4
Zoals altijd vervaagde de glimlach van mevrouw Leary naarmate de zomer ten einde liep. De hittegolf was voorbij, de drukte in New Brighton Baths verdween en de rijen in de cafetaria werden steeds korter.
“We zullen je uren binnenkort moeten terugbrengen,” zei ze op gedeprimeerde toon tegen Maria Domenica toen het op een dag heel stil was in de zaak.
“Maar het is toch een goede zomer geweest?”
“O, jawel, niet slecht. We hebben genoeg om de winter door te komen, en daar gaat het om.”
Het zou een opluchting zijn om minder tijd in de cafetaria te hoeven doorbrengen. Maria Domenica was het beu om naar de kale, witte muren en de rode formicatafeltjes te kijken. Met de jaren ging de cafetaria er steeds havelozer uitzien, maar mevrouw Leary wilde geen zuur verdiend geld uitgeven om de boel op te knappen. Niemand kwam hier voor de inrichting, verklaarde ze. Toch was het een kaal geheel en het galmde er als het leeg was. Maria Domenica was blij dat ze de zaak een paar maanden niet hoefde te zien.
Ze wilde meer tijd doorbrengen in haar twee knusse kamers op de bovenste verdieping van het hoge, smalle huis. Daar was genoeg om naar te kijken. Alex had haar eindelijk meegenomen naar een tentoonstelling in de Walker Kunstgalerie in Liverpool, waar je zo was met de veerboot over de Mersey. Ze was teruggekomen met een tas vol prentbrieflcaarten en posters. Hij had bijna een hele dag geholpen om ze aan haar muren te hangen.
“Ik heb nooit veel om kunst gegeven,” gaf hij toe. “Maar je kamer knapt er echt van op, hè?”
Alex was haar vaste metgezel geworden. Ze was allang opgehouden mevrouw Leary te verbeteren als die Alex ‘je vriendje’ noemde. Ze stond nu toe dat hij haar hand vasthield en een paar keer had hij zelfs gedurfd haar te kussen in de auto. Een vlugge, beleefde kus, niet meer dan een aanraking van zijn lippen. Hij leek te begrijpen dat hij te veel risico nam als hij zou aandringen.
Nu Maria Domenica meer vrije tijd kreeg, nam ze aan dat zij en Alex elkaar nog vaker zouden zien. Hij had beloofd dat hij haar nog een keer zou meenemen naar de galerie in Liverpool, en dat ze deze keer door de achterafstraten zouden lopen en bij de beroemde Cavern Club zouden kijken, waar de Beatles hun carrière waren begonnen. Chiara verheugde zich er al op. Ze vond het leuk om op het bovenste dek van de veerboot te kijken naar de zeemeeuwen die krijsend over hen heen scheerden. Maar als het echt koud werd, zou het daar niet zo aangenaam meer zijn.
“Mevrouw Leary, kan ik morgen een vrije dag nemen?” vroeg Maria Domenica in een opwelling.
“Waarom niet. Het wordt toch niet meer druk. Neem maar zoveel vrij als je wilt.”
Maar toen ze thuiskwam en haar plannen aan Alex wilde vertellen, was hij nergens te bekennen. Later die avond hoorde ze de voordeur dichtvallen en ze nam aan dat hij het was, maar ze was nu veel te moe om nog naar beneden te gaan. Laat maar, dacht ze. Ik zie hem morgen wel.
Die nacht droomde ze over Alex, maar toen ze iets later dan normaal wakker werd, kon ze zich weinig van de droom herinneren. Toch bleef een beeld van zijn gezicht haar bij, de mondhoeken opgetrokken en de blauwe ogen samengeknepen van het lachen, en ze voelde zich warm vanbinnen. Toen ze geeuwend naar beneden kwam, ging meneer Fox net haastig weg.
“Is Alex nog in bed?” vroeg ze.
“Eh, nee, je bent hem net misgelopen.”
“Is hij weg? Weet u wanneer hij terugkomt?”
“O, de gewone tijd, denk ik. Hij zei niet dat hij weer laat zou zijn.”
Toen was haar huisbaas weg en Maria Domenica bleef alleen achter. De lege dag strekte zich voor haar uit.
Ze was in de war. Wat bedoelde hij met ‘de gewone tijd’? Bij Alex kon je nooit van een gewone tijd spreken. Omdat hij ‘geen vaste baan had, kende hij ook geen routine. Hij leefde zijn leven op zijn innerlijke klok.
Ze voelde zich een beetje van slag. Tenslotte was Alex er altijd geweest als ze hem nodig had. Hij was zo inschikkelijk. En nu had ze speciaal een dag vrij genomen en was hij weg, zodat ze niet wist wat ze moest doen.
Haar dochter was eindelijk wakker en kwam zittend tree voor tree de trap af. In haar ene hand hield ze haar teddybeer vast en in de andere een smoezelig roze dekentje. Ze probeerde, zonder veel succes, de duim in haar mond te houden van dezelfde hand die de teddybeer vasthield.
“Chiara, haal je duim uit je mond en kom me vertellen wat je vandaag graag wilt doen,” gelastte Maria Domenica. “Wil je een eindje lopen, zoals we vroeger deden?”
Als antwoord trok Chiara een lelijk gezicht. “Nee. Wil niet lopen, wil rijden.”
“Dat kan niet. Ik heb nog geen rijbewijs en Alex is er niet, dus kan hij ons niet meenemen. Vandaag zijn we met ons tweet jes, net als vroeger. Dus moeten we wel gaan lopen.”
“Wil Alex, wil rijden.”
God, wat was haar dochter toch koppig. Soms vreesde Maria Domenica dat ze iets van haar zus Rosaria in haar bespeurde. Chiara kon heel lief zijn, maar als ze eenmaal iets in haar hoofd had, kon ze het je heel moeilijk maken tot ze haar zin kreeg.
“We kunnen niet in de auto rijden, maar we kunnen wel met de veerboot mee,” opperde Maria Domenica. “Vind je dat leuk?”
Er kwam een brede glimlach op Chiara’s gebruinde gezichtje, en ze huppelde blij naar boven om warme kleren aan te trekken voor de korte boottocht.
Ze namen de bus naar de veerboot. Daar ontdekte Maria Domenica dat je op één kaartje net zo vaak heen en terug de Mersey kon oversteken als je wilde, zolang je maar niet van boord ging. Het was weliswaar niet echt toegestaan, maar de bemanning vond het niet erg, vooral niet nu het om een exotisch meisje met donkere ogen en haar mooie dochtertje ging, dat zoveel plezier had op het bovenste dek.
Voor de lunch aten ze pasteitjes van vlees en aardappelen die ze in de cafetaria beneden kochten. Ze smaakten vreselijk vies, dus liet ze Chiara het meeste ervan voeren aan de meeuwen die achter de veerboot aan vlogen.
Het had een poos geduurd, maar inmiddels begon Maria Domenica het mooie te zien van de plek die ze als haar thuis had uitgezocht. Zwarte schaduwen omvatten de Liverpoolse kant van de rivier, monumenten uit een tijd dat dit een bloeiende haven was. De eens zo elegante gebouwen waren uit poreuze steen opgetrokken, en jarenlang hadden ze de rook van de industriestad opgezogen tot de duifgrijze gevels zwart waren geworden. Nu zag Maria Domenica hoe de modderige rivier de zwarte gebouwen onder de grijze luchten bereikte, en haar kunstzinnige blik zag het drama erin. Ze kwam bijna in de verleiding om papier en potloden te kopen en te proberen of ze kon tekenen wat ze zag. Maar de herinnering aan haar laatste pogingen lag nog vers in haar geheugen, en ze besloot niet toe te geven aan haar opwelling.