1 3
Donderdag 6 april
Inspecteur Zailer doet de deur van mijn cel open. Ik probeer op te staan, maar realiseer me pas hoe kapot ik ben als ik mijn knieën voel knikken en als ik in mijn hoofd een kletterend geluid hoor. Voor het me lukt om uit de verwarde kluwen in mijn hoofd een samenhangende vraag te destilleren zegt inspecteur Zailer: 'Het gaat goed met Robert. De bloedingen zijn gestopt en de zwellingen worden minder.'
Meer dan dat heb ik niet nodig om weer wat energie te krijgen. 'U bedoelt dat hij weer beter wordt? Komt hij weer bij?'
'Dat weet ik niet. De arts die ik heb gesproken zei dat daar niets over te zeggen viel, gezien de verwondingen aan zijn hoofd. Het spijt me.'
Ik had het moeten weten: er komt nooit een einde aan deze kwelling. Het is een eindeloze race - de rechte witte finishlijn lost op tot fijn poeder dat wegwaait zodra ik in de buurt kom, en dan zie ik in de verte alweer een nieuwe lijn liggen. En als ik daar dan hijgend voor mijn leven op afhol, gebeurt weer precies hetzelfde. Het ene afwachten eindigt en het nieuwe afwachten begint alweer. Ik heb het gevoel alsof er binnen in me een beest opgesloten zit dat er met alle geweld uit wil, en dat maar heen en weer schommelt. Kon ik mijn hoofd maar op orde krijgen, dan zou ik het niet erg vinden om de hele nacht wakker te liggen.
'Ik wil naar het ziekenhuis, naar Robert,' zeg ik als inspecteur Zailer me meeneemt naar de gang.
'We gaan nu naar de verhoorkamer,' zegt ze vastberaden. 'Er zijn wat dingen waar we het over moeten hebben, Naomi - er valt heel wat uit te leggen en op te helderen.' Mijn lichaam zakt in elkaar. 'Geen zorgen,' zegt inspecteur Zailer. 'Als je de waarheid vertelt heb je niks te vrezen.'
Ik zou nooit bang kunnen zijn voor de politie. Zij houden zich aan regels die ik kan begrijpen en waar ik het, op een enkele uitzondering na, mee eens ben.
'Ik weet dat jij Robert nooit iets aan zou kunnen of willen doen.'
Een golf van opluchting trekt door mijn vermoeide botten. Godzijdank. Ik wil vragen of Juliet jou dit heeft aangedaan, maar er is een schakel los in dat deel van mijn hersenen dat de spraak aanstuurt, en mijn mond gaat niet open.
De verhoorkamer heeft lichtrode muren en ruikt sterk naar anijs.
'Wil je misschien iets drinken voor we beginnen?' vraagt inspecteur Zailer.
'Als er maar alcohol in zit.'
'Thee, koffie of water,' zegt ze, iets koeler.
'Dan gewoon water.' Ik probeerde niet geestig te doen. Maar ik weet dat je ook mag roken tijdens een verhoor, en er staat een asbak voor me op tafel. Als ze tabak en nicotine toestaan, waarom dan geen alcohol? Er zijn zo veel zinloze inconsistenties in de wereld, en de meeste zijn te danken aan regelrechte stompzinnigheid.
'Met of zonder bubbels?' vraagt inspecteur Zailer nors als ze de kamer uit loopt. Ik weet niet of ze nou boos is of dat ze een grapje maakt.
Zodra ik alleen ben gaat mijn verstand op nul. Ik zou me nu eigenlijk moeten voorbereiden, maar ik zit alleen maar en probeer de gaten tussen het ene en het andere moment te overbruggen.
Je leeft nog.
Inspecteur Zailer komt terug met mijn water. Ze rommelt wat met de opnameapparatuur op tafel, die er veel geavanceerder uitziet dan wat ik me bij een taperecorder had voorgesteld. Als ze hem eenmaal aan de praat heeft, noemt ze eerst haar eigen naam en dan de mijne, en datum en tijd. Ze vraagt me te verklaren dat ik geen prijs stel op de aanwezigheid van een advocaat. Als ik dat heb gedaan leunt ze achterover en zegt: 'Ik zal ons allebei een heleboel tijd besparen en het vraag-en-antwoordspelletje verder achterwege laten. Ik beschrijf de situatie zoals ik die zie, en dan zeg jij gewoon of ik gelijk heb, oké?'
Ik knik.
'Robert Haworth heeft jou helemaal niet verkracht. Daar heb je over gelogen, maar je had een heel goede reden om te liegen. Jij houdt van Robert en je geloofde echt dat hem iets was overkomen, waardoor hij afgelopen donderdag niet naar het Traveltel kon komen. Iets ergs. Je hebt je bezorgdheid hierover eerst uitgesproken tegen rechercheur Waterhouse en mijzelf, maar je zag dat wij de situatie helemaal niet zo ernstig opnamen als jij en dus ben je van tactiek veranderd - je hebt geprobeerd om ons te doen geloven dat Robert gewelddadig en gevaarlijk was, en dat hij zo snel mogelijk moest worden gevonden, voor hij iemand anders iets aan zou doen. Maar je was steeds van plan om ons de waarheid te vertellen zodra we hem gevonden hadden. Het was maar een tijdelijke leugen - jij wist dat je uiteindelijk met de waarheid op de proppen zou komen.' Inspecteur Zailer stopt even om adem te halen. 'Klopt het tot nu toe nog allemaal?'
'Het klopt allemaal wat je net zei.' Ik ben enigszins van mijn stuk gebracht door het feit dat ze me doorheeft. Heeft ze soms met Yvon gesproken?
'Naomi, met jouw leugen heb je Roberts leven gered. Als we nog een dag langer hadden gewacht, dan was hij zeker dood geweest. Hij had de druk op zijn hersenen door die bloedingen nooit overleefd.'
'Ik wist dat ik deed wat ik moest doen.'
'Naomi? Als ik jou was zou ik vanaf nu nooit meer tegen mij liegen. Want dat je toevallig gelijk had over Robert wil niet zeggen dat jij de regels maar naar je hand kunt blijven zetten als dat jou zo uitkomt. Heb je dat goed begrepen?'
'Ik heb helemaal geen reden meer om te liegen, nu jullie Robert hebben gevonden en hij in veiligheid is. Heeft... heeft Juliet geprobeerd hem te vermoorden? Wat heeft ze met hem gedaan?'
'Daar komen we nog wel op,' zegt inspecteur Zailer. Ze vist een pakje Marlboro Light uit haar tas en steekt er een op. Ze heeft lange nagels, die bordeauxrood gelakt zijn, en de nagelriemen zijn afge- kauwd en rauw. 'Dus, als Robert Haworth je niet heeft verkracht, wie heeft het dan wel gedaan?'
Haar woorden voelen als kogels die op me worden afgevuurd. 'Ik... niemand heeft me verkracht. Ik heb het allemaal maar verzonnen.'
'Tamelijk ingewikkeld verhaal. Dat met het theater, en die tafel...'
'Het was allemaal een grote leugen.'
'O ja?' Inspecteur Zailer laat haar sigaret op de rand van de asbak balanceren en vouwt haar armen over elkaar en kijkt me aan door de slierten rook. 'Nou, dan was het een verdomd gecompliceerde leugen. Waarom zou je er zoveel bizarre details bij verzinnen - dat met het etentje, de eikels op het bed, dat gewatteerde oogmasker? Waarom heb je niet gewoon gezegd dat Haworth je heeft verkracht in het Traveltel? Dat jullie ruzie hadden, en dat hij boos werd... enzovoort. Dat zou toch allemaal een stuk simpeler zijn geweest?'
'Hoe meer details je in een leugen stopt, des te eerder zullen mensen je geloven,' zeg ik. 'Een verzinsel moet even specifiek zijn als de waarheid, als je het echt wil laten lijken.' Ik haal diep adem. 'Een ruzie in het Traveltel zou nooit hebben gewerkt - dan zou het te veel gaan over Robert en mij. Jullie moesten juist denken dat hij een bedreiging was voor vrouwen in het algemeen, en dat hij een of ander... ritualistisch, pervers monster was. Daarom heb ik het ergste verhaal verzonnen dat ik kon bedenken.'
Inspecteur Zailer knikt langzaam. Dan zegt ze: 'Ik denk dat je dat verhaal juist hebt gebruikt omdat het echt gebeurd is.'
Ik zeg niets.
Ze haalt wat papieren uit haar tas, vouwt die open en legt ze voor me op tafel. Ik werp er een snelle blik op en weet precies wat er op die papieren staat. Het grijpt me naar mijn keel, ook al kijk ik niet naar de woorden.
'Heel slim,' zeg ik.
'Dacht je soms dat deze niet echt zijn? Robert heeft jou niet verkracht, Naomi, maar jij en ik weten allebei dat iemand anders dat wel heeft gedaan. En wie het ook geweest is, hij heeft het ook met andere vrouwen gedaan. Deze vrouwen, namelijk. Hoe kwam jij erbij dat jij de enige was?'
Ik zet me schrap en bekijk de stukken papier die voor me liggen. Het zou echt kunnen zijn. Een ervan is opgesteld door iemand die nauwelijks kan schrijven. En de details zijn steeds net een beetje anders. Ik denk niet dat inspecteur Zailer dit zelf heeft geschreven. Waarom zou ze ook? Dat zou net zo zijn als wat ze zegt over mijn verhaal: veel te complex.
'Sommige vrouwen stappen naar de politie als ze verkracht zijn,' zegt ze losjes. 'Dan worden er monsters genomen. En nu we meneer Haworth te pakken hebben, kunnen we ook van hem een dna-mon- ster nemen. Als hij verantwoordelijk is voor deze verkrachtingen, dan kunnen we dat nu bewijzen.' Ze bekijkt me nauwlettend.
'Robert?' Deze plotselinge u-bocht brengt me van mijn stuk. 'Maar die zou nooit een vlieg kwaad doen. Neem gerust een monster van zijn dna. Maar u zult geen match vinden.'
Inspecteur Zailer kijkt me aan met een meelevende glimlach. Maar dit keer trap ik er niet meer in. 'Jij zou een geweldige getuige zijn, Naomi, als je dat zou willen. Als je nu eens begint met ons de waarheid te vertellen, dan kunnen we aan de slag om die gestoorde gek te zoeken die jou en deze andere vrouwen heeft verkracht. Zou je dat niet willen?'
'Ik ben nooit verkracht. Wat ik jullie heb verteld was een leugen.' Denkt ze nou dat ik dit zeg omdat ik haar poging om het recht te laten zegevieren wil dwarsbomen, die domme muts? Ik kan het niet toegeven omdat ik dat gewoon niet kan. Ik ben degene die de rest van mijn leven verder moet met mijzelf, en de enige manier waarop ik dat nog kan is door te doen alsof mij zoiets nooit is overkomen.
Ik heb eindeloos veel films gezien waarin mensen de waarheid er zomaar uitflappen nadat een agent of een psychiater of een advocaat een beetje tegen ze aan heeft zitten duwen. Ik dacht altijd dat dat wel heel erg domme mensen moesten zijn, of dat ze heel wat minder uithoudingsvermogen hadden dan ik. Maar misschien heeft het wel niks te maken met uithoudingsvermogen; misschien komt het wel door mijn zelfkennis dat ik in staat ben om niet toe te geven aan het beroep dat inspecteur Zailer op me doet. Ik weet hoe mijn brein werkt, dus ik weet ook hoe ik het moet beschermen.
Bovendien ben ik hier niet de enige leugenaar.
'Dit zijn verhalen die u van websites voor verkrachtingsslachtoffers hebt gehaald,' zeg ik. 'U hebt dus helemaal geen dna. Dat kan niet.'
Inspecteur Zailer glimlacht. Ze trekt nog meer papieren uit haar tas. 'Kijk hier eens naar,' zegt ze.
Ik krijg het benauwd en begin te zweten. Ik wil de papieren niet van haar aanpakken, maar ze houdt ze voor zich uit. Ze hangen vlak onder mijn kin. Ik moet wel.
Ik voel me duizelig als ik naar de letters kijk. Het zijn aangiften, net zulke als die ik voor rechercheur Waterhouse heb ondertekend, afgelopen dinsdag. Aangiften van verkrachtingen die wat vorm en inhoud betreft lijken op die van mij. Tot in het gruwelijkste detail. Het zijn er twee. Beide zijn opgenomen door een inspecteur Sam Kombothekra, van de recherche in West Yorkshire. De ene is uit 2003, en de andere uit 2004. Als ik niet zo laf was geweest, dan had ik de aanvallen op Prudence Kelvey en Sandra Freeguard dus kunnen voorkomen. Ik moet wel kijken naar de namen, dan is het niet zo onpersoonlijk.
Twee vrouwen met een naam, een die anoniem wilde blijven, een serveerster uit Cardiff die alleen haar voornaam opgeeft - nog vier andere slachtoffers dus. Op zijn minst.
Ik ben niet de enige.
Inspecteur Zailer gaat gewoon verder met haar werk. 'Hoe kan het dat Juliet Haworth weet wat jou is overkomen? Ze weet alles - al die dingen waarvan jij nu zegt dat je ze hebt verzonnen. Heeft ze dat van Robert? Heb jij het aan hem verteld?'
Ik kan geen antwoord geven. Ik huil en ik huil, als een klein kind. De grond zakt onder mijn voeten weg en ik zweef door het duister. 'Er is niks gebeurd,' krijg ik er nog uit. 'Helemaal niks.'
'Juliet wil je spreken. Ze wil ons niet vertellen of zij Robert heeft mishandeld, en of zij hem wilde vermoorden. Ze wil helemaal niks zeggen. Jij bent de enige met wie ze wil praten. Wat vind jij?'
Ik hoor de woorden, maar ik begrijp ze niet.
'Wil je dat doen? Dan kun jij haar meteen vragen hoe zij weet dat jij verkracht bent.'
'Je liegt! Als zij het weet dan komt het alleen doordat jullie het aan haar hebben verteld.' Mijn dijen klotsen van het zweet. Ik voel me slap, alsof ik moet overgeven. 'Ik wil Robert zien. Ik moet naar het ziekenhuis.'
Inspecteur Zailer legt een foto van jou voor me op tafel. Mijn hart maakt een heftige sprong; ik kan me voorstellen dat een whiplash ook zo aanvoelt. Ik wil de foto aanraken. Je huid is grauw. Je gezicht kan ik niet zien, omdat je niet naar de camera kijkt. Op de foto zie ik vooral bloed, rood langs de randen en zwart en klonterig in het midden.
Ik ben blij dat ze me dit laat zien. Wat er ook met je is gebeurd, ik wil het onder ogen zien. Ik wil zo dicht mogelijk bij je zijn.
'Robert,' fluister ik. De tranen stromen over mijn gezicht. Ik moet naar het ziekenhuis. 'Heeft Juliet dit gedaan?'
'Zeg jij het maar.'
Ik staar inspecteur Zailer aan, en vraag me af of we soms elk een heel ander gesprek voeren, in twee verschillende werelden. Ik weet niet wie dit gedaan heeft. Ik heb geen idee. Als ik het zou weten, dan zou ik diegene vermoorden. Ik kan me niet voorstellen wie het gedaan kan hebben, behalve je vrouw.
'Misschien heb jij Robert wel zo toegetakeld. Heeft hij je soms verteld dat hij ermee wilde stoppen? Heeft hij de euvele moed gehad om niet meer verliefd op je te zijn?'
Deze absurde redenering maakt me kwaad: 'Zijn alle agenten hier net zo dom als jij?' bits ik. 'Ik dacht dat je toch minstens een diploma moest hebben om tot de opleiding te worden toegelaten? Ik dacht dat ik dat wel eens ergens had gelezen. Ik zou liever willen praten met iemand die naar school is geweest.'
'Je praat nu met iemand met een doctorstitel.'
'Doctor in wat. Imbeciliteit?'
'We hebben dna van jou nodig voor een vergelijking met wat we op de plaats delict hebben gevonden. Als jij het hebt gedaan, dan kunnen we dat zo bewijzen.'
'Prima. In dat geval zullen jullie snel genoeg weten dat ik het niet gedaan heb. Ik ben blij dat we meer hebben dan alleen jouw intuïtie, want die lijkt me ongeveer even zinvol als een...'
'Een zonnewijzer in het donker?' vult inspecteur Zailer aan. Ze spot met me. 'Ga je nou praten met Juliet Haworth? Ik blijf er bij. Je loopt geen enkel risico.'
'Ik wil alleen met Juliet praten als ik Robert mag zien. Als dat niet mag, kun je het op je buik schrijven.' Ik neem een slokje water.
'Lekker ben jij,' mompelt ze. Maar ze zegt geen nee.