21
Het was laat en het begon te schemeren toen Chiara San Giulio bereikte. Een groep opgeschoten jongeren zat buiten Caffè Angeli op hun scooters te kwetteren als opgewonden vogels en elkaars kleren en sieraden te bewonderen.
Binnen stond Giovanni achter de roestvrijstalen bar, en Franco zat aan het hoektafeltje te kaarten met zijn maten.
Ze werd net zo warm verwelkomd als altijd, maar Giovanni stak zijn hand op voor ze kon vragen of ze bij hen mocht logeren. “Voor je iets zegt,” begon hij, “we hebben nee gezegd toen Paolo het vroeg, en ons antwoord blijft nee, ook voor jou.”
Chiara voelde zich vreselijk. “O. Nou ja, maak je geen zorgen, ik zoek wel een hotel of een pension of zo. Ik wil me niet opdringen, en ik kan best…”
Met nog een handgebaar onderbrak Giovanni haar. “Wacht even, ik denk dat we het over twee verschillende dingen hebben. Ik dacht dat je wilde vragen of je een gedeelte van je tv-show mocht opnemen in Caffè Angeli. Dat wilde Paolo.”
Ze was ontzet. “God, nee. Laat ze hier niet komen filmen. Ze zijn een verschrikking.”
Giovanni lachte. “Wees maar niet bang, ook al zou ik het willen, Franco wil er niet van horen. Maar je wilde iets anders? Zoek je onderdak?”
Ze knikte. “Ja, maar het was heel brutaal van me om het te vragen, en ik kan heus wel naar een hotel of…”
“Chiara, Chiara, natuurlijk kun je bij ons logeren, zo lang je maar wilt. Franco zal het prachtig vinden…als je maar geen cameramannen meeneemt.” Hij keek glimlachend naar zijn vader. “Franco wil niet eens televisiekijken, hij vindt het allemaal rommel. Thuis luisteren we naar wat opera en het radionieuws.”
“Dat lijkt me heerlijk. Ze hebben pas een halve dag gefilmd en ik ben het al beu. Paolo vindt het schitterend. Ik denk dat hij er beter geschikt voor is dan ik.”
“Ja, hij leek heel opgewonden,” stemde Giovanni in. “Hij was hier onlangs en hij had het over niets anders. Hij leek ook te denken dat we mee willen doen met zijn toeristenbusiness, maar daar wilde mijn vader ook niet van horen. Hij zegt dat we in Caffè Angeli tevreden zijn met hoe alles is.”
Chiara deed een schort voor en hielp de klanten bedienen. Het was een rustige avond en er was tijd om met Giovanni te praten en de laatste nieuwtjes te horen. Hij leek alle interessante dingen te weten die in de stad gebeurd waren.
“Ze hebben Pepina’s zus Lucia in een bejaardenhuis gedaan,” vertelde hij. “De arme vrouw, ze was zo dol op haar flat. Niemand had ooit gedacht dat ze haar eruit konden krijgen, maar ze werd zo dement dat het niet meer veilig was om haar daar in haar eentje te laten. Wat nog meer? O, Gina Rossi is opgehouden met dat limonadekraampje op de hoek van het plein. God weet hoe oud ze is, misschien wel honderd. Ze zegt dat ze de kracht niet meer heeft om de hele dag citroenen te persen, en geen van de jongeren wil het overnemen. O ja, en heb je het gehoord van Giacomo Salerni?” Giovanni’s ogen twinkelden. “Hij klaagt tegen iedereen in de stad hoe slecht Paolo betaalt. Hij wil blijkbaar de goedkoopste materialen gebruiken en hij betaalt Giacomo nooit op tijd.”
“Dat zeg je alleen omdat je Paolo niet mag,” plaagde Chiara.
“Ik? Ik heb er niets mee te maken,” zei Giovanni een en al onschuld. “Ik vertel alleen door wat Giacomo heeft gezegd. Maar volgens mijn vader zijn die hutten zo slecht gebouwd dat ze vast boven de hoofden van Paolo’s toeristen instorten.”
“Dus hij is ze toch zonder toestemming aan het bouwen?”
“Dat moet je mij niet vragen. Ik weet van niets,” lachte Giovanni.
§
De dagen kregen een niet onprettige routine. De drukte van de opnamen overdag werd elke avond goedgemaakt door de kalmte bij Giovanni en Franco thuis. Soms was ze zo moe dat ze alleen maar een bad nam en vroeg naar bed ging. Andere keren hielp ze een paar uurtjes mee in de cafetaria, en vermaakte de twee mannen met verhalen over wat er die dag gebeurd was.
Ze voelde zich zo vertrouwd met hen. Zelfs al kende ze nog steeds maar bitter weinig Italiaans, zij en Franco communiceerden met een mengeling van gebarentaal en glimlachjes. Hij straalde warmte en genegenheid uit.
En Giovanni, die was heel speciaal. Hoe moe ze ook was, haar dag leek niet compleet als ze niet een paar minuten met hem praatte voor ze een bad nam en naar bed ging. Zijn gesprekken kalmeerden haar. De spieren van haar rug en in haar nek ontspanden zich alsof ze gemasseerd was. Elke dag verheugde ze zich op het moment dat ze kon gaan zitten en tot zichzelf komen met een schijf watermeloen en Giovanni’s gezelschap.
Roger, de tv-regisseur, was genadeloos geweest. Hij had opnamen gemaakt van haar en Paolo terwijl ze in de moestuin aan het graven waren, vis roosterden boven Pepina’s houtvuur en op de markt verse voorraad insloegen. Hij had opnamen van hen waarop ze elkaar hapjes eten voerden, hij had Erminio gefilmd toen die stiekem in de keuken kwam om lekkernijen te stelen, en hij wilde een grote finale waarop de hele familie van een lange, Italiaanse lunch genoot aan de tafel onder de citroenboom. Maar hoe driftig hij ook werd, één opname kreeg hij niet. Franco vertikte het om ook maar een camera toe te laten in Caffè Angeli.
“Stomme ouwe vent,” klaagde Roger. “En hij heeft nog wel al die verbazingwekkende muurschilderingen. Je zou toch denken dat hij daarmee wilde pronken. Paolo, Chiara, jullie moeten toch iets kunnen doen? Praat met hem, bied hem meer geld aan.”
“Dat hebben we geprobeerd,” zei Paolo. “Jij hebt het hem toch gevraagd, Chiara?”
“Ja,” loog ze. “Maar voor mij wil hij het ook niet doen.”
Vanmorgen was er weer een brief voor Chiara gekomen, van Janey. “Nog meer vaders voor je,” had ze netjes op de voorkant geprint. Er was nog geen tijd geweest om hem open te maken, maar zodra ze klaar waren met filmen zou ze meteen teruggaan naar Franco’s huis om te zien wat er in de envelop zat.
Franco woonde niet ver van Caffè Angeli in een van de weinige oude huizen die nog in de stad stonden. Het was gebouwd rond een kleine binnenplaats, en net bouwvallig genoeg om er bekoorlijk uit te zien. Binnen stonden grote, ouderwetse meubels: dressoirs en met houtsnijwerk versierde stoelen, allemaal huwelijksgeschenken die Franco en zijn vrouw jaren geleden hadden gekregen. Het huis werd bewaakt door een schooierachtige bruine hond die Bruno heette, een zwerfhondje dat hij eten had gegeven en nu niet meer kwijtraakte.
Bruno mocht eigenlijk niet in huis komen, maar toen Chiara thuiskwam waren de twee mannen nog aan het werk, dus lokte ze de hond mee naar binnen en liet hem naast haar op het bed liggen.
“Als jij niets zegt, doe ik het ook niet,” fluisterde ze de hond in zijn oor, en ze nestelde zich zo dicht tegen hem aan dat ze zijn hartslag voelde. Ze scheurde de envelop open en haalde Janeys brief eruit.
Nog meer zonderlingen, denk ik, maar je weet het natuurlijk nooit. Pete Farrell van de Sunday Post zegt dat zijn aanbod voor een privé-detective nog steeds geldt. Laat me weten als je van gedachten verandert. Boek verkoopt nog steeds goed. Heb een herdruk laten maken die uitkomt zodra de tv-serie begint. Ben heel benieuwd. Liefs, Janey.
Deze keer waren er maar een paar faxberichten en geprinte e–mails. Chiara keek ze snel door en legde ze weg. De enige brief bewaarde ze tot het laatst. Ze kneep erin en betastte hem als een opgewonden kind met een kerstcadeautje. Hij voelde dik aan, dus er kon een foto in zitten en wat velletjes briefpapier van goede kwaliteit.
Toen ze de brief wilde openmaken, voelde ze een rilling. Eerst dacht ze dat het de hond was, maar die lag heerlijk te slapen. Ze was het zelf. Ze beefde van opwinding. Ongeduldig scheurde ze de envelop open en hield hem ondersteboven. Er viel een zwartwitfoto uit. Een typische vakantiefoto, genomen bij de Trevi-fontein. Er stond een slank, donkerharig meisje met diepliggende ogen en een scherpe neus op, dat dicht naast een knappe, blonde jongen stond. Ze keken allebei lachend in de camera en knepen hun ogen een beetje dicht tegen het felle zonlicht. Ze zagen er ontzettend jong uit.
De brief was op effen wit briefpapier geschreven en het handschrift was netjes en duidelijk. Chiara durfde bijna niet te lezen. Ze legde de briefeven op het bed, haalde een paar keer diep adem, pakte hem weer op en begon te lezen.
Beste Chiara,
De foto die je in je handen hebt is van mij, William Smith, en van het meisje op wie ik verliefd was. Ze heette Maria Domenica Carrozza. Ik ontmoette haar toen ik op een dag koffie ging drinken in een cafeetje naast de Spaanse trappen. Ik studeerde aan de kunstacademie in Rome en ik voelde me eenzaam. Ze schonk me eerst haar vriendschap en toen haar liefde. We waren een paar maanden samen toen ze me vertelde dat ze zwanger was. Toen raakte ik in paniek en sloeg op de vlucht, terug naar Engeland. Toen ik weer bij mijn verstand was en terug naar Rome ging om haar te zoeken, was ze weg. Niemand wist waar ze was, ze leek spoorloos te zijn verdwenen. Toen besefte ik hoe weinig ik van haar wist. In de maanden dat we samen waren, was ik de enige die iets over mezelf had verteld. Ik wist niet eens uit welke stad ze kwam. Ik heb me zo beschaamd en verdrietig gevoeld al die jaren omdat ik een dochter had en haar niet kende. En ook verdrietig omdat Maria Domenica en ik elkaar niet meer hebben teruggevonden.
Chiara legde de brief neer en liet eindelijk de tranen lopen die in haar ogen prikten. Ze huilde om Maria Domenica en deze vreemdeling William, maar het meest huilde ze nog om zichzelf. Marco was haar vader dus toch niet, dus niets had haar ervan hoeven te weerhouden om van Paolo te houden, en nu was het te laat, alles was anders. De bruine hond likte de tranen van haar gezicht. Toen haar ogen weer droog waren, las ze de laatste regels.
Ik ben geen schrijver zoals jij. Ik ben niet gewend om mijn gedachten en gevoelens op papier te zetten, dus ik vrees dat deze brief volkomen ontoereikend is. Ik zou je heel graag willen ontmoeten, je zien. Ik kom direct naar je toe zodra je het wilt. Maar dat is aan jou. Jij moet besluiten of we verdergaan. Na al die jaren is het misschien te laat voor me om nog een vader voor je te kunnen zijn. Maar ik hoop van niet.
Met de beste wensen,
William Smith.
Chiara liet haar hoofd op de wollige rug van de hond rusten en putte troost uit het gelijkmatige ritme van zijn ademhaling en de warmte van zijn dikke lijfje. Ze hield in de ene hand de brief vast en in de andere de foto. Ze probeerde zich deze man, William Smith, voor te stellen, hoe hij er nu uit zou zien. Hij wilde haar ontmoeten, maar zelf wist ze het nog niet. Ze stelde zich voor hoe opgelaten ze zich misschien zouden voelen, de ongemakkelijke stiltes, en hoe ze zich zou onttrekken aan zijn pogingen om haar vaderlijk te omhelzen.
Toen Giovanni en Franco thuiskwamen, moe na een lange dag werken, lag ze nog steeds op haar bed met Bruno in diepe slaap naast haar. Hij werd wakker toen de sleutel in het slot werd gestoken, ging zitten en begon te blaffen, maar hij was veel te lui om op onderzoek uit te gaan.
Giovanni duwde haar slaapkamerdeur open en tuurde naar binnen. “Wat doet dat beest in huis? Bruno, kom meteen van dat bed,” zei hij geschokt toen hij het diertje tevreden tussen de lakens en kussens zag zitten.
“Sorry, het is mijn schuld,” mompelde Chiara.
De hond sprong van het bed en sloop de kamer uit, maar Giovanni leek het niet te merken. Hij keek naar Chiara, die in elkaar gedoken op het bed lag. “Wat is er?” vroeg hij ongerust.
Ze kwam overeind en stak hem de brief toe. Giovanni ging ongemakkelijk op een hoek van haar bed zitten en begon te lezen. “Nou, dat is toch goed nieuws?” merkte hij op toen hij de brief uit had. “Je hebt eindelijk je echte vader gevonden.”
“Ik weet het. Ik dacht dat ik het prachtig zou vinden als ik hem gevonden had, maar dat is niet zo. Ik weet gewoonweg niet wat ik moet doen.”
“Hem ontmoeten.”
“Zo eenvoudig is dat niet.”
“Toch wel.”
Chiara probeerde uit te leggen hoe ze zich voelde, maar de woorden klonken zelfs haar overdreven in de oren. Het drong tot haar door dat ze bang was om de volgende stap te zetten, voor het geval dat het allemaal verkeerd zou gaan. “Wat zou jij doen in mijn plaats?” vroeg ze.
Giovanni keek nadenkend. Hij ging gemakkelijker zitten en duwde een kussen in zijn rug.
“Je moet je niets van mij aantrekken, denk aan je moeder,” zei hij. “Ze mag eigenwijs en koppig zijn geweest en sommige dingen verkeerd hebben gedaan, maar ze was wel dapper. Ze is nooit bang geweest om het onbekende tegemoet te gaan. Als zij nu in jouw plaats was, zou ze zich geen moment bedenken. Ze zou die man gaan ontmoeten.”
Chiara keek naar hem op en beet op haar onderlip. “Denk je dat?”
Giovanni leunde tegen het kussen en trok zijn benen onder zich op. Hij reikte haar Williams brief aan.
“Ja, dat denk ik,” hield hij vol. “Op papier klinkt hij aardig. En dat is absoluut je moeder naast hem, bij de Trevi-fontein. Eerlijk gezegd, Chiara, heb je geen keus. Als je hem niet opzoekt, zul je er je hele leven spijt van hebben. Je bent nu al zo ver gekomen, je hebt mij en Franco en je familie gevonden, nu moet je nog een laatste stap zetten.”
Ze wist dat hij gelijk had. Zodra alle opnamen voor het tv-serie klaar waren, zou ze deze vreemdeling opzoeken die iets van haar in zich had.
Giovanni zat nu op dezelfde plek die Bruno’s dikke, harige lijfje zo-even in beslag had genomen. Als ze even opschoof, kon ze zich aan hem warmen, net als een poosje terug aan de hond. Misschien zou hij zijn armen om haar heen slaan en haar tegen zich aan trekken en dan zou ze de bittere geur van geroosterde koffiebonen ruiken en de geur van de babyshampoo waarmee hij zijn met zilverwit doorspikkelde haren waste.
Toen hoorden ze Franco’s stem in de gang en Giovanni sprong overeind. “Mijn vader vermoordt me nog,” fluisterde hij. “Hij geeft mij de schuld dat ik Maria Domenica heb laten weggaan uit ons leven, en nu stuur ik jou ook nog weg.”
“Maar ik loop niet weg, Giovanni. Je zult altijd weten waar ik ben, daar zal ik voor zorgen.”
Hij wierp haar een trieste blik toe en flapte er toen uit: “Als ik tien jaar jonger was geweest, had ik je niet laten gaan. Dan had ik je voor altijd hier bij me gehouden.”
Hij was de deur uit voor ze kon antwoorden.
Chiara was verbijsterd. Hoe kon het dat ze niet had gemerkt dat Giovanni verliefd op haar was geworden? En als ze het wel had gemerkt, wat zou ze dan hebben gedaan?
Het was te veel. Chiara kon maar één emotionele crisis tegelijk aan, en die ging nu om William Smith, haar echte vader, die geduldig op haar antwoord wachtte. Ze zou de brief vanavond schrijven en morgenochtend op de bus doen, besloot ze.