14

Maria Domenica duwde Chiara in haar tweedehands kinderwagen door de stoffige straten van San Giulio, langs de huizen van de rijkere mensen die rond hun eigen binnenplaatsen waren gebouwd, en langs het moderne appartementenblok waar haar tante Lucia woonde. Ze wandelde door de hoofdstraat, bekeek de etalages en versnelde haar pas om zich langs de kerk te haasten waar ze gedwongen was te trouwen, en over de piazza met het lelijke fonteintje en de sierlijke palmbomen. Tijdens het lopen had Maria Domenica het gevoel dat alle ogen van het dorp haar volgden. Franco zou vandaag goede zaken doen, besefte ze. Als ze er eenmaal achter waren waar ze naartoe ging, zou niemand kunnen nalaten even binnen te wippen om haar en de baby eens goed te bekijken.

Franco had Giovanni’s oude wieg van zolder gehaald en opgeknapt. Maria Domenica zag hem achter het rode gordijn staan, netjes opgemaakt met schoon, wit beddengoed.

“O, dat had je niet hoeven doen,” zei ze tegen Franco. “Ze had in haar kinderwagen kunnen blijven.”

“Zeg maar gewoon ‘dank je’, Maria Domenica.”

“Dank je, dank je, en nogmaals dank je.” Ze kuste hem vlug op beide wangen en gaf toen nog een kus voor goed geluk.

Niet dat Chiara veel in het wiegje lag. Ze was veel te populair. Zoals Maria Domenica al had verwacht, kwam het halve dorp die dag de cafetaria binnen, en bijna iedereen probeerde ‘een glimp van de baby op te vangen.

“Haal haar even, laat me haar even vasthouden,” smeekte haar tante Lucia.

“En dan ik, en dan ik,” giechelde haar nichtje Gabriella.

“Doe eerst die sigaret uit,” beval Elena Manzoni. “Je mag niet roken bij een pasgeboren baby. Dat is niet gezond. Hier, geef haar maar aan mij, bij haar oma is ze veilig. O, moet je dat hoofdje ruiken, is het niet verrukkelijk? Ze lijkt zo op haar vader toen die zo klein was. Precies mijn Marco.”

Maria Domenica rolde met haar ogen naar Franco. Haar schoonmoeder moest werkelijk een van de domste vrouwen ter wereld zijn.

Tijdens lunchtijd kwam Rosaria binnen met Pepina op haar hielen. “We komen alleen even twee stukken pizza halen,” verklaarde haar zus. “En een gebakje.”

“En om te zien of het gerucht klopt dat je hier weer werkt,” gaf Pepina toe aan haar oudste dochter. “Die vervloekte telefoon staat de hele ochtend al te rinkelen. Ik wou dat we hem nooit genomen hadden.”

“Het is de jaren zestig, mamma, niet de Middeleeuwen,” snauwde Rosaria. “Alleen boeren hebben tegenwoordig geen telefoon.”

Maar Pepina luisterde niet. Ze had gezien dat Gloria Ferrero aan de hoektafel met de ene hand zat te roken en koffie te drinken terwijl ze in haar andere arm Pepina’s eigen kleindochter vasthield. “Hier, geef haar aan mij,” siste ze terwijl ze Chiara optilde. Met een zucht legde Pepina de baby op een van de tafeltjes en begon haar vieze luier los te maken. Franco verbleekte zichtbaar.

“Niet hier, mamma.” Maria Domenica schrok. “Dit is er de plek niet voor. Kom met mij mee.”

“Dit is helemaal geen plek voor een baby,” klaagde Pepina toen haar dochter haar achter het rode gordijn duwde. “Als baby’s in cafetaria’s hoorden, had God er wel voor gezorgd dat ze koffie lustten. Je hoort thuis te zijn met haar, en niet hier aan het werk met al die heidense schilderingen op de muren.”

“Stil, mamma,” smeekte Maria Domenica terwijl ze haar baby in de wieg legde en haar handig een schone luier omdeed. “Ik ben blij met het werk en met het geld. En Marco ook.”

“O, nou ja, als Marco het ermee eens is…” begon Pepina. Toen werd ze overstelpt door de aanblik van de schattige Chiara en ze kneep zachtjes in het ronde wangetje. “Wat een dotje. Ze lijkt precies op jou toen je een baby was.”

Maria Domenica kon niet geloven dat ze er ooit zo mooi uit had gezien. Haar dochter had glanzend haar, lichtpaarse oogleden en een heel grappige, strenge uitdrukking op haar gezichtje. Chiara leek te weten dat ze braaf moest zijn, dat ze moest begrijpen dat haar mamma niet sterk genoeg was om tegen slapeloze nachten en een schreeuwende baby te kunnen. Ze huilde als ze honger had en voor de rest maakte ze gorgelende geluidjes tegen zichzelf of sliep.

“Wat een engeltje,” verzuchtte Pepina.

“En was ik op die leeftijd ook een engeltje?” plaagde Maria Domenica.

“Ja. Ja, dat was je.” Pepina liet zich in Franco’s overgebleven leunstoel zakken. “Je vader maakte me zwanger van jou toen we nog maar pas getrouwd waren. Hij zei dat hij niet wilde dat ik me zou vervelen. Ik zal nooit die uitdrukking op zijn gezicht vergeten toen hij je voor het eerst zag…zijn dochter, zijn kleine meisje. Je was zo’n lief klein ding, je huilde bijna nooit. In tegenstelling tot die Rosaria, die hield de eerste drie jaar niet op met krijsen. Ik moest Francesca Maggio’s dochter betalen om haar elke dag mee uit wandelen te nemen. Ik hoorde haar geschreeuw zachter worden als het kind haar wegreed in haar kinderwagen, en een halfuurtje later weer luider worden als ze haar terugbracht. Maar jij niet.” Ze boog zich voorover en streek over Chiara’s glanzende haar. “Je was net als dit kleintje, helemaal niet lastig. Zelfs toen je ging kruipen en lopen hoefde ik me eigenlijk nooit zorgen om je te maken.”

“Het spijt me, mamma.”

“Wat, cara?” Pepina keek op.

“Dat u het afgelopen jaar door mij zoveel zorgen hebt gehad. Dat ik ben weggelopen naar Rome en zwanger terug ben gekomen en dat het hele dorp over me roddelde.” Tranen prikten achter Maria Domenica’s zwarte ogen. “Ik heb elke dag spijt over wat ik jou en papa heb aangedaan. Ik moet gek zijn geweest.”

Haar moeder haalde haar schouders op. “Ik zal niet doen of we niet van streek waren. Je hebt je vaders hart gebroken en ik denk dat het nog steeds niet echt geheeld is. We maken ons zoveel zorgen…als ons brave meisje ons dit heeft aangedaan, dan mag God weten wat de anderen nog voor ons in petto hebben. Maar moet je je nu zien: een mooie baby, een knappe echtgenoot, goede vooruitzichten, dus uiteindelijk is alles toch in orde gekomen.” Pepina hees zich overeind. “Maar ja, ik kan hier niet de hele dag blijven zitten. Er wacht werk thuis. Ik verwacht jou en Marco zondag voor de lunch, goed? Ik ben de hele week al pasta aan het maken en Fabrizio Maggio heeft gisteren een pan levende paling gebracht, dus dat wordt een echt feestmaal. Je vader vindt het fijn om het hele gezin weer om de tafel te hebben.”

Ze pakte Maria Domenica’s gezicht tussen haar handen, en even leek het of ze haar een kus zou geven. “Ga niet weer bij ons weg, beloof me dat,” zei ze zacht. “Blijf hier. Hier hoor je thuis.”