13
Paolo stond op precies dezelfde plek waar Chiara hem voor het laatst had gezien, bij de bushalte op het grote plein van San Giulio. De stad leek anders in haar ogen, levendiger en kleurrijker dan eerst. Door de hitte van de nazomer hadden de mensen hun dikke kleren uitgetrokken en hun blote ledematen waren gebruind. De meisjes droegen hoge hakken en korte rokken, en met hun tas achteloos over hun schouder bungelend leken ze regelrecht op hun Vespa’s van de pagina’s van de Italiaanse Vogue te zijn gereden. En daar, met kop en schouders uitstekend boven alle anderen, was de meest volmaakte man die ze ooit had gezien en hij was er op de een of andere manier in geslaagd, hoe wist ze niet, om er nog knapper uit te zien.
Misschien had hij liggen zonnebaden op het strand, dacht Chiara toen Paolo haar in het oog kreeg achter het raam van de bus en opgewonden met beide handen begon te zwaaien. Misschien had hij een ander kapsel of was hij magerder geworden, maar dat interesseerde haar niet. Ze wilde alleen maar de bus uit en naast hem staan op de keitjes van de piazza.
“Bella, bella,” vormde hij met zijn mond door het glas.
Toen ze hem ten slotte toestond haar te kussen, waren zijn lippen warm. Zijn gezicht rook naar zonnebrandolie en zijn lijf naar vers zweet. “Wat ben ik blij dat ik op tijd was,” zei hij tussen de kussen door. “Ik was zo druk bezig op de boerderij dat ik bijna te laat naar de stad ben gereden.”
“Waar heb je het dan zo druk mee?” vroeg ze.
Hij lachte. “Dat zul je wel zien,” was zijn antwoord.
Terwijl Paolo reed, wierp Chiara steelse blikken op zijn profiel. Steeds weer was ze verbaasd door zijn perfectie—de zachte huid, de gelijkmatige teint, de volmaakte botstructuur.
Harriet had gelijk, ze zat in de rotzooi. Zo was het altijd geweest sinds ze vriendjes had, te snel verliefd en vervolgens hunkerend naar de man voor wie ze was gevallen, zoals sommige vrouwen hunkeren naar melkchocola. Maar deze keer had ze zichzelf overtroffen. Paolo paste wel het minst van allemaal bij haar.
Hoewel ze er nu zo goed als zeker van was dat ze niet dezelfde vader hadden, was hij toch haar neef. En terwijl Chiara wel zeker wist dat een huwelijk tussen neef en nicht was toegestaan, leek het haar toch niet goed om zulke gevoelens voor hem te koesteren.
Broer of neef, ze hadden hetzelfde bloed in hun aderen. Die gedachte kwam steeds weer bij Chiara op, treiterend. Soms maakte ze zich er zorgen over, dan bekeek ze de situatie in gedachten van alle kanten en vroeg zich af wat ze eraan moest doen. Vasthouden aan deze kans op liefde? Of ervan afzien en misschien nooit nog eens zo’n kans krijgen? Er was geen simpel antwoord.
Chiara wilde daar nu niet aan denken. Hier zat ze naast Paolo op weg naar de oude boerderij waar haar grootouders wachtten om haar te verwelkomen. Ze wilde zich nergens zorgen over maken. Ze wilde zich alleen maar gelukkig voelen.
Er was iets veranderd, wist ze zodra ze over de stoffige oprit naar de boerderij reden.
Het huis met de perzikbomen eromheen leek nog hetzelfde, maar iets was er anders.
Een nieuwe laag verf, hemelsblauw, een rustieke, lange houten tafel en een rij stoelen onder de citroenboom bij de keukendeur. De moestuin was pas geschoffeld, beplant en van onkruid ontdaan. Zelfs de hond en de kippen leken een wasbeurt te hebben gehad. En achter, tussen de rijen perzikbomen, werd iets gebouwd.
Paolo keek haar van opzij aan en glimlachte. “We hebben wat verbeteringen aangebracht,” zei hij.
“Dat zie ik,” antwoordde ze, en ze wilde nog iets zeggen toen de deur openging en twee verheugde oude mensen naar buiten kwamen en elkaar verdrongen om het eerst bij haar te zijn.
Toen ze haar grootmoeder en grootvader omhelsde, wist Chiara dat ze terug was waar ze thuishoorde. Toen viel haar blik op Rosaria, die in de deuropening naar haar stond te kijken. Zij zag er ook anders uit, net of ze was leeggelopen. Haar heupen en buik waren niet meer zo dik, haar gezicht was niet meer zo opgeblazen, en nu kon Chiara zien dat ze als meisje knap moest zijn geweest. Ze keek kalm terug en Rosaria knikte en veegde nerveus haar handen af aan het schort dat ze om haar brede middel droeg.
“Mamma, kom Chiara begroeten,” drong Paolo aan. “Eindelijk is ze terug uit Londen.”
“O, Londen.” Chiara huiverde. “Je weet niet hoe blij ik ben dat ik daar weg ben.”
“Daar zijn wij ook blij om,” zei Paolo. “Fijn dat je weer thuis bent.”
Zodra ze over de drempel stapte, sloegen de kookgeuren haar tegemoet. Pepina was druk bezig geweest om alle gerechten te bereiden die haar kleindochter het lekkerst vond. Spaghetti vongole, opgefrist met veel bladpeterselie, daarna rode paprika’s, gebakken in olijfolie met uien, ansjovis en grof brood, een schaal artisjokken, gegaard in olijfolie en knoflook, en een schaal dunne lapjes kalfsfilet, gepaneerd met broodkruim en snel gefrituurd in Pepina’s grote, zwarte, gietijzeren pan.
Ze aten onder de citroenboom. Over de nieuwe tafel lag een groen tafelkleed en naast de grote, witte, porseleinen borden lagen linnen servetten. “Dit is verrukkelijk,” zei Chiara terwijl ze de olie van de artisjokken met een stuk hard, goudkleurig brood van haar bord veegde. “Ik heb nog nooit zo lekker gegeten.”
De oude mensen hadden hun eten amper aangeraakt. Ze leken tevreden te zijn met kijken hoe Chiara van alles smulde.
“Eet, eet,” spoorde ze Erminio aan in haar gekunstelde Italiaans, en lachend pakte hij zijn vork op. Weer speelde Paolo voor vertaler. “Onze grootvader zegt dat je tijdens je vorige bezoek hebt leren koken en dat je deze keer moet leren goed Italiaans te spreken.”
“Dat zal ik doen,” beloofde Chiara. “Ik zou graag met ze praten zonder dat jij steeds de tussenpersoon moet zijn.”
Rosaria pakte de opscheplepel, klaar om weer een portie glinsterende rode paprika’s op haar bord te doen, maar Paolo schudde zijn hoofd en klakte met zijn tong. Ze liet de lepel los en keek verslagen naar haar lege bord.
“Mamma is op dieet,” zei hij tegen Chiara.
“Ja, ik dacht al dat ze was afgevallen,” antwoordde ze, en ze zei tegen Rosaria: “Wat zie je er goed uit. Je bent zo slank geworden.”
Norse zwarte ogen keken terug en Rosaria knikte alleen. Even viel er een ongemakkelijke stilte, die Chiara verbrak door opgewekt te informeren: “Vertel eens over de verbeteringen. Wat is er aan de hand?”
“Waarom zou er iets aan de hand zijn?” vroeg Rosaria. “We kunnen de boel toch opknappen als we dat willen?”
Paolo klopte op de arm van zijn moeder. “We hebben het zo druk gehad met andere dingen dat we de boel een beetje hadden verwaarloosd, hè mamma?” zei hij sussend. “Maar het ziet er nu een stuk beter uit.”
“Met die nieuwe verf ziet het er heel goed uit,” was Chiara het met hem eens. “En ik vind de tuinmeubels mooi. Maar wat zijn jullie eigenlijk aan het bouwen in de boomgaard?”
“Huisjes. Wat dacht je dan?” zei Rosaria op minachtende toon.
“Huisjes?”
“Ja.” Paolo keek opgewekt. “Dat wordt jouw project, hè mamma? We zijn van plan om toeristen hierheen te halen. Ze kunnen zich aansluiten bij een echte Italiaanse familie en de authentieke streekgerechten leren koken, net als jij hebt gedaan.”
Chiara vond het een uitstekend idee. Haar boek, als het werd uitgegeven, zou hen er alleen maar mee helpen, begreep ze. De publiciteit zou onbetaalbaar zijn. “O, ik begrijp het, en dan logeren de toeristen in de huisjes,” zei ze glimlachend. “Ik ben onder de indruk van je zakelijk instinct, Paolo. Daar zou ik nooit op zijn gekomen.”
Hij grinnikte en schepte de paprika’s die Rosaria had willen hebben, op Chiara’s bord. “Eet nog wat,” zei hij. “Het is zo lekker.”
Met een beetje schuldgevoel deed ze een reep paprika in haar mond. Ze proefde het zout van de ansjovis en voelde de olijfolie uit het zachte brood op haar tong druipen terwijl ze kauwde. Rosaria zat als een hongerige hond toe te kijken, maar ze zei niets.
“Dus Pepina gaat de toeristen leren koken?” vroeg Chiara toen.
Paolo maakte een afwerend gebaar met zijn lange, gebruinde vingers. “We hebben het nog niet over de details gehad met haar. Het heeft geen zin om haar al zenuwachtig te maken voor we weten of het allemaal zal lukken.”
“Maar vinden Erminio en Pepina het dan niet erg, die houten hutjes in de boomgaard?” hield Chiara vol. “Ze gaan daar toch graag wandelen ‘s-avonds?”
“Dat kunnen ze nog steeds,” verklaarde Paolo. “Die huisjes houden hen niet tegen.”
§
Ze waren klaar met eten en ondanks haar protesten werd Rosaria naar de keuken gestuurd om af te wassen. Chiara mocht alleen maar zitten, rode wijn drinken en tot laat in de avond praten. De maan wierp langere schaduwen en de sterren zagen er veel helderder uit hier, dacht ze. Ze stelde zich voor hoe toeristen aan de lange tafel zouden zitten met hun servetten op schoot, voldaan over hun buik wrijvend, en weer was ze onder de indruk van Paolo’s zakelijke instinct.
Zijn stem onderbrak haar gedachten. “O ja, dat zou ik bijna vergeten,” zei hij. “Franco en Giovanni Angeli hebben naar je gevraagd. Misschien kun je morgen bij hen langsgaan.”
Chiara was verbaasd. “Ik dacht dat je hen nooit sprak?”
Paolo haalde zijn schouders op. Hij was Giovanni een paar keer op het plein tegengekomen, legde hij uit, ze hadden staan praten en hij was nu van mening dat ze het verleden moesten laten rusten. “Er is zoveel veranderd,” zei hij. “Franco, Giovanni, mijn grootouders, ze hadden allemaal hun reden om ruzie te krijgen, maar dat is verleden tijd. Je bent nu hier en misschien was dat het enige wat ons weer bij elkaar kon krijgen.”
Ze was blij dat er iets goeds was gekomen van haar verblijf in San Giulio. Het leek of ze iets had teruggegeven in ruil voor al die recepten. Het waren er zo veel dat het moeilijker was geweest dan ze had verwacht om ze allemaal uit te pluizen, de beste te kiezen en vervolgens uit te proberen. Maar eindelijk was elk gerecht gefotografeerd en nu hoefde ze alleen de woorden nog maar op papier te zetten. Ze had het lang uitgesteld, deels omdat ze niet had geweten waar ze moest beginnen, en deels uit angst om te falen. Chiara had nooit geprobeerd om echt te schrijven. Haar vorige boek, De Britse keukenprinses, had bij elk recept slechts een paar regels inleiding en daarna ging het alleen over ingrediënten en bereidingswijze.
Franco en Giovanni waren een mooi excuus om de volgende morgen niet meteen te gaan schrijven. Het zou tenslotte onbeleefd zijn om hen niet te gaan begroeten.
“Ik denk dat ik morgenochtend vroeg naar Cafrè Angeli ga,” zei ze tegen Paolo. “Dan ga ik daar een lekker zoet stuk gebak eten en koffiedrinken. Daarna heb ik vast de energie om aan het eerste hoofdstuk te beginnen.”
Hij zette zijn tanden in het gele vruchtvlees van een rijpe perzik. “Mm, goed idee,” zei hij. Een straaltje sap droop over zijn kin. “Ze zullen vast blij zijn je te zien.”
“Ga je mee?”
Hij veegde met zijn vingers het sap van zijn kin en likte ze toen schoon. “Nee, ik heb hier te veel te doen,” zei hij. “Je moet niet proberen me van mijn werk te houden, Chiara, anders komt het nooit af.”
§
Een paar kleren van haar hingen nog in de kast in haar moeders vroegere slaapkamer.
Het leek nu minder op een verwaarloosde kamer en meer op een ruimte van haarzelf. Chiara tilde haar koffer op het eenpersoonsbed en ging uitpakken en haar spullen neerzetten. De laptop paste mooi op de tafel in de hoek en op de stoel naast het bed zette ze een parfumflesje, dagcrème en haar make–up. Boven haar bed keek een oude prent van een Madonna met kind welwillend op haar neer. Dit was de komende maand haar kamer, dacht ze, en ze voelde zich warm worden van geluk. Hier kon ze een poosje rust vinden.
Buiten in de boomgaard, met de zaklamp in haar hand, liep Rosaria heen en weer tussen de half afgebouwde huisjes. Paolo liet haar niet alleen hongeren, maar hij stond erop dat ze dagelijks lichaamsbeweging nam.
“Als de toeristen komen,” had hij tegen haar gezegd, “moet jij ze verwelkomen. Je imago is belangrijk.”
Ze had haar blik ten hemel geslagen, maar hij was niet te vermurwen. “Het geeft niet als je wat mollig bent, mamma, dan zie je eruit of je altijd lekker eet. Maar nu, het spijt me dat ik het moet zeggen, zie je eruit als een gulzig varken.”
Dat had pijn gedaan, en dus deed ze haar best. Paolo hield tijdens het eten haar porties in de gaten en elke dag liep ze heen en weer in de boomgaard. Soms hield Paolo haar gezelschap, en dan spoorde hij haar aan om sneller te lopen. “Je ziet er al stukken beter uit,” zei hij steeds. “Je moet het gewoon volhouden.”
Rosaria hoopte dat hij vanavond ook naar buiten zou komen. Niet dat ze aangespoord wilde worden om sneller te lopen, maar ze moest hem iets vertellen voor het te laat was. Ze speurde naar zijn lange donkere gestalte tussen de bomen, maar die kwam niet. Dus bleef ze langer buiten dan gewoonlijk, wel een halfuur, in de hoop dat hij ongerust zou worden en haar kwam zoeken.
“Ik kan wel een hartaanval hebben gehad en hier doodliggen, en wie kan het wat schelen?” mompelde ze verbitterd in zichzelf. Maar ten slotte kwam hij dan toch. “Mamma, waar ben je?” riep hij in de duisternis.
“Hier, idioot die je bent,” snauwde ze. Ze veegde met haar mouw het zweet van haar voorhoofd.
“Wat doe je allemaal? Het is laat. Kom naar binnen.”
“Nee, kom jij maar hier,” riep ze.
Ze was een beetje buiten adem van het heen en weer lopen, maar ze kon nog wel zeggen wat zo belangrijk was. “Wil je alsjeblieft ophouden met dat meisje zo te paaien?” siste ze hem toe. “Je hebt nu toch wat je wilt? De huisjes worden gebouwd, zij gaat ons helpen met toeristen aantrekken. Dus houd maar op met je charmes rond te strooien.”
Paolo sloeg een arm om haar brede schouders. “Maak je geen zorgen, ik weet wat ik doe.”
“Als je haar hart breekt, zal ze ons niet helpen.”
Haar zoon zei niets. Zijn arm gleed van haar schouders en hij wendde zijn gezicht af zodat ze de uitdrukking erop niet kon zien in het licht van de zaklamp. Rosaria voelde een steek van angst.
“Je bent toch niet echt geïnteresseerd in haar, in dat lelijke ding,” zei ze geschrokken.
“O, ik weet niet.” Ze dacht dat er een uitdagende klank in zijn stem lag, maar ze wist het niet zeker. “Ze is anders dan de meisjes hier. Inderdaad geen schoonheid, maar ze heeft geld en goede vooruitzichten, dus wat wil je nog meer?”
Er kwam een harde uitdrukking op Rosaria’s gezicht.
“Je hebt gelijk,” zei hij sussend. “Ik mag haar hart niet breken. We moeten haar zoet houden tot we ons bedrijf goed en wel van de grond hebben, daarna hebben we haar niet meer nodig.”
Terwijl hij zijn moeder bij de hand pakte en mee terugnam naar het huis, draaide hij zich naar haar om, en zijn witte tanden flitsten in het licht van de zaklamp toen hij naar haar lachte. “Chiara zei dat ze een paar van mijn foto’s in het boek gaan plaatsen,” vertelde hij trots. “Dat kan het begin van een heel nieuwe carrière voor me zijn.”