Komt goed
Geen kwaad woord over Šime Razovic, onze Kroatische vriend die we kennen uit Nederland. Hij heeft er alles aan gedaan om het ons, op rondreis in zijn geboorteland, naar de zin te maken. Nu het uur van afscheid nadert, biedt hij aan ons naar het vliegveld te brengen.
Op Schiphol moet je enkele uren van tevoren aanwezig zijn, maar op het piepkleine vliegveldje van Zadar niet meer dan een kwartier, beweert Šime. Wij uiten onze twijfels. Dat bevalt hem niet. Willen wij het soms beter weten? Het is zíjn land.
Gerarda stelt voor dat we voordat het vliegtuig vertrekt gezellig een kop koffie op het vliegveld drinken. Alleen moeten we dan wel een half uurtje eerder weg. Goed idee, vindt Šime.
Op de ochtend van het vertrek sta ik om zes uur op straat naar hem uit te kijken. Hij komt eraan, wuift losjes naar me en rijdt door. Ik begrijp er niets van. Een half uur later komt hij voorrijden. ‘Half zeven is afspraak,’ zegt hij.
Als we de stad achter ons hebben gelaten, legt hij een vinger op zijn lippen: ‘Noe opletten. Ik laat zien iets heel erg, niet over praten!’ We rijden langs een verlaten dorp. Alle huizen zijn verwoest. ‘Servisch,’ fluistert hij. In het volgende dorp zijn de huizen intact. ‘Kroatisch,’ lispelt Šime. We kennen de beelden van de televisie. Ik vermoed dat hij omrijdt om ons een kant van zijn land te tonen die toeristen normaal niet te zien krijgen. We vinden het best – als we maar wél op tijd zijn.
Šime houdt zich krampachtig aan de maximumsnelheid. Aan één stuk door heeft hij kritiek op de medeweggebruikers die ons passeren. Vooral vrouwen doen volgens hem de domste dingen in het verkeer. ‘Sorry Gerarda, maar vrouw,’ verzucht hij.
Het vliegveld lijkt veel verder weg dan we ons van de heenreis herinneren. Ik vraag Šime de luchthaven te bellen dat we eraan komen.
Hij zal ons eens even laten zien hoe het hoort. Hoewel handsfree niet verplicht is in Kroatië, zet Šime de auto aan de kant. Hij voert een lacherig gesprek, waarin verschillende keren het woord ‘Holandija’ valt. Als hij uitgebeld is, stelt hij jolig vast ‘dat het vliegtuig er nog staat’. ‘Heb je gezegd dat we eraan komen?’ vraag ik. Ik krijg een ontwijkend antwoord. ‘Zijn op tijd, komt goed,’ bromt hij.
Ik stoot Gerarda aan: ‘Zeg jíj eens wat!’
‘Komt goed,’ bauwt ze hem na.
‘Als we het vliegtuig missen, gaan we de boot in, als je dat maar weet!’ val ik uit.
‘Zijn op tijd!’ roept Šime ongeduldig.
Ik laat het er maar bij. Voor je het weet zet hij de auto aan de kant om ons op de kaart aan te wijzen hoe dichtbij het wel niet is.
Helemaal zeker van zijn zaak is hij niet. Op een kruispunt vraagt hij iets aan een voorbijganger. Hij veert overeind. ‘Weg omgelegd,’ schreeuwt hij. ‘Noe opschieten!’ Hij keert met gierende banden. ‘Niet boos worden,’ zegt hij tegen mij. ‘Niet goed voor jij.’
Eén minuut voor vertrek komen we op het vliegveld aan. De incheckbalie is al gesloten, maar in Kroatië zijn toeristen heilige koeien. De grondstewardess loodst ons in ijltempo langs de beveiliging en de douane. Šime staat met een brede grijns achter het hek. Hij maakt een toeter van zijn handen. ‘Jammer geen koffie!’ roept hij.