De gevaren van Saigon

Er komen zelden toeristen in district 6 van Saigon. Geen wonder dat we de aandacht trekken. We logeren bij Mr. Duong en Mrs. Ahn en hun twee zoontjes.

De communicatie met Mr. Duong verloopt meestal via een tolk aan de telefoon. Ook Mrs. Ahn kan amper Engels spreken en verstaan, maar Engels lezen en schrijven gaat haar goed af. We wisselen briefjes met haar uit. ‘Don’t cross road!’ drukt ze ons op het hart als we aankondigen dat we een stukje gaan wandelen.

Saigon wordt doorsneden door verkeersaders. Van de ruim zeven miljoen inwoners stort de helft zich met doodsverachting op brommers en scooters in een hel van staal, stank en lawaai. Mr. Duong denkt dat wij zijn vrouw gevraagd hebben hoe we moeten oversteken. Hij belt de tolk die zijn korte cursus oversteken vertaalt. Onze gastheer beweert dat je als voetganger het verkeer naar je hand kunt zetten. Ze stoppen niet voor je, ook niet bij een zebrapad, maar schatten je loopsnelheid in om vóór of achter je langs te kunnen scheren. Wil je het er levend afbrengen, dan moet je niet stilstaan, aarzelen of achteruitlopen, en al helemaal niet gaan rennen.

We hebben geen enkele behoefte om over te steken. Er is genoeg te zien in onze wijk met zijn straathandel, eetkraampjes en winkeltjes. Ook de directe omgeving van ons logeeradres aan een doodlopende straat bevalt ons prima. Overal staan altaartjes om boze geesten te weren. Voor 20 eurocent per half uur bereik je vanuit het luidruchtige internetcafé de hele wereld. We worden uitgenodigd om op een krukje aan te schuiven voor een geurige ‘noodle beef soup’ op de stoep – wat we niet doen omdat we daarmee Mrs. Ahn, die overheerlijk kan koken, voor het hoofd zouden stoten.

De kleuterschool, ook hier ‘Kindergarten’ genoemd, is een attractie apart. Vertederd kijken we naar de vaders en moeders en opa’s en oma’s die de kleintjes komen ophalen. Ze gaan voor of achter op de brommer of tussen twee groten in, soms wel drie kindertjes tegelijk. Je houdt je hart vast.

We raken in gesprek met Mr. Lingh, een van de mannen op leeftijd die de hele dag buiten op een stoel hangen.

Mr. Lingh moet glimlachen om mijn veronderstelling dat nu de fietsen door brommers en scooters zijn verdrongen, deze op hun beurt plaats zullen maken voor auto’s, met als gevolg ellenlange files. ‘Voor auto’s is geen plaats in onze steden,’ zegt hij. Brommers zijn ideaal. Je vindt altijd wel een gaatje om door te rijden en een plekje om te parkeren. Zelfs bankdirecteuren gaan erop naar hun werk.

Als Mrs. Ahn haar scooter de huiskamer binnenrijdt en naast die van Mr. Duong parkeert, zien we dat zij de rand uit een hoed heeft geknipt en over haar helm heeft geschoven. ‘My helmet is new fashion,’ schrijft ze. ‘You are beautiful,’ schrijven we terug.

We willen haar verrassen met een bloemetje. Maar de enige bloemenwinkel die we ontdekken staat op verboden gebied: aan de overkant. We houden een taxi aan om over te steken. Alsof hij niet anders gewend is, keert de chauffeur tegen de verkeersstroom in en zet ons aan de overkant af. ‘Als het nu maar geen kunstbloemen zijn,’ zegt mijn vrouw. Het zijn geen kunstbloemen. Het is kleurrijk kinderspeelgoed.