20
Rosaria genoot van haar pijn. De zachte binnenkant van haar dijen was gekneusd door Marco’s heupbeenderen, en elke keer als ze ging zitten voelde ze steken die haar eraan herinnerden dat ze nu een vrouw was.
Ze had de hele dag wel willen lachen, maar dat kon niet. Ze moest oppassen dat ze niets zou verraden. Niemand mocht weten dat zij en Marco geliefden waren.
Maar Rosaria werd naar Caffè Angeli getrokken, ze kon er niets aan doen. Ze liep met wiegende heupen naar binnen, ging op een kruk zitten en stak met een zwierig gebaar een sigaret op.
“Ik wil iets eten,” kondigde ze aan. “Ik neem een aardappelkroket, een paar tosti’s met ham en kaas en iets zoets om het af te sluiten.”
“Goed, ik zal je zo helpen, eerst even deze koffie afmaken,” zei een gejaagd uitziende Maria Domenica tegen haar. “Wat doe je hier trouwens? Heb je thuis niets te doen?”
Rosaria haalde haar schouders op en deed of ze verdiept was in een tijdschrift. Maar terwijl haar vingers de pagina’s omsloegen, keek ze amper naar de fraaie foto’s van Sophia Loren en Gina Lollobrigida. In plaats daarvan tuurde ze door haar wimpers naar haar oudste zus.
Een haakneus, constateerde Rosaria. Kleine ogen en veel te mager. Haar haar zag er dor uit, zo weggetrokken uit haar gezicht, en de sproeten op haar neus waren duidelijker dan ooit te zien omdat ze urenlang zonder hoed op in de tuin werkte. Als rivale stelde ze niets voor. Als ze Marco niet zo sluw in de val had gelokt, zou ze nooit een man hebben gevonden die met haar wilde trouwen, daar was Rosaria zeker van.
“Wat is er?” Maria Domenica had gemerkt dat Rosaria naar haar zat te kijken.
“Hè?”
“Waarom kijk je zo naar me? Wil je me soms iets vertellen?”
Rosaria’s wangen kleurden. “Nee hoor, niets.” Ze pakte haar bord op, stak het tijdschrift onder haar arm en liep naar een tafeltje in de verste hoek van de cafetaria. “Ik zal je maar niet langer storen,” mompelde ze.
Net toen Maria Domenica verlost was van haar zus, werd ze zich bewust van nog een paar starende ogen. De schilder Vincenzo was teruggekomen, en vandaag leek hij te vinden dat zij meer de moeite waard was om te bekijken dan het lege stuk muur. Hij zat aan het tafeltje naast dat van Rosaria, met een stapel boeken voor zich. Maria Domenica keek op, maar hij wendde zijn blik niet af. Hij keek naar haar lange, sierlijke vingers, de manier waarop haar glanzende, zwarte haar over haar rug viel, en naar haar goudkleurige teint. Hij bewonderde haar diepliggende, amandelvormige ogen en de soepele, kalme manier waarop ze tussen de tafeltjes liep.
Zijn blikken werkten op haar zenuwen en ze begon bestellingen door elkaar te halen.
“Wat mankeert je vandaag?” Franco’s stem klonk geamuseerd. “Het is niets voor jou om je zo te vergissen.”
“Nou,” probeerde ze hem af te schepen, “het valt niet mee om moeder te zijn en een baan te hebben. Geen wonder dat het me af en toe duizelt.”
“O, dus dat is het. Het duizelt je.” Hij lachte nog steeds.
“Toe, Franco, niet nu. Ik ben niet in de stemming,” snauwde ze, en ze wierp een dreigende blik naar Vincenzo, die haar nog steeds gadesloeg en elk detail van haar in zich opnam. Zijn ruwe, knappe gezicht verried niets van wat hij dacht.
Uiteindelijk kreeg haar nieuwsgierigheid de overhand. Ze was lege kopjes en glazen aan het afruimen van een tafeltje bij hem in de buurt en bij toeval viel haar blik op een van de boeken voor hem. Op het omslag was Botticelli’s Geboorte van Venus afgebeeld. Venus zag er veel verfijnder uit dan de Venus op de muur boven Franco’s jukebox. Ze was een mooie vrouw met een hoog voorhoofd en ver uit elkaar staande ogen, en haar lange goudkleurige lokken ontsnapten aan de linten en wapperden in de wind. Boven de afbeelding stond in grote letters in het Engels: The Art of Renaissance Italy.
Ze raakte vol ontzag het boek aan, en Vincenzo schoof het naar haar toe. “Kijk maar,” zei hij. Zijn witte tanden blonken toen hij glimlachte.
Ze aarzelde niet. Ze ging op de stoel naast hem zitten en verdiepte zich in de dikke, glanzende pagina’s. Franco bracht haar een glas koude cola, maar dat bleef onaangeroerd staan terwijl ze de ene bladzij na de andere vol prachtige afbeeldingen en fascinerende verhalen over de kunstenaars en hun werk in zich opnam.
§
“Maria Domenica?” onderbrak Franco’s stem haar.
“Hm?”
“Ben je dat aan het lezen?”
“O.” Ze keek schuldig op. “Sorry. Ik ga meteen weer aan de slag.”
“Nee, dat vroeg ik niet.” Franco keek haar schuins aan. “Ik vroeg of je dat boek aan het lezen was.”
“Wat bedoel je?”
“Nou, het is toch in het Engels?” Hij trok zijn wenkbrauwen op. “En jij spreekt geen Engels. Dat heb je niet geleerd. Tenslotte ging je op je dertiende al van school.”
“Eh…” Maria Domenica schoof ongemakkelijk heen en weer op haar stoel. Uit haar ooghoek zag ze haar zus Rosaria met gespitste oren aan het andere tafeltje zitten. Het tijdschrift was helemaal vergeten.
Franco en Vincenzo wachtten nog steeds op antwoord. “Ik keek alleen naar de afbeeldingen,” begon ze. Maar toen ze naar het boek keek, zag ze dat de pagina’s alleen vol Engelse woorden waren die het verhaal vertelden over de kunstenaar Masaccio en zijn schilderij van de verbanning van Adam en Eva uit het paradijs.
Weer trok Franco zijn wenkbrauwen op.
“Nou ja, ik was wel een paar stukjes aan het lezen,” gaf Maria Domenica toe. “Ik heb wat Engels geleerd tijdens het jaar dat ik in Rome was. In het café-restaurant waar ik werkte kwamen altijd toeristen en een heleboel waren studenten aan kunstacademies, en doordat ik met hen aan de praat raakte…nou…ja…heb ik wel iets van die taal opgepikt. Maar ik begrijp er nog niet veel van. Alleen genoeg om te weten wat er bedoeld wordt.”
“Zeg eens iets in het Engels.” Haar zus Rosaria had de verleiding niet kunnen weerstaan om bij hen aan te schuiven.
“Nee.”
“O, toe,” smeekte Rosaria.
“Ik kan me de woorden nu niet herinneren.” Met een blozend gezicht legde Maria Domenica het boek neer en vluchtte veilig weg achter de Gaggia, die ze vol ijver begon schoon te maken. Maar Vincenzo was haar gevolgd.
“Wanneer was je in Rome?” informeerde hij.
“O,” schudde ze geërgerd haar hoofd. “Vorig jaar.”
“En waar heb je gewerkt?”
Ze zuchtte. Zag hij dan niet hoe irritant hij was? Maar ze was te beleefd om niet te antwoorden. “Een kleine zaak bij de Spaanse trappen,” antwoordde ze. “Vol Engelse toeristen die koppen thee willen drinken met schijfjes citroen.”
“Dat ken ik wel, denk ik,” zei hij peinzend. Toen knikte hij met een glimlach vol herkenning. “Ik vond al dat je me zo bekend voorkwam toen ik je hier voor het eerst zag, maar ik wist niet waarvan.”
“Nou, jou herinner ik me niet.” Haar stem klonk nog killer dan Franco’s gekoelde cola.
“Nee, dat verbaast me niets.” Vincenzo’s witte tanden blonken weer. “Als je geen koppen thee met schijfjes citroen rondbracht, had je alleen maar oog voor die lange blonde jongen die overal zijn schetsboek meenam.”
“O ja?” Rosaria deed haar uiterste best om aan het gesprek deel te nemen. “Welke blonde jongen?”
Maria Domenica zette met een klap het koffieblik op de bar neer en wierp Vincenzo een doordringende blik toe. Wonder boven wonder leek hij het te begrijpen.
“Nou, ik kan hier niet de hele dag blijven rondhangen,” zei hij vlug terwijl hij zich omdraaide. “Maar ik zal de boeken hier achterlaten. Kijk er maar in als je wilt.”
Toen de deur achter hem dichtviel, kwam Rosaria naar Maria Domenica toe en stootte haar aan. “Een blonde jongen?” drong ze aan.
“Zo,” onderbrak Franco hen. “Zei je niet dat je iets zoets als afsluiting wilde, Rosaria? Vandaag heb ik een speciale cornetto die je beslist moet proeven. Hij is verrukkelijk.”
“Een cornetto?” Rosaria keek meteen op. “Zit er chocola in? Ik heb de hele dag al zo’n trek in chocola.”
Ze laadde haar bord vol en Maria Domenica draaide zich opgelucht om. Rosaria mocht haar man hebben, maar ze moest afblijven van de herinneringen aan de blonde jongen in dat café bij de Spaanse trappen.