12
Franco Angeli zat op zijn privé-plek, het koele, schemerige gedeelte achter het dikke rode gordijn dat hem van zijn drukke cafetaria scheidde. Hij had de afgelopen nacht slecht geslapen en hij was moe. Zijn zoon Giovanni had gezegd dat hij even moest rusten voor de drukke lunchtijd. “Ik neem het hier wel over. Ga maar een uurtje slapen,” had de jongen gezegd. Hij klonk opeens heel volwassen. En nu had Franco gehoorzaam zijn ogen gesloten, maar de slaap wilde niet komen.
Hij luisterde naar het sissen van de Gaggia toen het apparaat melk opschuimde voor een nieuwe bestelling cappuccino’s, naar het gerinkel van kopjes en de luide lach van Gloria Ferrero aan het tafeltje in de hoek. Toen hield het praten opeens op en er viel een stilte.
“Papa!” riep Giovanni, en Franco hoorde de opwinding in de stem van de jongen. “Je hebt bezoek. Nee, blijf daar maar, ze komt wel naar je toe.”
Het rode gordijn werd opzijgeschoven en Maria Domenica’s buik verscheen, omhuld door een wijde gebloemde jurk. Maar daar keek Franco niet naar. Hij keek naar haar gezicht. Ze zag er hetzelfde uit, een beetje ouder misschien en wat vermoeider, maar over het algemeen hetzelfde.
“Hier heb ik nooit eerder mogen komen,” zei ze, terwijl ze nieuwsgierig rondkeek in de schemerige ruimte die nu bijna helemaal door haar in beslag werd genomen.
“Nee,” beaamde Franco. “Dat klopt. Maar nu je er bent, zou ik maar gaan zitten.”
Maria Domenica ging in de armstoel tegenover hem zitten en slaakte een zucht. “Heerlijk. Ik kon bijna niet meer op mijn benen staan. Het valt niet mee om zwanger te zijn.” Ze glimlachte naar Franco. “Ik hoefje toch niets te vertellen? Je hebt het inmiddels vast wel allemaal gehoord.”
“Je hebt nogal wat opzien gebaard. Iedereen heeft het er nog steeds over, en je bent al bijna drie weken terug.”
“Morgen zijn het drie weken.”
“Waarom heb je zo lang gewacht om me op te zoeken, cara. Ik heb op je gewacht.” Franco keek gekwetst.
“Ik schaamde me, ik voelde me schuldig dat ik tegen je gelogen had,” bekende ze. “Ik voelde me zo dom dat ik me dit heb laten overkomen, en ik dacht dat je erg teleurgesteld zou zijn.”
“Je hebt een fout gemaakt,” zei Franco. “Iedereen maakt fouten.”
“Eigenlijk denk ik dat ik een heleboel fouten heb gemaakt, om te beginnen toen ik hier wegging. Ik had hier gewoon moeten blijven. Hier voelde ik me gelukkig.”
“Ja, maar dan had je nooit de dingen gezien die je hebt gezien, en niet de dingen gedaan die je hebt gedaan. Zou je dat allemaal hebben opgegeven om gewoon hier te blijven en je oude leventje voort te zetten? Dat denk ik niet.”
“Maar nu leid ik toch weer mijn oude leventje?” merkte Maria Domenica op. “Alleen een slechtere versie ervan.”
“Marco is toch niet slecht voor je?” Franco klonk ongerust.
“Nee, helemaal niet,” antwoordde ze vlug. “Voor een jongen die tot een huwelijk is gedwongen met een meisje dat een kind van een ander verwacht, gedraagt hij zich goed. Hij negeert me meestal. Hij werkt de hele dag met zijn vader, hij komt thuis, ik geef hem te eten, en dan gaat hij naar het café om met zijn vrienden te drinken. En vanwege dit…”—ze streek over haar buik—“hebben we nooit, je weet wel…”
“En als de baby is geboren, wat dan?” vroeg hij.
Maria Domenica fronste haar wenkbrauwen en Franco zag het begin van een rimpel die ooit een diepe lijn tussen haar wenkbrauwen zou vormen. “Dan gaan we gewoon door, denk ik…min of meer,” zei ze. “Ik heb geen keus.”
“Wanneer denk je dat je weer kunt komen werken?” informeerde hij langs zijn neus weg.
“Weer werken? Hier in Caffè Angeli?” Ze kon de hoopvolle klank niet uit haar stem houden. “Dat kan toch niet? Wat moet ik met de baby?”
Franco haalde zijn schouders op en keek door de krappe ruimte achter het rode gordijn die hij door de jaren heen had gevuld met meubels en oude familiefoto’s. “Ik maak hier wel ruimte voor een kinderbedje,” besloot hij. “Misschien haal ik die stoel weg waar jij nu in zit. Dit is een familiebedrijf, Maria Domenica. Voor een baby is er altijd plaats. Ik vraag me alleen af of je man het goedvindt?”
Ze dacht even na. “Ik denk dat het hem weinig kan schelen,” zei ze aarzelend. “Hij vindt blijkbaar alles goed wat ik doe zolang ik het huis schoonhoud en hij zijn eten krijgt. Misschien vindt hij het zelfs wel fijn dat ik zelf mijn geld verdien, want hij zegt steeds dat het heel duur zal zijn om mij en de baby te onderhouden. Nee, ik denk dat hij het helemaal niet erg zal vinden. O, Franco, dank je. Je weet niet hoe blij je me hebt gemaakt.”
“Wacht nog even met bedanken,” waarschuwde Franco. “Je moet het eerst overleggen met Marco. Hij is je man, en je mag dergelijke beslissingen niet zonder hem nemen.”
Zelfs toen verdween de glimlach niet van Maria Domenica’s gezicht. Wat is ze knap als ze lacht, dacht Franco. Hij hoopte dat haar baby niet veel zou huilen, anders hadden de klanten er misschien last van.
Giovanni lachte ook, met een grijns van oor tot oor, toen hij hoorde dat Maria Domenica weer in de zaak kwam werken. Alle vrees dat de jongen zich opzijgezet zou voelen door haar terugkeer smolt weg toen hij haar bij de armen pakte, op beide wangen kuste en haar net iets langer vasthield dan noodzakelijk was.
Giovanni was veranderd in het afgelopen jaar. Ze sloeg hem gade toen hij zich omdraaide om een klant te bedienen. Hij was langer en breder geworden en hij bewoog zich met een zelfvertrouwen dat hij vroeger niet had.
De jongen voelde haar blik op hem, keek op en glimlachte weer. “Krijg die baby maar gauw,” zei hij. “Papa en ik hebben je hier nodig. Je ziet wel hoe druk we het hebben.”
§
Maria Domenica liep in de schaduw van de palmbomen over de piazza in de richting van de lelijke oude kerk. Ze voelde zich anders. Niet echt gelukkig, maar kalm. Ze had het idee dat ze nu alles aankon. Over een week of zo zou ze haar baby ter wereld brengen en ook al zou het pijn doen, ze wist zeker dat ze het aankon. Over een maand zou ze geen excuus meer hebben om niet met Marco te slapen zoals een echtgenote hoorde te doen, maar ze wist zeker dat ze erin zou slagen. Misschien was het niet al te erg. Uiteindelijk zou ze zijn kinderen moeten baren, maar de gedachte daaraan verontrustte haar nu niet meer zo. Zolang ze zich weer in het ritme van Caffè Angeli kon voegen, kon ze alles aan wat op haar weg kwam.
Ze hoorde haar naam roepen. Gina Rossi stond achter haar kraampje te zwaaien om haar aandacht te trekken. “Cara, kom hier. Heb je geen trek in een lekker koel glas limonade? Dat is goed voor jou en je bambino.”
Maria Domenica overhandigde met een glimlach wat munten aan de nieuwsgierige straatverkoopster. Ze nam een paar slokjes van de bittere vloeistof en stelde de vraag die Gina elke dag de hele dag door graag wilde beantwoorden. “En, wat is er allemaal gebeurd?”
“Heb je het niet gehoord?” Gina boog zich samenzweerderig naar voren. “Gloria Ferrero heeft een daverende ruzie gehad met haar man. Ze heeft hem over straat nagezeten met een vleesmes. De arme man had zijn pyjama nog aan en er zat een groot gat in, hier.” Ze sloeg luid lachend op haar achterwerk. “We hebben allemaal zijn grote, oude achterwerk gezien. Het leek wel een zij ham!”
Maria Domenica lachte mee. Eindelijk konden de mensen over iets nieuws roddelen. Binnenkort zouden ze niet meer zo naar haar staren als ze over straat liep, of zo heftig fluisteren. Ze was bijna oud nieuws. Ze was gewoon een echtgenote die binnenkort moeder werd. De mensen zouden het niet vergeten, ze vergaten hier nooit iets. Maar er zou niet meer elke dag over haar gekletst worden bij de bakker en de slager.
Ze dronk haar glas leeg en keek Gina glimlachend aan. “Heeft Gloria Ferrero haar man nog ingehaald?”
“Nee.” De vrouw gierde nog van het lachen. “Dat denk ik niet. Wie had kunnen denken dat die ouwe vent nog zo hard kon lopen. Ik wist niet dat hij het in zich had!”
§
Rosaria rammelde nijdig met pannen in de bouwvallige keuken van haar zus. Maria Domenica’s vliezen waren die ochtend gebroken en sindsdien was ze in de kamer naast de keuken met haar moeder en de vroedvrouw. Af en toe ontsnapte haar een kreet, maar de geboorte leek niet dichterbij te komen.
Dus was zij, Rosaria, gekomen om de boel te regelen. Marco moest zijn eten hebben als hij terugkwam van de akkers, en er was niemand anders om het te koken. Gedroogde bonen lagen te weken in een kom en op de keukentafel lag een bos bladselderij, dus haar zus was blijkbaar van plan geweest pasta e fagioli te maken. Rosaria vond het best. Er was tijd genoeg om wat sigaretten te roken en een tijdschrift te lezen terwijl de bonen kookten.
Ze keek afkeurend om zich heen. Maria Domenica had weinig moeite gedaan om er iets van te maken. Het was schoon, dat moest ze haar nageven, maar er hingen geen gordijnen voor de ramen en ze had geen poging gedaan om de oude leunstoelen met een kleed of een plaid te bedekken, of om iets aan de kale, witte muren te hangen.
“Als dit mijn huis was zou ik het gezellig maken, een echt thuis,”
mompelde ze terwijl ze wat peterselie en knoflook bij de kokende bonen wierp. “Marco verdient beter dan deze puinhoop.”
In de kamer ernaast hoorde ze haar zus weer schreeuwen. Haar kreten kwamen nu vaker, hetgeen betekende dat de baby niet lang meer op zich zou laten wachten.
Rosaria bekeek de selderij. Er zat nog wat aarde aan de onderkant van de stelen, maar moesten ze echt gewassen worden? Van een beetje aarde heeft niemand ooit wat gekregen, besloot ze, en ze begon de selderij grof te hakken. Met een zucht fruitte ze een fijngehakte ui in een beetje grasgroene olijfolie met pancetta. Vervolgens voegde ze de selderij en een gehakt worteltje toe aan de pan met de dikke bodem. Ze vond wat kippenbouillon in de koelkast en goot die, plus de onvermijdelijke gezeefde tomaten, in de geurige, pruttelende massa. Een snufje suiker, wat zout, wat versgemalen zwarte peper en vervolgens het deksel erop. Nu kon ze rustig wachten tot de bonen gaar waren en aan de pan konden worden toegevoegd.
Toen Marco binnenkwam, schreeuwde Maria Domenica harder dan nodig leek te zijn, en Rosaria zat in de keuken terwijl haar saus op het fornuis stond te pruttelen.
“Mm, dat ruikt lekker,” lachte Marco. Hij tilde het deksel op en snoof de damp op. Hij gaf Rosaria een klap op haar achterste toen ze vlug de spaghetti brak en in een pan met schuimend, gezouten water deed. “Jij weet wel hoe je een man moet verwennen, hè?”
Op dat moment slaakte Maria Domenica weer een heftige kreet, gevolgd door een reeks woorden die nette meisjes niet hoorden te zeggen. Nu krijgt ze van mamma op haar kop, dacht Rosaria opgewekt. Maar in plaats daarvan hoorde ze Pepina haar zus juist aanmoedigen. “Je bent er bijna, je bent er bijna!”
Alle kleur verdween uit Marcos gezicht en hij zag er duidelijk misselijk uit. “Duurt dit lawaai de hele dag al?” vroeg hij aan Rosaria.
“Dat niet. Maar ik denk dat dit het ergste is en dat ze dadelijk wel stil zal zijn.” Kalm roerde Rosaria in de spaghetti om de slierten niet aan elkaar te laten kleven, en ze zette het deksel erop om het water weer aan de kook te brengen.
De pasta was nog maar halfgaar toen Rosaria tot het besef kwam dat het geschreeuw van haar zus was opgehouden en plaats had gemaakt voor het zwakke gejammer van een pasgeboren baby. “Het is voorbij,” zei ze tegen Marco. “En ik ga parmezaanse kaas raspen, want je kunt bijna eten.”
In de kamer ernaast lag Maria Domenica uitgeput maar gelukkig met haar dochter in haar armen. Ze dacht niet dat ze ooit zoiets kleins, hulpeloos en moois had gezien. “Ze heet Chiara,” zei ze tegen haar moeder.
“Moet je niet afwachten hoe Marco haar wil noemen?” vroeg Pepina. “Ik geloof dat ik hem een paar minuten geleden hoorde thuiskomen. Ik zal hem roepen.”
“U mag hem roepen als u wil.” Maria Domenica’s zwarte ogen keken kalm in die van haar moeder. “Maar de naam van de baby is Chiara.”
Het moet gezegd worden dat Marco zijn best deed. Hij hield de baby vast en zei dat ze er heel mooi uitzag. Toen vluchtte hij terug naar de keuken om zijn kom met pasta e fagioli leeg te eten. Rosaria was minder vriendelijk. Ze wierp Chiara een blik toe alsof ze de boze fee in eigen persoon was, en zei: “Jakkes, wat zien ze er toch gerimpeld uit als ze pasgeboren zijn.”
Maria Domenica nam niet de moeite om te antwoorden. Het gezichtje van haar baby was haar hele wereld geworden en al het andere was tot bijna niets gereduceerd.
De volgende dagen waren gehuld in een waas van geluk. In al de negen maanden dat Maria Domenica haar had gedragen, had ze niet zeker geweten hoe ze zou zijn met deze baby die ze nooit had horen te krijgen. Ze was dus verbijsterd door de intensiteit van de liefde die ze voelde en ze kon het bijna niet verdragen om haar los te laten. Zelfs haar eigen moeder moest smeken om het kind te mogen knuffelen.
Wat Marco betrof, die bleef uit haar buurt, ‘s-Nachts sliep hij op de twee leunstoelen die hij tegen elkaar had geschoven, en overdag stak hij af en toe zijn hoofd om de deur of bracht hij haar een bord met brood, gesneden fruit en plakken kaas. Maar na die eerste keer had hij niet meer gevraagd of hij de baby mocht vasthouden en toonde hij niet de minste belangstelling voor haar naam, haar kleren, hoe ze sliep of dronk of voor de talloze dingen die Maria Domenica zo fascinerend vond.
Vier vreemde, magische dagen bleef ze in haar slaapkamer, wakker als Chiara huilde om haar voeding, slapend als Chiara sliep. Zo hoorde het leven te zijn. Op de vijfde dag begon Pepina op haar te mopperen.
“Sta op en kleed je aan. Je hebt een man voor wie je moet koken. Je kunt die baby heus wel vijf minuten alleen laten, dat kan echt geen kwaad.”
Maria Domenica deed wat haar was gezegd. Ze bracht de dagen door bij haar baby, maar tegen de tijd dat Marco thuiskwam was ze in de keuken erwten aan het doppen of brood aan het bakken volgens het recept van haar moeder.
Chiara was al een maand oud toen Maria Domenica haar man pas de vraag durfde stellen die haar bezighield. “Marco, vind je het erg als ik weer bij Caffè Angeli ga werken?” Ze vroeg het zo nederig mogelijk. “Ik hoef geen lange dagen te maken en Franco zegt dat ik de baby kan meenemen. Ik dacht dat we het geld dat ik ga verdienen dan aan extra uitgaven kunnen besteden.”
Marco keek neer op zijn kom minestrone. “En ik dan? Wie kookt er voor mij als jij voor vreemden gaat koken in de cafetaria?” vroeg hij nukkig.
“O nee, ik zal zorgen dat de lunch voor je klaarstaat en ik kom altijd op tijd terug om het avondeten te koken,” stelde Maria Domenica hem gerust. Ze haatte de klank van haar smekende stem. “Jij komt altijd op de eerste plaats, maak je geen zorgen.”
Marco glimlachte sluw. “Nou, als je in staat bent om te werken, ben je al aangesterkt.”
“Ja, dat is zo.”
Hij wierp een blik op de twee armstoelen die nog tegen elkaar stonden. “Dan hoefik hier vanavond zeker niet meer te slapen. Dan kun je eindelijk een echte vrouw voor me zijn.”
Die avond gleed het slanke, naakte lijf van haar man naast haar in bed. Zelfs het harde werk op de boerderij had hem weinig spieren bezorgd, merkte Maria Domenica. Zijn borst was onbehaard en zijn lichaam zo fijngebouwd als dat van een meisje. Dit zou zo anders zijn dan de laatste keer. De laatste keer, in Rome.
Marco’s tengere lijf woog bijna niets toen hij op haar ging liggen. Terwijl zijn dunne, witte penis in haar drong en zijn knappe gezicht verwrong van het genot van zijn orgasme, hield ze haar ogen stijf gesloten. “Maak de baby niet wakker,” siste ze terwijl hij gromde en kreunde. Hij liet zich van haar afrollen en veegde zijn penis schoon met een hoek van het witte, met een monogram van de Manzoni’s geborduurde laken. “Elke avond een beetje van dit en dan ben je gauw weer zwanger,” zei hij. “Alleen krijg je deze keer een baby die echt mijn naam verdient.” Hij wierp een blik op het wiegje in de hoek waar haar dochter gelukkig nog vredig lag te slapen. “Niet zoals die kleine Chiara Manzoni daar. Vertel eens hoe haar achternaam echt is?” Maria Domenica zweeg.
“Wie is Chiara’s echte vader? Wie is de man die met je had moeten trouwen?” ging hij door.
“Maakt dat iets uit? Ik ben nu met jou getrouwd,” zei ze, terwijl ze de ergernis uit haar stem probeerde te houden.
“Dat klopt. Je bent nu met mij getrouwd.” Zijn hand ging naar haar achterhoofd en duwde haar langs zijn lijf naar omlaag. “Dus gedraag je zoals een echtgenote zich hoort te gedragen.”
De moed zonk haar in de schoenen en even overwoog ze te weigeren. Maar dat was het risico niet waard. Als ze vanavond deed wat Marco wilde, zou ze morgen terug zijn achter de glimmende roestvrijstalen bar in Caffè Angeli, waar ze thuishoorde. Ze zou haar gesteven witte schort omdoen en de hele dag perfecte koffie zetten. Ze kneep haar ogen stijf dicht, nam zijn zachtheid in haar mond en begon gehoorzaam te zuigen.