Een klein pensioentje

Onze gids Njoya Silas Ngetar, die wij voor het gemak Silas noemen, studeerde in Kameroen af als leraar Engels. Om zijn familie te kunnen onderhouden nam hij een baantje als gids aan. Bij gebrek aan toeristen kan dat morgen afgelopen zijn. Een aanstelling als leraar zit er niet in. Hij kan de ‘kickback’ niet opbrengen. Kickback, dash of commission is pidgin-Engels voor smeergeld.

Silas weet niet hoe oud hij is. Hij schat om en nabij de 25. Op een bepaalde leeftijd moet je in Kameroen een identiteitspas hebben. Dat kost geld, dus zijn ouders hebben gesjoemeld. ‘Soms moet je wel eens liegen,’ concludeert Gerarda, maar Silas reageert met: ‘Je mag nooit liegen.’

Ik vertel hem wat er op Yaoundé Airport gebeurde, toen de douane stond te popelen om zich op onze koffers te storten. Er dook een politieofficier op, een zwarte reus, die beweerde dat wij bij hem hoorden. De douaniers sprongen in de houding. We mochten meteen doorlopen en waren maar wát blij. ‘Dat was om te helpen,’ werpt Silas tegen. ‘Jouw ouders hadden geen andere keus,’ zegt Gerarda.

De hoge politieman werkte samen met zijn tweelingbroer, ook al zo’n reus, die in de aankomsthal met het bord ‘FITA’ op ons stond te wachten. Deze broer stelde zich voor als Joseph, manager van de First International Travel Agency, ons Kameroenese reisbureau. Joseph was tevens hoofdambtenaar op het ministerie van Toerisme: een combinatie waarover men tot voor kort in Nederland het voorhoofd zou fronsen, maar hij vond het zelf wel zo gemakkelijk.

Wat heet corruptie? Al gauw hebben we in de gaten dat in Kameroen de eigen mensen veel eerder het slachtoffer zijn dan toeristen. Vooral taxichauffeurs worden uitgeknepen. Toch dreigden we, mogelijk omdat we onzeker overkwamen, al op de eerste dag de dupe te worden van twee pogingen om ons af te persen. Toen Joseph ervan hoorde, trok hij het zich persoonlijk aan. Het lijkt ons sterk, maar volgens onze chauffeur Elyssee zijn Joseph en zijn tweelingbroer de politieofficier nog dezelfde dag op zoek gegaan naar de daders. ‘Ze zijn oersterk en kunnen heel hard lopen,’ vertrouwde Elyssee me met twinkelende ogen toe.

In het begin zagen we Joseph regelmatig, maar op een goed moment was hij helemaal uit beeld. Silas en Elyssee zeiden niet te weten waarom, maar we vermoedden dat hij in ongenade was gevallen bij Mr. Nkoe, de grote baas van de FITA, waarschijnlijk omdat wij meer kostten dan de bedoeling was.

We zien Joseph voor het laatst op het station van Yaoundé, waar hij, samen met zijn broer op ons wacht. Met een zucht van opluchting drukt hij ons aan zijn machtige borst, als we, met veel vertraging aangekomen uit het noorden, als allerlaatsten uit de trein stappen. Zwaaiend met zijn gummistok baant zijn broer voor ons een weg door de menigte. We hebben het nog vaak over onze Kameroenese aartsengelen.

Wat heet corruptie? Bij een van onze sporadische ontmoetingen met Mr. Nkoe grijp ik de kans aan hem te vragen waarom we steeds minder CFA’s hebben gekregen voor onze travellercheques, terwijl Elyssee en Silas ons toch steeds naar een filiaal van dezelfde bank brachten (overigens niet toevallig de bank waarvan Mr. Nkoe commissaris is). Na een telefonisch rondje vertelt hij ons hoe het zit. De eerste bankemployé die we troffen, was een jonge vrouw, die had nog niet zo veel geld nodig. De tweede, in Garoua, was vader van een groot gezin en kon wel een extraatje gebruiken en de derde medewerker was een man die tegen zijn pensioen aanzit, een klein pensioentje, dus u begrijpt…

We begrijpen het.

Gerarda komt tot een slotsom.

‘De corruptie is hier veel eerlijker dan bij ons.’

‘Openlijker zal je bedoelen.’

‘Dat zeg ik: eerlijker.’