16
Maria Domenica kon het niet meer uithouden. Ze zag in gedachten al hoe Rosaria in haar eentje, omgeven door vuile borden en schalen, tot in de avond zou staan afwassen. Dus legde ze een slapende Chiara in de verwelkomende armen van Pepina, pakte een van haar oude schorten en bood haar hulp aan.
“Ik kan het zelf wel af,” zei Rosaria nukkig.
“Jij wast af en dan droog ik,” antwoordde Maria Domenica. Ze wierp een blik door de keuken en zag de lege plek waar de tafel had gestaan.
“Ik zei toch dat ik het zelf wel kon?”
“Ik wil alleen maar helpen.”
“Ja, en jij krijgt altijd je zin, hè?” Rosaria klonk net zo bitter als Gina Rossi’s limonade.
“Wat bedoel je?” vroeg Maria Domenica, hoewel ze heel goed wist wat Rosaria bedoelde.
“Nou, jij hebt het allemaal mooi voor mekaar,” beet Rosaria haar toe. Ze had de glazen afgewassen en liet het vuile water weglopen om de gootsteen weer te vullen en vervolgens de borden af te wassen. “Jij hebt je man, je huis, je baan, je baby, en je loopt toch rond alsof alles verschrikkelijk is.”
“Misschien is het voor mij niet zo mooi als het voor jou lijkt,” zei Maria Domenica.
Rosaria lachte. “Ik kan je wel vermoorden,” zei ze op zachte toon terwijl ze een korst van gesmolten mozzarella en tomaten van de borden schrobde. “Ik haat je. Waarom moest jij Marco inpikken? Had je niet zelf een vent kunnen vinden?”
“Rosaria, geloof me, ik…” Maria Domenica zweeg. Hoe kon ze tegen haar zusje zeggen dat ze Marco niet wilde, dat ze hem nooit had gewild. Het had geen zin om Rosaria te herinneren aan zijn vele fouten, want die wilde ze toch niet zien. Rosaria was vreselijk verliefd op haar echtgenoot om redenen die ze nooit zou begrijpen. Ze komt er wel overheen, dacht Maria Domenica, maar tot die tijd zou ze iedereen het bloed onder de nagels vandaan halen.
“Ik wil niet met je praten, ik wil je alleen maar helpen met de afwas,” zei ze tegen Rosaria. “Dus ga even opzij en geef me die theedoek, anders ben je hier nog uren bezig.”
En met op de achtergrond het geroezemoes van degenen aan tafel buiten, wasten en droogden de twee zussen zwijgend af. Maria Domenica verpakte de restjes en legde die in de koelkast, zodat haar vader er over een paar uur weer een aanval op kon doen. Rosaria boende het fornuis en alle overige oppervlakken schoon.
De zonnige middag ging over in een warme avond en uiteindelijk gingen de kleine meisjes moe naar bed en begonnen de stemmen van de volwassenen luider te klinken. Maria Domenica hoorde Marco’s stem enkele octaven hoger boven die van haar vader klinken. Hij was aan het opscheppen over iets. Waarschijnlijk de boerderij of hoe hij de buffels wist aan te pakken. Ze probeerde niet te luisteren.
Toen hoorde ze een ander geluid: Chiara huilde. Ze rukte haar schort af en rende naar buiten. “Het is tijd voor haar voeding, mamma. Geef haar maar aan mij.”
Pepina verroerde zich niet. “Laat haar huilen. Je kunt haar niet steeds voeden wanneer zij wil. Je moet haar een routine opleggen.”
“Mamma, ze is mijn baby en ik besluit wanneer ze gevoed moet worden. Geef haar aan mij.”
Pepina kneep haar ogen samen. “Ik heb vijf dochters en een zoon grootgebracht. Dus ik denk dat ik wel weet wat ik doe. Laat haar maar huilen.”
Tot verbazing van Maria Domenica deed haar schoonmoeder, Elena, haar mond open. “Nee, Pepina. Het is al laat. Laat haar de baby voeden, en daarna moeten we naar huis. Ik vind het vreselijk om in het donker over die paden te rijden. En daarbij wil ik dat dit pasgetrouwd stelletje nog een slaapmutsje bij me komt drinken voor het bedtijd is.”
De terugrit in Elena’s rammelende Fiat was huiveringwekkend. De auto slipte in de bochten en meer dan eens vreesde Maria Domenica dat ze in de greppel zouden belanden.
“Een heerlijke lunch,” ratelde Elena. “Wat kan die familie van jou goed koken. En dat allemaal in zo’n schattig klein huisje, niet te geloven! Waar heeft jullie mamma je allemaal gelaten? Nu besefik pas hoe Gino en ik verwend zijn geweest met ons huis van twee verdiepingen hoog en al die mooie, grote kamers.”
Opeens remde Elena, de auto draaide scherp door een bocht en gleed door het stof. “Oeps,” giechelde ze. Maria Domenica wierp een blik op haar schoonmoeder. Haar wangen zagen rood. Hoeveel van mamma’s rode wijn had zij gedronken?
“Rij wat langzamer,” opperde ze nerveus. “Het begint al donker te worden.”
“Ik heb nog nooit een ongeluk gehad,” hikte Elena terwijl ze weer rakelings door een bocht schoot.
Toen ze na een scherpe slordig genomen bocht op de oprit van het huis stilstonden, voelde Maria Domenica zich duizelig. Ze had de fut niet om tegen te sputteren toen Elena haar mee naar binnen nam om nog iets te drinken. “Een slaapmutsje,” kreeg ze te horen.
In de bedompte, donkere keuken zag Maria Domenica hoe Elena kleverige likeur in twee wijnglazen schonk en er meteen van begon te drinken.
“Mm, lekker,” zei ze met een glimlach. “Dit lusten de jongens niet. Ze vinden het te zoet. Ik kan beter maar een fles wijn openmaken. Ze zullen zo wel terug zijn.”
“Thuis dronken we niet veel,” zei Maria Domenica terwijl ze om zich heen keek. Tegen de ene muur stond een grote, donkere houten kast, tegen een andere muur een bank met houtsnijwerk, en een soort houten kast op poten bij de achterdeur.
Elena volgde haar blik. “Dat is een grammofoon,” legde ze uit terwijl ze de klep opendeed en haar schoondochter de platenspeler eronder liet zien. “Die heeft Gino vorig jaar voor me gekocht. Mooi, hè?”
Ze nam nog een slok en vertelde Maria Domenica de herkomst van haar glanzende meubels. “Die keukenkast is een trouwcadeau,” legde ze uit terwijl ze met een vinger over het stofvrije oppervlak streek. “De bank is van mijn grootmoeder. De oude eikenhouten keukentafel is al generaties lang in de familie Manzoni. Het porselein…”—Elena zwaaide naar de vitrinekasten vol borden en kopjes—“is allemaal verzameld door de echtgenotes van de Manzoni’s. Daar zullen heel wat kostbaarheden tussen zitten.”
Maria Domenica kreeg een rilling bij het idee alleen al dat ze oud moest worden met dit museum van enorme meubels om haar heen. Alsof Elena haar gedachten had gelezen, zei ze met een vriendelijke glimlach: “En dit is natuurlijk allemaal ooit van jou en Marco, cara.”
Buiten viel een portier dicht en hoorden ze Gino’s stem aandringen: “Sta op, sukkel, sta op.” Vervolgens klonk enig geschuifel, daarna gegiechel, en toen stak Gino zijn dikke, kale hoofd om de deur. “Help me maar om hem thuis te brengen,” zei hij grijnzend. “Ik snap niet wat dat jong mankeert. Zeker een glas slechte wijn gedronken.”
Ze wisten gezamenlijk Marco half dragend, half slepend naar het huisje te brengen en hem op zijn bed te hijsen. Maria Domenica wenste haar schoonfamilie welterusten, trok vervolgens de kleren van het tengere lijf van haar echtgenoot, en trok een met een monogram geborduurd laken over hem heen.
“Water, ik wil water,” zei Marco toen ze de kamer wilde verlaten.
“Goed, dan breng ik het zo. Ik ga even bij de baby kijken.”
“Schiet op, ik heb dorst.”
Toen Maria Domenica hem het glas wilde aanreiken, voelde ze Marco’s arm verrassend sterk om haar benen glijden.
“Kom naar bed,” gelastte hij.
“Ja, ik kom zo.”
“Nee, kom nu naar bed.”
Hij trok haar op zich en het volle glas water vloog uit haar hand en sloeg kapot tegen het nachtkastje.
“Nee, laat me los.” Ze probeerde zich los te rukken en sloeg met haar vuisten tegen zijn magere schouder, maar hij draaide haar met gemak op haar rug en ging op haar liggen.
“Houd je mond,” beval hij.
“Marco, niet nu. Ik wil het niet nu.”
“Echt iets voor mij om met de frigide Carrozza-zus te trouwen,” zei hij bitter. Hij pakte een handvol van haar lange, zwarte haar en gaf er een ruk aan. “Wedden dat die kleine Rosaria niet ‘niet nu’ zou jengelen tegen haar man als hij de liefde met haar wil bedrijven?”
Een snik ontsnapte aan Maria Domenica’s lippen. “Dit is geen liefde, Marco,” zei ze. Maar hij luisterde niet. Hij tilde de rok van haar gebloemde jurk op en trok aan haar degelijke ondergoed. Toen greep hij haar arm ruw beet, stootte in haar en begon op en neer te bewegen. Zijn warme adem, zuur van de verschaalde wijn, sloeg haar in het gezicht, en zweet droop van zijn voorhoofd op haar huid.
Maria Domenica hield haar ogen wijdopen en wachtte tot Marco’s rood aangelopen gezicht zich zou vertrekken van het genot van zijn orgasme. Vanavond leek er geen einde aan te komen. Maar ten slotte puilden zijn ogen iets uit, toen kneep hij ze dicht, trok zijn mond samen en kreunde. Het was voorbij. Hij liet zich op het laken vallen en wreef zich af met de hoek van haar jurk. “Verdomme, morgen heb ik een kater,” zei hij. “Die wijn van je moeder is wel heel sterk.”
“Ik zal een ander glas water voor je halen,” antwoordde ze. “Het vorige is stukgevallen.”