat laat gebeuren. En als hij altijd stipt om zeven uur vertrekt, waarom kom jij dan niet ook gewoon naar huis? Jezus, ik ben aan het raaskallen. Lekker diplomatiek ook.'
Ze slaat linksaf de parkeerplaats voor het politiebureau op. Nu niet weglopen, denk ik. Bedenk je nou niet op het allerlaatste moment.
'Robert weet helemaal niet dat ik altijd blijf slapen.' Het zal best gestoord zijn, mijn vaste donderdagavondpatroon, maar daar kun jij niks aan doen.
'O nee?'
'Ik heb het hem nooit verteld. Hij zou het vreselijk vinden, het idee dat ik daar in mijn eentje ben. En waarom ik het dan doe... nou, het klinkt vast gestoord, maar het Traveltel beschouw ik als onze plek. Dus ook al kan hij niet blijven, dan nog wil ik wel daar zijn. Ik heb het gevoel dat ik daar dichter bij hem ben dan thuis.'
Yvon knikt. 'Dat weet ik wel, maar... God, Naomi, snap je dan niet dat dat juist een deel van het probleem is?' Ik begrijp niet wat ze bedoelt. Geïrriteerd gaat ze verder: 'Dus jij voelt je dichter bij hem in een of andere morsige, anonieme hotelkamer terwijl hij lekker thuis voor de buis zit met moeder-de-vrouw. Wat jij hem allemaal niet vertelt, en wat hij jou allemaal niet vertelt, en die rare wereld van jullie die alleen maar bestaat in die kamer, drie uur per week. Zie je dat dan helemaal niet?' We rijden langs een rij geparkeerde auto's. Yvon kijkt om zich heen, op zoek naar een parkeerplek.
Misschien vertel ik je ooit nog wel eens dat ik elke donderdag bleef slapen in het Traveltel. Ik heb het alleen maar niet verteld omdat ik me er een beetje voor schaam - als jij het nou eens overdreven vindt? Misschien zijn er nog wel meer dingen die ik je niet heb verteld over mijzelf, maar er is echt maar één ding dat je niet mag weten, dat niemand mag weten. En daar ga ik zo ook verandering in brengen. Ik kan niet geloven dat ik in deze situatie ben beland, dat wat ik nu ga doen noodzakelijk en onontkoombaar is geworden.
Yvon vloekt zachtjes. De Punto blijft met een schok staan. 'Je moet er hier uit,' zegt ze. 'Er is nergens plek.'
Ik knik en open het portier. De felle wind op mijn huid geeft me een naakt gevoel. Dit kan toch niet waar zijn? Drie jaar lang heb ik er alles aan gedaan om het geheim te houden, en nu ga ik dan de barrière die ik heb opgeworpen tussen mijzelf en de rest van de wereld eigenhandig slopen. Ik moet mijzelf verraden.