10
Chiara kon zich niet langer concentreren op eten. Haar gedachten dwaalden af terwijl ze toekeek hoe Pepina inktvis smoorde in zijn eigen sap, ze vergat in een saus te roeren en die brandde aan, ze liet de varkenskarbonaadjes en venkel in de oven staan tot ze begonnen te verschroeien, ze liet de pasta te lang koken en moest die weggooien en opnieuw beginnen. Ze was vol van Paolo, van hun kus en de schaamte en begeerte die ze naderhand had gevoeld.
Ze voelde zich verward en boos. Waarom had haar moeder steeds zo geheimzinnig gedaan? Had ze niet ten minste één persoon in vertrouwen kunnen nemen toen ze zwanger was geraakt? Paolo kon wel zeggen dat ze niet dezelfde vader hadden, maar niemand in San Giulio kon dat blijkbaar bevestigen.
Toen herinnerde Chiara zich dat Giovanni had gezegd dat het misschien de moeite waard was om Pepina’s zus Lucia op te zoeken. Hij had gezegd dat ze dement was en weinig zinnigs meer kon zeggen, maar misschien kon een bezoekje geen kwaad.
Lucia woonde in een van de oude flatgebouwen. Met de marmeren vloeren en hoge plafonds was het mooier dan de vierkante blokken eromheen. En het lag vlak bij het grote plein, om de hoek van Caffè Angeli, en dat hield in dat het voor Giovanni niet te lastig was om even zijn schort uit te doen en een halfuurtje pauze te nemen om met haar mee te gaan als vertaler.
Het Italiaans van de oude vrouw klonk verward en lijzig, en Chiara begreep dat ze er geen woord van had kunnen verstaan, ook al had ze langer naar haar taaicassettes geluisterd.
Lucia had geblondeerd haar, een opmerkelijk gladde huid en ze droeg een gouden armband met dikke schakels en een heleboel halskettingen. Ze had heel normaal kunnen lijken, alleen kon ze geen moment stil blijven zitten. Terwijl Giovanni met haar probeerde te praten, ging ze naar de keuken om met een dwangmatige energie de kastjes af te soppen en de handvatten op te poetsen. Maar Chiara zag in de hoeken van het plafond spinnenwebben hangen, en op de vloer lagen stofpluizen.
Toen ze haar moeders naam een paar keer hoorde, vroeg Chiara ongeduldig: “Wat zegt ze?”
“Dat weet ik niet precies. Ik vroeg naar je moeder, en of ze haar in vertrouwen had genomen toen ze terugkwam uit Rome, maar ze zegt alleen maar: ‘Ze hield te veel van hem, ze hield te veel van hem’.”
“Van wie hield ze te veel?” wilde Chiara weten. “Van Marco?”
De oude vrouw hield op met poetsen en draaide zich naar haar om. “Nee, nee, niet Marco.” Ze klonk opeens normaal en heel zeker van zichzelf. “Je papa.”
“Ja, maar wie was haar vader?” drong Giovanni aan.
Maar Lucia was weer aan het poetsen en babbelen en Giovanni haalde alleen zijn schouders op toen ze hem vroeg om het te vertalen. “Het heeft geen zin. Er is geen touw aan vast te knopen.”
Ze hadden de grote glazen limonade leeggedronken die ze had aangeboden en ze wilden net weggaan toen de oude vrouw weer een helder moment kreeg. Ze pakte Chiara’s gezicht zacht in haar handen en sprak tegen haar. Toen kuste ze haar ten afscheid. Giovanni smoorde een lach en wachtte tot ze buiten waren voor hij de woorden vertaalde. “Lucia zei dat ze Maria Domenica een paar schilderijtjes of wat fatsoenlijke meubels hadden moeten geven om dat vreselijke huisje op te knappen, dan was ze misschien nooit weggelopen. En toen zei ze dat die vrouwen van de Manzoni’s altijd al krenten waren.”
Ondanks alles moest Chiara lachen. “O, het is eigenlijk helemaal niet grappig. Die arme vrouw,” zei ze met haar hand voor haar mond.
Giovanni lachte ook. “Ik dacht heel even dat ze je iets belangrijks zou vertellen. Maar als ze al iets heeft geweten, dan is dat nu uit haar herinnering verdwenen.” Hij leidde haar naar een van de bankjes in de schaduw van een hoge palmboom. “Zullen we hier even gaan zitten? Ik hoef nog niet terug naar de cafetaria.”
“Heb je daar altijd gewerkt?” vroeg Chiara, en hij knikte. “Ja, als jongen al, en dan liep ik je moeder voor de voeten en haalde ik alle bestellingen door elkaar.”
“Heb je nooit iets anders willen doen?”
“Natuurlijk wel.” Giovanni hield zijn handen voor haar op, met de handpalmen naar boven. “Ik heb zoveel willen doen. Ik wilde studeren en reizen. Ik heb Engels geleerd omdat ik dacht dat ik ooit naar Amerika zou gaan om daar veel geld te verdienen. Maar uiteindelijk hield iets me tegen om weg te gaan uit San Giulio. Misschien mijn vader. Ik wist dat hij vreselijk eenzaam zou zijn als ik wegging. En daarna hoopten we steeds dat je moeder terug zou komen. Dat hebben we altijd gedacht.”
“Dus jullie hebben op haar gewacht?”
“Dat denk ik wel.”
“Was je misschien een beetje verliefd op haar?” vroeg ze om hem te plagen.
Giovanni vouwde zijn handen ineen tussen zijn knieën. “Verliefd? Dat weet ik niet, ik was nog maar een jongen,” zei hij serieus. “Maar ik was wel weg van haar. Ze was knap, slim en grappig. Maar verliefd…dat zou ik niet kunnen zeggen.”
“En je bent nooit getrouwd?” vroeg Chiara zich hardop af.
Giovanni stond op, in verlegenheid gebracht, en ze wist dat ze te ver was gegaan. Wat deze man ook voor haar moeder had gevoeld, hij hield dat net zo verborgen als die arme Lucia haar geheimen verborgen hield.