5
Het was een van die zeldzame dagen dat Soho leeg leek. Zelfs Bar Italia was verlaten. Chiara dacht dat ze nog nooit zoveel lege krukken had gezien aan de lange bar, en de koffiemachine zweeg. De ober die ze zocht, stond buiten op de stoeprand rekoefeningen te doen terwijl hij zijn ronde dienblad voor zich vasthield alsof het een stuurwiel was.
Ze duwde haar bruine haar omhoog. Misschien moest ze flirten of in elk geval charmant zijn om gedaan te krijgen wat ze wilde. Ze voelde zich een beetje belachelijk. Die ochtend had ze met opzet strakke kleren aangetrokken in plaats van de wijde joggingbroek of de spijkerbroek die meestal haar slanke figuur verhulden.
“Hallo,” glimlachte ze innemend naar de ober. “Ken je me nog?”
Hij schudde nors zijn donkere hoofd.
Chiara gaf het niet op. “Ik was hier een paar dagen geleden met mijn vriendin Harriet, je weet wel, die mooie vrouw. We hebben buiten op het terras cappuccino zitten drinken.”
“Dan doen er zoveel.”
“Ja, maar wij hadden een heel grote hond bij ons.”
Hij haalde weer nors zijn schouders op. “Wil je nu een cappuccino?” vroeg hij met tegenzin.
Ze haalde de brief van haar moeder uit haar zak. “Nee, ik wilde je eigenlijk iets vragen. Ik heb hier een brief die in het Italiaans is geschreven, en ik snap er geen woord van. Zou je die voor me willen vertalen?” Ze wilde nu zo graag weten wat er in de brief stond dat ze haar ongeduld bijna niet kon bedwingen, maar ze weerstond de opwelling om de briefin zijn handen te duwen.
Hij wierp er met een zuinig mondje een argwanende blik op. “Is hij van je vriend?” vroeg hij toen.
“Nee, nee, veel belangrijker. Hij is van mijn moeder, en…”
Hij viel haar in de rede. “Ik heb geen tijd. Ik ben aan het werk.”
Chiara gebaarde naar de rij lege krukken. “Ja, maar het is nu niet druk, en je kunt de brief best in een paar minuutjes vertalen. Toe? Daar zou ik zo blij mee zijn!”
Hij reageerde stekelig. “Ik ben aan het werk,” hield hij vol.
“Heb je dan straks misschien tijd? Ik zou het niet vragen als het niet zo belangrijk was.”
Met tegenzin pakte hij de brief aan. Hij was om zes uur klaar, zei hij, en hij zou proberen hem tegen die tijd vertaald te hebben, maar hij kon niets beloven. Chiara keek op haar horloge. Het was nog zo vroeg. Hoe moest ze die tijd vullen?
Onderweg naar huis liep ze de supermarkt binnen en kocht een tas vol schoonmaakspullen: een flacon Jif, een fles bleekmiddel, sprays en doekjes. Ze nam het appartement onder handen vanaf de voordeur. Ze schraapte meel uit kieren, sopte de vloer en de muren en maakte zelfs de onderkant van de toiletpot schoon en de uithoeken van de douche. Het appartement was echter niet groot en het duurde niet lang genoeg om het van onder tot boven schoon te maken. Chiara pakte haar flacon Jif en een doek en ging beneden naar de club. Daar viel nog genoeg schoon te maken. Ze schuurde de oppervlakken en verwijderde lagen stof tot Harriet haar met een boze blik liet ophouden.
“Ik ben al bij prehistorische lagen gekomen,” zei Chiara. “Kijk maar uit. Misschien willen archeologen de boel wel afzetten om in het stof naar fossielen te zoeken.”
“Dat is geen stof dat je verwijdert, dat is sfeer. Blijf eraf!”
“O, toe, laat me alleen nog deze planken doen en de schoorsteenmantel. En misschien die muur daar. Toe.”
“Wat bezielt je?”
“Ik ben op van de zenuwen. Ik moet tot vanavond wachten of die ober mijn brief heeft kunnen vertalen.”
Harriet sloeg haar ogen ten hemel.
“Ja, ja, ik weet het. Ik had jou naar hem moeten sturen met die brief. Dan had jij het resultaat al gehad.”
Harriet pakte de Jif uit haar handen. “Doe liever iets nuttigs. Ga naar boven en luister weer naar dat Italiaanse cassettebandje. Probeer een paar woorden te leren. En maak je geen zorgen, ik kom vanavond wel met je mee naar Bar Italia om zeker te weten dat hij je brief echt heeft vertaald.”
“Dank je.” Chiara overhandigde ook haar doek. “Je bent een echte vriendin.”
Maar Harriets invloed bleek uiteindelijk niet nodig te zijn. Toen Chiara klokslag zes uur Bar Italia binnenstapte, werden de ogen van de ober al vochtig toen hij haar zag.
“Zo’n mooie brief, zo triest.” Hij zwaaide ermee naar haar en ze kon zien dat hij genoot van het dramatische moment.
“Wat staat erin?” piepte Chiara als een poedel die buiten zichzelf van opwinding was. “Lees voor.”
Hij schudde zijn hoofd. “Niet hier. We moeten ergens gaan zitten waar het rustig is. Dit kan ik hier niet voorlezen, het is veel te druk.”
“Laten we teruggaan naar het appartement,” opperde Harriet.
“Ben je gek?” Chiara had het niet meer. “Dat is vijf straten verder!”
“Nou, dan gaan we naar Soho Square, maar schiet op.”
Het gras was pas gemaaid en het pleintje rook zo fris als mogelijk was in de buurt van Oxford Street. Ze gingen op een bank zitten met de ober tussen hen in, en wachtten ongeduldig terwijl hij de brief uit zijn zak haalde.
Hij schraapte zijn keel en pauzeerde dramatisch. “Klaar?”
“Ja,” zeiden ze in koor, en Chiara vroeg zich af of Harriet net als zij zin had om de man te wurgen.
“Dit staat er:”
Lieve mamma en papa, ik hoop dat het goed gaat met jullie. Het spijt me vreselijk dat ik die avond ben weggelopen. Ik had jullie allebei beloofd dat ik in San Giulio zou blijven en dat meende ik, dat meende ik echt.
Hij zweeg even. “Er zitten wat vegen op,” zei hij toen. “Ik denk dat ze huilde toen ze deze briefschreef.”
Chiara knikte, ze had een brok in haar keel.
Hij boog zijn hoofd en vervolgde:
Destijds leek vluchten de enige oplossing. Het enige wat ik kon doen. Marco is een slecht mens. Hij is ijdel en slap en jaloers. Hij heeft me mishandeld en ik was bang dat hij Chiara ook zou slaan. Ik weet dat je dacht dat je het beste deed, mamma, toen je me die avond wegstuurde en zei dat ik terug moest naar mijn man. Maar je had geen gelijk. De plaats van een vrouw is niet altijd naast haar man. Soms is ze veel beter afzonder hem.
Ik wil jullie laten weten dat ik nu enig geluk heb gevonden. Ik woon in Engeland, in de buurt van de stad Liverpool, daar heb ik mensen die van mij houden en ook van Chiara. Niemand hier heeft ooit een hand opgeheven tegen mij of mijn dochter bedreigd. We wonen in een mooi huis en het ontbreekt ons aan niets. We hebben allebei veel geluk gehad.
Verder kan ik alleen maar zeggen dat ik heel veel van jullie beiden houd. Mijn hart breekt als ik bedenk dat ik jullie misschien nooit meer zal zien. Ik wil zo graag bij je in de keuken zijn, mamma, en helpen met broodbakken. Of in de moestuin bezig zijn en een konijn uitkiezen voor papa’s eten. Het is koud hier. Ik wil zo graag de warmte van de zon voelen die altijd op Italië schijnt. Ik wil goede pasta eten, mamma’s rode wijn drinken en de taal spreken waarmee ik ben opgegroeid. Ik wil een poosje onder de perzikbomen liggen. En meer dan wat ook wil ik weer Italiaans zijn. Maar ik ben bang om terug te komen. Ik denk dat het nu onmogelijk is geworden…
De ober hief zijn hoofd op. “Daarmee eindigt de brief. Ze kon niet meer verder.”
Het bleef even stil, en toen vroeg hij: “Ben jij de Chiara over wie ze schrijft?”
“Ja.”
“Is ze ooit teruggegaan naar Italië?”
“Nee.”
“Dan moet ze gaan. Als ze zich zo voelt, dan moet ze teruggaan. Je moet vandaag nog een vlucht voor haar boeken.”
“Nee, dat kan niet.”
“Nou, als geld een probleem is, moet je het lenen,” riep hij uit.
Chiara kreeg de woorden bijna niet over haar lippen. “Mijn moeder is dood,” bracht ze uit.
Hij keek geschokt. “Dat is vreselijk.”
Ze knikte. “Ja, dat is het. Vreselijk.”
Harriet pakte haar hand. “Wat erg dat het zo’n trieste brief is.”
“Doe alsjeblieft niet zo lief tegen me. Anders ga ik huilen en dan kan ik niet meer ophouden.”
“Wat wil je dan dat ik doe?”
“Kunnen we hier niet gewoon even blijven zitten?”
Harriet kneep in haar hand. “Natuurlijk.”
Dus bleven ze op de bank zitten terwijl het begon te schemeren en ze keken naar de mensen die nog laat hadden gewinkeld en zich langs het hoge hek haastten met hun boodschappentassen. Niemand keurde hen ook maar een blik waardig. Ze hadden te veel haast om bij de ondergrondse te komen of bij de pub of naar Chinatown voor een snelle, goedkope maaltijd.
Chiara keek naar het rare gebouwtje in Tudorstijl in het midden van Soho Square en vroeg zich zoals altijd af waarom iemand zoveel moeite had gedaan om iets te bouwen wat alleen maar als een schuurtje kon dienen. Het sloeg nergens op.
“Al die jaren is ze zo ongelukkig geweest,” zei ze ten slotte. “En ik heb het nooit geweten. Ze was gewoon mijn moeder die de dingen deed die een moeder doet. Ik heb nooit de moeite genomen om na te denken over hoe zij zich voelde. En al die tijd is ze zo verdrietig geweest.”
“Nee, dat staat niet in haar brief,” wierp Harriet tegen. “Helemaal niet.”
“Wat bedoel je?”
“Ze is een poos verdrietig geweest. Zeker toen ze deze briefschreef. Maar ze vertelt ook dat ze geluk heeft gevonden, en mensen die van haar houden. Ze wil haar ouders laten weten dat het goed gaat met jullie beiden.”
“Ze zegt dat het haar hart breekt.”
“En ze zegt dat ze veel geluk heeft gehad.”
Chiara’s verdriet sloeg, zoals zo vaak, om in boosheid. “Geluk? Ze was gewoon koppig,” zei ze bitter. “Te koppig om terug te gaan naar Italië en te zeggen dat het haar speet. Ze is tot op het laatst koppig gebleven. Alex mocht geen leuningen voor haar aanbrengen door het huis, en we mochten haar bed niet in de woonkamer zetten toen ze heel ziek werd. Nee, we moesten haar elke dag naar beneden en naar boven zeulen. Ze wilde geen verpleegster, geen vreemden in huis, ze wilde niet naar het ziekenhuis. En moeders wil was wet.”
“Chiara, nu ben je niet eerlijk.”
“Dat weet ik, maar ik wou dat ik deze brief nooit had gevonden. Nu voel ik me rot. Ze is om mij weggegaan uit Italië, ze zei dat ze bang was dat mij iets zou worden aangedaan, en ze heeft zich haar verdere leven ellendig gevoeld. En dat komt door mij.”
De ober zat zwijgend tussen hen in. Hij zag er verward uit, alsof hij het niet allemaal kon volgen. “Heeft ze deze brief nooit naar haar familie gestuurd?” vroeg hij toen er eindelijk even een stilte viel.
“Nee, ze moet zich hebben bedacht.”
“Waarom breng jij die dan niet naar haar familie?” Hij keek naar het adres op de envelop. “San Giulio, dat ken ik wel. Het ligt bij Napels, niet ver van de zee. Het is geen dorp, maar ook geen grote stad. En Carrozza is geen algemene naam. Het is vast niet moeilijk om ze te vinden.”
Harriet keek peinzend. Ze pakte de envelop aan van de ober en keek er even naar. “Ik ben het eens met…mijn god, hoe heet je eigenlijk? We weten niet eens hoe je heet.”
“Eduardo.”
“Goed, ik ben het eens met Eduardo. Je moet die brief brengen. Maar ik denk dat je je eerst moet voorbereiden op enkele harde waarheden.”
Chiara dacht dat ze wel enig idee had wat die harde waarheden waren, maar ze wilde ze van Harriet horen, dus zei ze: “Wat bedoel je?”
Er viel even een pijnlijke stilte. “Nou,” begon Harriet. “Ik bedoel…Eduardo, lees die brief nog eens voor, dan zullen we weer goed luisteren.”
Dat deed hij, met net zoveel drama en pathos als de eerste keer. Chiara meende te zien dat hij zelfs een traan te voorschijn wist te roepen.
Harriet kneep weer in haar hand. “Het woord dat me opviel was ‘man’. Ik denk dat je ervan uit moet gaan dat je moeder nog een man in Italië had toen ze met Alex trouwde.”
“Mijn god.”
“Precies.”
“En ik neem aan dat die man, die Marco die volgens haar slecht was, mijn vader is?”
“Dat lijkt me aannemelijk,” zei Harriet.
De duisternis was gevallen als een toneelgordijn. Er was geen maan, geen sterren, en zelfs de lichten van de stad leken flauw. Ze konden het verkeer van Oxford Street en Charing Cross Road horen, maar in het midden van het plein was alles stil. Chiara was zich bewust dat ze daar eigenlijk niet meer hoorden te zitten. Dadelijk zou iemand het hek op slot komen doen. Maar ze kon het niet opbrengen om op te staan. Het idee om de paar straten naar huis te moeten lopen, verlamde haar. Eduardo had een arm om haar schouders geslagen en Harriet hield nog steeds haar hand vast. Ook zij leken niet tot bewegen in staat te zijn.
Ze zag hoe een dakloze jongen zijn slaapzak in een deuropening tegenover hen uitrolde. Het leven was vreselijk, dacht ze. De wereld was wreed en lelijk en ze wilde er niets meer mee te maken hebben.
“Mijn moeder pleegde bigamie en mijn vader had losse handen,” zei ze zacht. “Wat leuk om dat te weten.”
Eduardo rook lekker. De aftershave die hij die ochtend waarschijnlijk over zichzelf had gegoten, was vervaagd tot een acceptabel niveau. Ze leunde naar hem toe om iets van troost te zoeken.
“Ik verga van de kou,” klaagde Harriet toen. “Zullen we teruggaan naar mijn lekker warme club en daar verder praten?”
Ze stond op, stak haar hand uit naar Chiara en trok haar overeind. “Kom mee.”
“Ik ga niet naar Italië, Harriet,” zei ze op bijna agressieve toon. “Nu niet en nooit niet.”
Harriets stem klonk sussend. “Dat hoeft ook niet als je het niet wilt.”
“Zo is het. Ik hoef helemaal niks als ik het niet wil.” Ze liet Harriets hand los en liep weg, zonder nog een blik op Eduardo te werpen, terwijl de tranen achter haar ogen prikten.