4

04/04/2006

Op weg naar de voordeur van de Haworths bleef Simon even staan bij wat volgens hem het raam moest zijn waar Naomi Jenkins door keek toen ze haar paniekaanval kreeg. De gordijnen waren bijna dichtgetrokken, maar door de kier kon Simon toch de kamer zien die Naomi had beschreven. Dat had ze opmerkelijk nauwkeurig gedaan, zag hij nu. Donkerblauwe bank en stoel, vitrinekastje, een verbijsterende hoeveelheid kitscherige stenen huisjes, een schilderij van een smoezelige oude man die keek naar een half aangekleed jongetje dat fluit speelde - het was er allemaal, precies zoals ze het had verteld. Simon zag zo op het oog niets vreemds, niets wat Naomi's plotselin-ge extreme reactie kon hebben veroorzaakt.

Hij liep door naar de deur, zag de slordige tuin, eigenlijk eerder een soort vuilnisbelt, en belde aan, maar hoorde niks. Waren de muren soms te dik of deed de bel het niet? Hij belde nog een keer, en meteen nog maar eens, voor de zekerheid. Niks. Hij wilde net aankloppen toen hij een vrouw hoorde roepen: 'Ik kom eraan!' op een toon waaruit bleek dat ze vond dat hij haar niet eens de kans gaf.

Als Charlie erbij was geweest zou ze haar insigne en identificatiekaartje vast in de lucht hebben gehouden, klaar om te begroeten wie er ook open zou doen. Simon zou haar daarin hebben gevolgd, want anders zou hij uit de pas lopen, en daar hield hij niet van. Als hij alleen was liet hij zijn identificatie alleen zien als mensen erom vroegen. Hij vond het raar, een soort parodie bijna, om meteen al met dat ding te gaan wapperen. Alsof ze politietje speelden.

De vrouw die nu voor hem stond met een verwachtingsvolle blik was jong en aantrekkelijk. Ze had blond haar tot op haar schouders, bruine ogen en een paar bleke sproeten op haar neus en wangen. Haar wenkbrauwen waren te dun; daar deed ze duidelijk vaak iets mee wat flink pijn moest doen. Simon vond ze er onnatuurlijk uitzien, niet prettig. Hij herinnerde zich dat Naomi Jenkins het over een mantelpakje had gehad. Vandaag droeg Juliet Haworth een zwarte spijkerbroek en een dunne zwarte V-halstrui. Ze rook naar een scherp, citrusachtig parfum.

'Hallo?' zei ze kortaf, vragend.

'Mevrouw Juliet Haworth?'

Ze knikte.

'Is uw man thuis, Robert Haworth? Ik zou hem graag even spreken.'

'Enu bent...?'

Simon vond het verschrikkelijk om zich te moeten voorstellen, hij haatte de klank van zijn eigen stem als hij zijn naam noemde. Dat was een tik die hij had overgehouden aan zijn schooltijd; en waar wat hem betrof niemand ooit achter hoefde te komen. 'Ik ben rechercheur Simon...'

Juliet Haworth onderbrak hem met een bulderende lach. 'Robert is er niet. Bent u van de politie? Een rechercheur nog wel? Godallemachtig!'

'Weet u waar hij is?'

'In Kent. Hij logeert bij vrienden.' Ze schudde haar hoofd. 'Naomi heeft hem zeker als vermist opgegeven, of niet soms? Daarom bent u nu hier.'

'Hoelang zit meneer Haworth al in Kent?'

'Een paar dagen. Moet u eens even goed horen, die slet van een Naomi is niet helemaal lekker in haar hoofd. Het is gewoon een smerige...'

'Wanneer is hij er weer?' viel Simon haar in de rede.

'Maandag. Moet ik hem dan soms even langs het bureau brengen? Om te bewijzen dat hij echt nog wel leeft, en dat ik hem niet in een vlaag van jaloezie zijn hersens heb ingeslagen?' Juliet Haworths mond vertrok even. Gaf ze nou toe dat ze jaloers was, vroeg Simon zich af, of vond ze het juist een bespottelijk idee?

'Hij zou mij inderdaad erg helpen als hij maandag even langskomt, als hij er weer is. Waar in Kent is hij precies?'

'Sissinghurst. Wilt u het adres?'

'Graag, ja.'

Juliet leek geïrriteerd door zijn antwoord. 'Dunnisher Road 22,' zei ze nors.

Simon noteerde het adres.

'U weet toch wel dat die vrouw krankzinnig is? Als u haar wel eens hebt ontmoet, dan moet u dat toch weten. Robert probeert al maanden om er een einde aan te maken met haar, maar ze is kennelijk niet gevoelig voor subtiele hints. Eigenlijk komt het mij wel goed uit dat u hier bent. Ik zou de politie erbij moeten halen in plaats van dat mens. Wat kan ik doen om ervoor te zorgen dat ze hier niet elke keer maar weer langskomt? Kan ik iets van een straatverbod regelen?'

'Hoe vaak is ze hier dan geweest zonder uitnodiging?'

'Ze was hier gisteren,' zei juliet, alsof dat Simons vraag moest be-antwoorden. 'Ik keek uit het raam van mijn slaapkamer. Toen zag ik haar in de tuin, ze wilde wegrennen nog voor ik goed en wel beneden was.'

'Dus ze is hier pas een keertje geweest. Daar zal geen enkele rechter een straatverbod voor uitvaardigen.'

'Ik denk graag vooruit.' Juliet sloeg een samenzweerderig toontje aan. Ze kneep haar ogen tot spleetjes en leek bijna te knipogen. 'O, maar die komt echt nog wel terug. Als Robert geen verdere avances maakt, en dat gaat niet meer gebeuren, dan slaat die Naomi Jenkins haar tent nog op in mijn tuin, daar kun je op wachten.' Ze lachte alsof het een grappig vooruitzicht was in plaats van iets waar ze zich zorgen over maakte.

Ze deed geen stap terug het huis in. Ze bleef op de drempel staan. Achter haar in de gang zag Simon lichtbruin ribtapijt, een rode telefoon op een houten tafeltje, een hoop schoenen, gympen en laarzen. Er hing een spiegel met een vettige veeg in het midden tegen een ge- vlekte, bekraste muur. Rechts van de spiegel hing een lange smalle kalender aan een punaise. Bovenaan stond een foto van Silsford Castle en dan een regel voor elke dag van de maand, maar er was verder niet op geschreven. Juliet noch Robert had afspraken genoteerd.

'De vrachtwagen van meneer Haworth staat hier buiten geparkeerd,' zei Simon.

'Dat weet ik.' Juliet deed geen moeite haar ongeduld te verhullen. 'Ik zei toch al dat Robert in Kent zat. Ik heb niet gezegd dat zijn vrachtwagen daar ook was.'

'Heeft hij dan ook een gewone personenauto?'

'Ja, een Volvo V40. En die - dat zeg ik u maar vast, dat bespaart u weer onnodig speurwerk - staat ook hier buiten geparkeerd. Robert is met de trein naar Sissinghurst. Rijden is zijn werk. Als hij niet hoeft te werken, rijdt hij liever niet.'

'Hebt u ook een telefoonnummer voor me van waar hij nu is?'

'Nee.' Haar gezicht betrok. 'Hij heeft zijn mobieltje toch bij zich.'

Dit beviel Simon niet. 'Ik dacht dat u zei dat hij bij vrienden was? Hebt u daar het nummer dan niet van?'

'Het zijn vrienden van Robert, niet van mij.' Juliets opgekrulde lip suggereerde dat ze ook helemaal niet bevriend wenste te zijn met deze mensen, al zou haar man het haar voorstellen.

'Wanneer hebt u Robert voor het laatst gesproken?' wilde Simon weten. Hij ging nu in de aanval: omdat Juliet Haworth zo graag wilde dat hij ophoepelde, had hij juist zin om nog wat te blijven hangen.

'Ik wil niet onbeleefd zijn, maar wat gaat dat u eigenlijk aan? Gisteravond, nou goed? Hij heeft me gisteravond gebeld.'

'Volgens Naomi Jenkins neemt hij zijn mobiel niet op.'

Dit scheen Juliet geweldig nieuws te vinden. Haar gezicht stond weer geanimeerd en ze glimlachte. 'Ja, die zal wel flink over de rooie zijn. Die ouwe, trouwe Robert, die haar maar niet terugbelt - wat vreselijk toch!'

Simon haatte het hoe jaloezie alle beschaving uit de mens kon halen. Zelf was hij ook wel eens zo'n lomperik geweest, meer dan eens.

Dan werd hij beestachtig. Heel even kwam het beeld bij hem op van Juliet als een roofdier dat haar lippen likte terwijl haar prooi voor haar ogen doodbloedde. Maar dat was misschien niet eerlijk, aangezien Naomi had toegegeven dat zij wilde dat Haworth Juliet zou verlaten om met haar te trouwen.

Naomi had Robert Haworths nummer gisteren opgeschreven. Si- mon zou later nog een bericht inspreken, en vragen of hij hem terug zou willen bellen. Hij zou ervoor zorgen dat het een luchtige, manvan-de-wereld toon had, dat bericht. Ik doe Colin Sellers wel na, dacht hij.

'Doe me een genoegen,' zei Juliet, 'en zeg tegen Naomi dat Robert zijn mobieltje gewoon bij zich heeft en dat het prima functioneert. Hij heeft al haar berichtjes gekregen maar hij heeft gewoon geen zin om te reageren.' Ze trok de deur dichter tegen zich aan, zodat Simon niet meer goed naar binnen kon kijken. Het enige wat hij nog kon zien was het halfronde telefoontafeltje, vlak achter haar.

Hij gaf haar zijn kaartje. 'Wilt u vragen of uw man meteen contact met ons opneemt als hij weer thuis is?'

'Dat heb ik toch al gezegd? Mag ik dan nu weg, alstublieft? Of eigenlijk: wilt u nu alstublieft weggaan?'

Simon zag voor zich hoe ze in tranen uit zou barsten zodra ze de deur voor zijn neus had dichtgedaan. Hij vond haar manier van doen net iets te kregelig, zelfs een beetje gemaakt. Toneelspel. Hij vroeg zich af of Robert soms naar Kent was gegaan om definitief zijn keuze te maken: Juliet of Naomi. Als dat zo was, dan was het geen wonder dat zijn vrouw een tikje gespannen was.

Simon stelde zich voor hoe Naomi thuis gespannen zou zitten wachten, en de logica probeerde in te zien van het feit dat Haworth haar had verlaten. Liefde en lust hadden geen enkel respect voor logica, dat was nu juist het probleem. Maar waarom had Simon eigenlijk medelijden met Naomi Jenkins? Waarom had hij geen medelijden met de bedrogen echtgenote?

'Naomi dacht dat ik niet van haar bestaan wist,' zei Juliet met een hatelijke grijns. 'Stomme trut. Natuurlijk wist ik het. Ik heb een foto van haar gevonden op Roberts telefoon, Niet van haar alleen, maar van hen samen, met hun armen om elkaar heen bij een of ander wegrestaurant. Lekker romantisch. Ik was er niet naar op zoek, hoor - ik kwam hem per ongeluk tegen. Robert had zijn telefoon op de grond laten liggen. Ik was kerstversiering aan het ophangen en toen stapte ik er per ongeluk op. Dus toen heb ik wat toetsen ingedrukt, helemaal in paniek, want ik was bang dat ik hem had stukgemaakt en toen kwam die foto ineens tevoorschijn. Als je het nou toch over een schok wilt hebben,' mompelde ze eerder tegen zichzelf dan tegen Simon. In haar ogen lag nu een glazige blik. 'En dan heb ik de politie op mijn stoep. Als je het mij vraagt zouden jullie Naomi Jenkins neer moeten schieten.'

Simon deed een stap naar achteren. Hij vroeg zich af hoe Robert Jenkins zijn wekelijkse afspraakjes met Naomi had kunnen volhouden als Juliet al voor de kerst van zijn affaire af wist. Als ze er pas vorige week achter was gekomen, dan zou dat Haworths overhaaste vertrek naar zijn vrienden in Kent verklaren.

Ergens in de krochten van Simons brein begon zich een vraag te vormen, maar voordat hij die kans kreeg, zei Juliet Haworth: 'Ik ben er klaar mee', en deed ze de deur voor Simons neus dicht.

Zij was niet de enige die er klaar mee was. Simon stak zijn hand alweer uit naar de bel, maar bedacht zich toen. Om in dit stadium nog meer vragen te stellen, dat zou niet in de haak zijn. Opgelucht liep hij terug naar zijn auto, startte de motor en zette de radio aan. Toen hij de straat uitreed was hij de treurige driehoeksverhouding van Robert Haworth alweer vergeten.

Charlie kwam de bar van het Playa Verde Hotel binnen stampen en slingerde haar handtas op de barkruk naast die van haar zusje. Oli- via had in elk geval haar bevel opgevolgd en op haar gewacht, voor ze naar het vliegveld stormde om een eersteklasticket te boeken naar New York, zoals ze had gedreigd. Jeetje, wat viel ze uit de toon in dat zwarte jurkje met die blote schouders. Wat had Liv eigenlijk verwacht? Dit was een lastminutedeal, die bijna niks had gekost.

'Niks te vinden,' zei Charlie. Ze zette haar bril af en veegde de re-gendruppels eraf met de zoom van haar shirt.

'Hoe kan er nou niks te vinden zijn? Er zijn een miljoen hotels in Spanje. En je kunt me nog meer vertellen, maar die zijn allemaal beter dan dit hier. Allemaal, stuk voor stuk.' Olivia inspecteerde haar wijnglas om zeker te zijn dat het schoon was, voor ze een slokje nam.

Geen van beide dames sloeg een andere toon aan dan gewoonlijk, en het kon hen allebei niks schelen dat de barman hen kon verstaan. Hij was een oudere man uit Swansea met twee enorme, donkerblauwe vlindertatoeages op zijn bovenarmen. Hij was naar Spanje ge- emigreerd, had Charlie hem tegen een andere klant horen zeggen, nadat hij eerst twintig jaar als rijinstructeur had gewerkt. 'Ik mis Engeland totaal niet,' had hij gezegd. 'Dat land is helemaal naar de klote.' Zijn enige concessie aan zijn nieuwe land was dat hij iedereen die de bar ook maar naderde vertelde dat de sangria nu voor de helft van de prijs was, en wel tot het einde van de week.

Charlie en Olivia waren deze avond zijn enige klanten, op een te dik stelletje na, met een oranje huid en een enorme stapel koffers om zich heen. Ze zaten gebogen over zes pinda's in een zilveren schaaltje, en duwden er af en toe even tegen met hun dikke vingertjes, alsof ze hoopten dat er eentje zou omrollen en er iets wonderbaarlijks onder zou liggen. Op de achtergrond zong Rod Stewart zachtjes 'You Wear It Well', maar je moest echt je best doen om dat te horen.

Alle vier de muren van de Bar Arena waren bekleed met een Schotse ruit. Het plafond was van gipsplaat en zat onder de nicotine- vlekken. En toch, als het ongelukkige lot je trof dat je je in het Playa Verde moest ophouden, dan was dit nog de beste plek, omdat ze hier in elk geval alcohol serveerden. In de piepkleine kamer die Charlie en Olivia deelden was namelijk geen minibar. Olivia vond dit een enorme schok, en ze trok elke la van de kast open om naar binnen te gluren met de mededeling: 'Dat ding moet toch ergens zijn.'

Voor het smalle raampje van hun kamer hing vitrage die naar verschaalde sigarettenrook en vet stonk en die al in geen jaren gewassen was. Het bed dat Olivia uit had gekozen, omdat het dichter bij de badkamer was, stond zo dicht bij die badkamer dat je daar niet meer in kon. Als Charlie naar de wc moest, dan moest ze over het voeteneinde van haar zus naar binnen klauteren. Dat had ze die middag gedaan, en bij die expeditie trof ze opgedroogde tandpasta aan in een van de twee plastic glazen en een dot nat haar in het afvoerputje van het bad. Tot nu toe was het brandalarm al twee keer zomaar afgegaan: Beide keren duurde het een halfuur voor iemand zo snugger was om het af te zetten.

'Heb je op het internet gezocht?' vroeg Olivia.

'Wat denk je dan dat ik de afgelopen twee uur heb uitgespookt?' Charlie slaakte een diepe zucht en bestelde een cognac en een ginger- ale, waarbij ze weer de goedkope sangria die de barman aanbood afsloeg. Ze plooide haar mond tot een glimlach en zei dat ze immers nog tot het eind van de week had om van de speciale aanbieding gebruik te maken. Ze stak een sigaret op en dacht dat het onmogelijk slecht voor je gezondheid kon zijn om in dit soort situaties te roken. Het einde van de week leek nu heel, heel erg ver weg. Meer dan genoeg tijd om zichzelf van kant te maken, dus, als het zo bleef. Misschien was een zelfmoordaanslag wel een prima manier om een einde te maken aan dit verschrikkelijke hotel.

'Geloof me, er zat niks bij dat jouw goedkeuring zou kunnen wegdragen,' zei ze tegen Olivia.

'Dus er waren wel andere hotels waar ze nog kamers vrij hadden?'

'Een paar, ja. Maar die hadden of geen zwembad, of ze lagen niet direct aan het strand, of ze hadden geen airconditioning, of ze hadden geen restaurant maar alleen een buffet 's avonds...'

Olivia schudde haar hoofd. 'Alsof we airconditioning nodig hebben met dit weer, of een zwembad,' zei ze. 'Het regent en het is koud. Ik zei toch dat het nog te vroeg was voor Spanje.'

De hitte in Charlies borst begon zich nu uit te breiden. 'Je zei ook dat je niet een heel eind wilde vliegen.' Olivia had voorgesteld om in juni weg te gaan, vanwege haar 'geen-lekker-weer-angst'. Charlie vond het een goed idee, want het laatste waar ze zin in had was haar zus elke ochtend om zes uur uit bed te zien springen, naar het raam te zien hollen en te horen roepen: 'Ik zie nog helemaal geen zon!' Maar hoofdinspecteur Proust had roet in het eten gegooid. In juni wilden al te veel mensen weg, had hij gezegd. Gibbs wilde op huwelijksreis, om maar eens wat te noemen. En voor die tijd ging Sellers nog weg op een heimelijk tripje met Suki, zijn minnares. De officiële versie van het verhaal was dat hij de hei op moest met zijn team. In de tussentijd zou zijn vrouw Stacey in Spilling blijven, en de kans was helemaal niet zo heel klein dat ze dan Gharlie tegen het lijf zou lopen, of Simon, Gibbs, Proust - en alle anderen van wie Sellers had beweerd dat ze met zijn allen in touwen zouden klimmen en door de modder zouden waden, ergens op het platteland. Het verbaasde Charlie enorm dat Sellers zijn dubbelleven zo lang al in de lucht had weten te houden, als je naging hoe slecht zijn leugens in elkaar staken.

'Dus je zou het niet erg vinden om ergens te zitten zonder zwembad, en zonder airconditioning?' vroeg Charlie, die op haar hoede was voor wat zo'n eenvoudige oplossing voor hun probleem leek. Er moest toch ergens een addertje onder het gras zitten.

'Wat ik erg vind is dat de zon niet schijnt, en wat ik erg vind is dat het hier kouder is dan in Londen.' Olivia zat kaarsrecht op haar barkruk, met haar benen over elkaar geslagen. Ze zag er elegant uit, en teleurgesteld, als een bedrogen ouwe vrijster uit een van die eindeloze, saaie films waar Charlie zo'n bloedhekel aan had, vol met hoedjes en verwoeste reputaties. 'Maar wat kan ik eraan doen. Ik ben in elk geval absoluut niet van plan om ergens aan de rand van een zwembad te gaan hangen als het zeikt van de regen.' Plotseling lichtten haar ogen op. 'Zat er dan niet een bij met een fijn binnenbad? En een wellnessgebeuren? O, een spa, dat zou geweldig zijn! Ik heb wel zin om lekker rond te dobberen in zo'n zoutwatertank.'

Charlie voelde hoe de moed haar in de schoenen zonk. Kon het dan nooit eens een keer allemaal gewoon goed gaan? Was dat echt te veel gevraagd? Je kon met niemand meer lol hebben dan met Olivia, maar dan moesten de omstandigheden er wel naar zijn.

'Daar heb ik verder niet naar gekeken,' zei ze. 'Maar het lijkt me niet waarschijnlijk, tenzij je er een kapitaal voor overhebt.'

'Geld speelt geen rol,' zei Olivia meteen.

Charlie had het gevoel alsof er een veer sprong binnen in haar; een die ze steeds naar beneden moest duwen voor hij omhoog zou springen en alles zou verpesten. 'Mij wel, helaas. Dus tenzij jij graag ergens in je eentje naartoe wilt...'

Olivia had minder te besteden dan Charlie. Ze was freelance journalist en had een gigantische hypotheek op een appartement in een hippe Londense buitenwijk, Muswell Hill. Zeven jaar geleden was bij haar eierstokkanker vastgesteld. Toen waren zowel haar eierstokken als haar baarmoeder meteen weggehaald, en dat had haar leven gered. Sinds die tijd smeet ze met geld als een verwend kind uit de rijkere klassen. Ze reed rond in een BMW Z5 en ging met de taxi van de ene kant van Londen naar de andere alsof het de normaalste zaak van de wereld was. Met de metro reizen was een van de vele dingen waarvan ze beweerde dat ze dat nooit van haar leven meer zou doen, net als compromissen sluiten, strijken en het inpakken van cadeautjes. Soms, als ze slecht kon slapen, lag Charlie te piekeren over de financiële situatie van haar zusje. Ze moest torenhoge schulden hebben, dat kon niet anders - en dat vond Charlie verschrikkelijk.

'Nou goed, als we dan niet in een fatsoenlijk hotel kunnen, dan zou ik liever iets heel anders doen,' zei Olivia toen ze er even over had nagedacht.

Tets heel anders?' vroeg Charlie verrast. Olivia had een niet mis te verstaan veto uitgesproken toen ze een vakantiehuisje had geopperd, want dat zou haar allemaal te veel moeite zijn, ook al had Charlie gezegd dat zij alle boodschappen wel zou doen, en dat ze ook wel wilde koken. Wat Charlie betrof was het roosteren van brood, 's ochtends, en het in elkaar draaien van een salade voor de lunch nou niet bepaald een grote moeite. Olivia zou eens een dagje mee moeten draaien met Charlie als ze aan het werk was.

'Ja, laten we gaan kamperen of zoiets.'

'Kamperen? Spreekt hier de vrouw die nooit naar het popfestival in Glastonbury wilde omdat het toiletpapier daar niet netjes in een puntje was gevouwen door een dienstmeisje?' 

'Nou ja, het heeft ook niet bepaald mijn voorkeur. Ik zat liever ergens in een mooi Spaans hotel, in juni. Dat was mijn oorspronkelijke plan. Maar als ik dat niet kan krijgen, dan heb ik liever niet een zielige schaduw van mijn ideaal. Ik bedoel: kamperen hoort ook gewoon een grote bak ellende te zijn. Modderig, koud, en vies eten en zo...'

'Ik denk eerlijk gezegd dat jij in rook op zou gaan, net als de Boze Heks uit het Westen, uit de Tovenaar van Oz, als jij ooit eens echt ging kamperen.'

'En als we nou eens naar papa en mama gingen? Daar zijn we al in geen eeuwen meer samen geweest. Mama zou ons op onze wenken bedienen. En ze zeuren me de kop gek wanneer ik weer eens een keertje kom, en daar klinkt wel iets in door van: als-je-niet-snel- een-keertje-komt-dan-schrappen-we-je-uit-ons-testament, moet ik zeggen.'

Charlie trok een lelijk gezicht. Hun ouders waren onlangs verhuisd naar Fenwick, een klein dorpje aan de kust van Northumber- land. Daar hadden ze een golfobsessie ontwikkeld die op gespannen voet stond met het ontspannen imago van die sport. Ze deden alsof golfen een fulltime baan was, waaruit je kunt worden ontslagen als je niet voldoende toewijding toont. Olivia was een keer met ze meegegaan naar hun club, en ze had achteraf aan Charlie verteld dat papa en mama ongeveer even relaxed waren geweest als een stel drugs-koeriers die door de douane moesten.

Charlie dacht niet dat ze het uit zou houden met drie van haar fa-milieleden tegelijkertijd. Ze kon het idee van vakantie niet verenigen met een bezoek aan haar ouders. Maar het was waar: het was al heel lang geleden dat ze samen in het noorden waren geweest. Misschien had Olivia wel gelijk.

De barman schroefde het volume van de muziek wat op. Het was nog altijd Rod Stewart, maar hij zong een ander liedje: 'The First Cut Is the Deepest'. 'Geweldig nummer,' zei hij, en hij gaf Charlie een knipoog. 'Ik heb een T-shirt met "Rod is God" erop. Dat heb ik normaal altijd aan.' Hij keek naar zijn eigen borstkas, en vroeg zich kennelijk af waarom hij het vandaag niet droeg. 

Dankzij de combinatie van Rod Stewart en de Schotse ruit op de muur kreeg Charlie een ideetje. 'Ik weet wat,' zei ze. 'Wat zou je ervan zeggen om naar Schotland te vliegen?'

'Ik vlieg overal heen waar ik lekker vakantie kan vieren. Maar hoezo Schotland?'

'Dan zijn we dicht genoeg bij papa en mama om daar een paar keer te gaan lunchen, maar dan kunnen we daarna meteen weer weg...'

'Waar naartoe?' vroeg Olivia.

'Iemand op mijn werk heeft me een kaartje gegeven van een bedrijf dat huisjes verhuurt...'

'Ah, nee hè...'

'Nee, luister nou, het klonk echt heel goed.'

'Ja, maar dan moeten we zelf koken.' Olivia trok een vies gezicht.

'Op de kaart stond dat ze voor je koken als je dat wilt.'

'Drie keer per dag: ontbijt, lunch en avondeten?'

Charlie had het gevoel dat ze een stevige borrel nodig had, ook al had ze er een in haar hand die ze met flinke teugen achterover klokte. Charlie stak nog een sigaret op. 'Ik zal ze even bellen, dan vraag ik het wel. Ik meen het, Liv, het klonk echt heel leuk. Allemaal superkingsize bedden en zo. Luxe chalets, stond er op het kaartje.'

Olivia lachte. 'Jij bent echt de droom van elke marketingman. Alles heet tegenwoordig "luxe", al is het nog zo'n vlooienhol.'

'Ik weet nogal zeker dat ze er ook een spa hebben,' viel Charlie haar in de rede.

'Ja, een vervallen schuurtje met een badkuip, zul je bedoelen. Ik betwijfel ten zeerste dat ze daarmee doelen op floating tanks waar je lekker in kunt drijven.'

'Wil je lekker drijven? Ik wil je hier wel even in zee gooien, hoor.' De beste grappen hebben altijd een kern van waarheid, immers.

'Ik ben gewoon op mijn hoede, dat kun je me toch niet kwalijk nemen.' Olivia monsterde Charlie alsof ze haar voor het eerst zag. 'Waarom zou ik jou vertrouwen als je zo overduidelijk gestoord bent?' Toen fluisterde ze vinnig: 'Jij met je verzonnen vriendje!'

Charlie keek weg en blies een kring rook uit. Waarom moest ze altijd alles aan haar zuster vertellen als ze wist dat ze daar spijt van zou krijgen?

'Hoe heb je hem eigenlijk genoemd?' vroeg Olivia.

'Ik wil het er niet over hebben. Graham.'

'Graham? Jezus!'

'Nou ja, die naam had ik net in de krant zien staan en ik was te moe om iets anders te verzinnen.'

'En geloofde Simon je?'

'Weet ik niet. Ik denk het wel. Het leek hem niet zo veel te kunnen schelen.'

'Heeft onze Graham ook een achternaam? Bush, of Blair of zo?'

Charlie schudde haar hoofd en lachte als een boer met kiespijn. Dat was kennelijk een enorme deugd: om jezelf kunnen lachen. Maar Olivia eiste wel heel veel van Charlie op dit gebied.

'Ik zou het in de kiem smoren zo gauw je weer terug bent,' adviseerde Olivia. 'Zeg maar tegen Simon dat het uit is met Graham. Kom maar weer gewoon terug in de wereld van de gewone mensen.'

Charlie vroeg zich af of Simon iets had gezegd tegen Sellers en Gibbs. Of, God verhoede, tegen inspecteur Proust. Iedereen van de recherche vond haar liefdesleven een drama. Ze wisten allemaal heel goed wat ze voor Simon voelde, en dat hij haar niet wilde hebben. Ze wisten ook dat ze de afgelopen drie jaar met meer mannen naar bed was geweest dan anderen in hun hele leven.

Maar Charlie was al gehecht aan haar leugen, en aan de nieuwe status en waardigheid die het haar verleende. Ze wilde dat Simon zou denken dat ze een echt vriendje had en niet weer een van die hopeloze onenightstands. Een heuse relatie. Als een groot mens.

Ze had Olivia nog niet verteld over Alice Fancourt en Simon. Dat vond ze te deprimerend. Waarom was Simon nu ineens weer over Alice begonnen, terwijl ze al twee jaar geen contact hadden gehad? Wat voor nut had het dat ze elkaar nu weer zagen? Charlie had aangenomen dat hij die hele Alice alweer was vergeten, of daar in elk geval aan werkte. Het leek of er nooit iets tussen die twee was gebeurd.

Hij had Charlie heel serieus verteld dat hij van plan was om Alice aan de haak te slaan, alsof hij verwachtte dat ze zou tegensputteren. Hij wist dat het haar niet onberoerd zou laten. Toen ze een paar dagen later de naam van haar niet-bestaande Graham in een gesprek liet vallen, was het duidelijk dat dat Simon totaal niet interesseerde.

Dat bleef Olivia ook steeds maar herhalen, alsof Charlie het anders nog zou vergeten. 'Het kan Simon helemaal niet schelen of je een vriendje hebt of niet. Ik snap niet dat je denkt dat je hem jaloers kunt maken. Als hij jou had gewild, had hij je al heel lang geleden kunnen hebben.'

Zou Simon er achter kunnen komen dat zij Graham maar bedacht had? Dat zou Charlie niet trekken. 'Moet ik nou nog bellen met die Silver Brae Chalets of niet?' vroeg ze vermoeid.

'Nou, erger dan deze dump kan het niet zijn,' zei Olivia met een slecht Schots accent. 'Och, aye, lassie, waarom ook niet?'