Meisje van de geesten

Een roomblanke vrouw van tegen de dertig met dreadlocks tot over haar schouders. Kaapstad kijkt er niet van op. Toch houdt iedereen de pas in als Maya ons spontaan om de hals valt. Ons vroegere buurmeisje uit Muiden loopt op blote voeten, is helemaal in het rood gehuld en behangen met kralenkettingen en amuletten. Zwarte voorbijgangers reageren blij verrast. Ze herkennen haar aan het aantal kettingen als een sangoma in opleiding, een traditionele genezeres en waarzegster die zich inzet om met geneeskrachtige kruiden en goede raad de mensen te helpen.

We schieten de lounge van het Cape Grace Hotel in. Maya heeft alle begrip voor de nieuwsgierige blikken: ‘Als ze me zien, denken ze niet: die zal wel bij de Blokker werken.’

Ik vraag haar of ze er ook begrip voor heeft dat veel mensen het als een bevlieging zullen zien.

‘Ik heb hier niet voor gekozen,’ zegt ze. ‘Ik heb me er juist tegen verzet.’ Ze vertelt dat ze compleet de weg kwijt was. Verkracht, haar vriend overleden, depressies, eetstoornissen.

Haar leven wordt beheerst door haar helderziendheid. In haar moederland Zuid-Afrika voorvoelde ze al heel jong dat haar hier een grote taak wachtte. Haar gave joeg haar zo veel angst aan dat ze vluchtte in drugs. Door een overdosis zweefde ze acht uur tussen leven en dood. Ze kreeg visioenen van voorouders, die haar voor de keus stelden: zich voor anderen inzetten of doodgaan. Haar roeping werd geblokkeerd door haar drugsgebruik. Pas na een jaar maakte de coke plaats voor een droommedicijn uit boomschors om de geest te zuiveren. ‘Er zat zo veel troep in mijn kop, die moest eruit,’ zegt ze.

Maya hapt in een ciabatta met zalm. De roomkaas ontbreekt. Zuivel is taboe in deze fase van haar leertijd. Volgens de regels moet ze een deel van het eten als offer aan de voorvaderen op de grond werpen, maar gezien het dure tapijt laat ze maar wat naast haar bord vallen. Ze verzucht: ‘Eigenlijk is het doodeng. Je leven is niet meer van jou. Je draagt een grote verantwoordelijkheid.’

Het kan nog jaren duren eer Maya een brug mag zijn tussen voorouders en patiënten. Als ze de eindstreep haalt, zal ze de rook opsnuiven van smeulende ‘imphepo’ (een kruidenmengsel), ervan in trance raken, in tongen spreken en de boodschap doorgeven in Xhosa, de taal van de AmaPondo-stam in Transkei die haar in zijn midden heeft opgenomen.

Tijdens een keiharde ontgroening moest ze zich op haar knieën voortbewegen. Ze kreeg opdracht voor honderdvijftig stamleden haar helderziendheid te bewijzen door verschillende attributen die verstopt waren terug te vinden – waaronder de speer en de knuppel die ze altijd bij zich moet dragen.

Ik krijg antwoord op mijn vragen nog voor ik ze gesteld heb. ‘Nee, het is geen voodoo, want die speelt in op angst. Nee, we raadplegen geen botjes. En nee, er worden geen menselijke organen als geneesmiddel gebruikt.’ Aids is een hoofdstuk apart. Langzaam maar zeker komt een samenwerking op gang tussen sangoma’s en reguliere artsen.

Wanneer ze straks, zoals ze zelf zegt, dokter, psycholoog, helderziende en priester tegelijk is, kan ze terugkijken op de heidens moeilijke weg die ze gegaan is. Bij haar inwijding moest ze in het wit gekleed een kip slachten, het bloed opvangen en drinken en er zich mee wassen. Voor haar huidige rode periode moest een geit worden gedood. Het examenstuk voor de blauwe periode, haar laatste, is het slachten van een koe. Daar denkt ze nog maar even niet aan.

Ze schrijft iets op een servetje en schuift het mij toe. ‘Nomathongo,’ lees ik. ‘Mijn Xhosa naam,’ zegt ze. ‘Het betekent: meisje van de geesten.’

‘Is het geen eenzaam avontuur?’

Ze lacht. ‘Ik moet celibatair leven tot ik afgestudeerd ben. Ik slaap in mijn eentje op de grond. Seks is ver van mijn matje.’

Als we opstappen, voorspelt ze dat het over tien, vijftien jaar heel gewoon zal zijn dat er in Zuid-Afrika blanke sangoma’s rondlopen. Haar grootste wens is de verschillende culturen dichter bij elkaar brengen.

Ze neemt het restant van haar ciabatta mee in een doggy bag – een ‘brakkie-sakkie’ op z’n Afrikaans. Om alsnog te offeren?

De jonge portier van het Cape Grace Hotel is van haar stam. Hij kan zijn geluk niet op als zij een gesprekje in Xhosa met hem aanknoopt. Hij huppelt letterlijk van enthousiasme.

Het begint te hozen. Terwijl ze een rode deken omslaat, zegt ze lachend dat regen een goed teken is: ‘De voorvaderen vonden het een goed gesprek.’