Stempel te koop

Op doorreis naar Honduras, waar we de Mayaruïnes vlak over de grens met Guatemala willen bezoeken, wacht ons een verrassing. De douane neemt onze paspoorten in. We krijgen te horen dat we een ernstig misdrijf hebben begaan en in grote moeilijkheden verkeren. Het stempel van Guatemala ontbreekt. Met andere woorden: wij zijn illegaal in hun land. Triomfantelijk laten we de reçuutjes zien, waaruit blijkt dat we twee keer vijftien dollar hebben betaald om vanuit Belize Guatemala binnen te komen. Maar dit ultieme bewijs dat we niet uit de lucht zijn komen vallen maakt geen enkele indruk, net zomin als ons betoog dat we niet verantwoordelijk kunnen worden gesteld voor de fouten van hun collega’s.

De heren komen ter zake. Een stempel van Guatemala kost tweehonderd quetzales per persoon, dat wil zeggen: wanneer we een betaalbewijs willen. Zonder betaalbewijs komt het op honderd quetzales. Maar als ons dat liever is, mogen we ook terug naar Guatemala-Stad om bij het migratiekantoor een stempel te halen. Even goede vrienden.

De keus is snel gemaakt. Twee keer honderd quetzales is twintig euro. Het had erger gekund.

‘Krijgen we geen stempel van Honduras?’

‘Niet nodig voor drie dagen.’

In Honduras ontmoeten we doña Flavia Cueva, die haar rustieke haciënda in de bergen bij Copán Ruinas heeft opengesteld voor toeristen. Als we haar vertellen wat ons is overkomen, reageert ze furieus. We moeten begrijpen dat dit soort corruptie, waarbij de grensposten elkaar de bal toespelen, moordend is voor het toerisme. Wat jammer toch dat de slachtoffers het altijd over hun kant laten gaan. Ze dringt erop aan dat wij de minister van Toerisme schrijven. Wij stellen een boze brief op, die doña Flavia als fax verzendt. De fax gaat ook naar een kennis, die net als zij de minister persoonlijk kent, met het verzoek ’m door te sturen. Ook ons reisbureau Ixcanan Travel laat weten Zijne Excellentie te zullen benaderen.

Na drie dagen staan we weer aan de grens. Zou de boodschap de minister al bereikt hebben? Voor alle zekerheid hebben we de chauffeur van het toeristenbusje ingeseind. Jorge Mendoza is het met ons eens dat hevige emoties niet goed zijn voor hart en bloedvaten. We mogen in het busje blijven, terwijl hij met onze paspoorten in het douanekantoortje verdwijnt. Met een verbeten trek op zijn gezicht komt hij terug. De beambten wilden geld zien, omdat er geen stempel van Honduras in staat. Maar als Jorge Mendoza zegt dat hij tot in hoogste instantie aan de bel zal trekken, dan doet hij dat ook. ‘Oude mensen met een hartkwaal lastigvallen, je moet maar durven!’ Hij overhandigt ons onze paspoorten. We hoeven niets te betalen.

In de namiddag komen we aan bij de jungle-lodge Tijjax in Río Dulce. Hoewel eigenaar Eugenio Gobatto, die bij ons aanschuift voor een gastheerpraatje, laconiek vaststelt dat ons avontuur mij als schrijver meer oplevert dan die schavuiten – ik heb immers een verhaal – wil hij niet achterblijven bij doña Flavia. Hij biedt aan onze brief te mailen naar Willi Kaltschmit, de Hoge Commissaris van Toerisme in Guatemala – nog hoger dan de minister. Willi Kaltschmit is als lid van het IOC en persoonlijke vriend van onze toekomstige koning Willem Alexander bepaald niet de eerste de beste. ‘Wacht maar even,’ zegt onze gastheer en hij toetst een nummer in zijn mobieltje. Even later heb ik Willi Kaltschmit aan de lijn. Niemand minder dan de Allerhoogste Autoriteit zegt mij toe dat hij terstond maatregelen zal nemen.

Te laat realiseer ik me wat we hebben losgemaakt. Het zou allemaal wel eens ernstiger gevolgen voor de douanemensen kunnen hebben dan onze bedoeling is. Per slot van rekening zijn het ook maar arme sloebers, die natuurlijk graag de kans aangrijpen wat kruimels van de grote hoop mee te pikken. ‘Maakt u zich maar geen zorgen,’ zegt Eugenio. ‘Ze worden gewoon overgeplaatst naar een andere grenspost en dan begint het feest weer helemaal van voor af aan. U kunt rustig gaan slapen.’