2
Pepina was altijd bang dat er niet genoeg brood zou zijn. De planken van haar grote, houten keukenkast bogen dan ook door onder het gewicht van harde, grove broden waar je je tanden op kon breken als je niet gewend was aan de harde korsten. En toch werd van Maria Domenica elke ochtend verwacht dat ze vroeg opstond, tegelijk met haar moeder, om nog meer broden te bakken.
“Zolang er brood op die planken is, zullen we nooit een lege maag hebben,” verklaarde Pepina elke dag opnieuw als ze de grote zak meel tevoorschijn haalden en de oven aanstaken. En als haar oudste dochter een zucht slaakte of een blik wierp op de rij broden die ze de vorige dag hadden gebakken, dan merkte ze dat niet.
Naast elkaar werkten ze aan de lange keukentafel terwijl de zon opkwam en kippen klokkend rond hun voeten scharrelden. Met gebogen rug kneedden ze het taaie, gele deeg met sterke vingers. En tijdens het werk praatten ze. Tenminste, deze ochtend praatte Pepina en dagdroomde Maria Domenica van een ander leven buiten die bekende, bladderende muren.
De keuken was de plek waar moeder en dochter hun dagen grotendeels doorbrachten. Hij werd gedomineerd door een grenen tafel waarvan het blad glad was geworden doordat er tientallen jaren op gewerkt was door Carrozza-vrouwen. De ramen keken uit op de moestuin waar ze spitten en wiedden in de koelte van de ochtend en de late middag, en op de perzikboomgaard die zich daarachter uitstrekte.
Dit was het oudste deel van het huis: de muren waren gebouwd om eeuwen te doorstaan en de vloer was geplaveid. Maar zodra je de deur opende die op het slaapgedeelte uitkwam, was alles schots en scheef. Hier had je een deurkozijn dat van de sloop verderop was gehaald, daar was een vensterbank die Erminio’s vader in elkaar had gezet van een paar stukken hout. Muren hingen scheef, plafonds liepen schuin en Pepina leefde voortdurend in angst voor wat er zou gebeuren als er een aardbeving kwam. Aan de muur boven elk bed hing een afbeelding van de Heilige Maagd en een beeld van Christus aan het kruis, en als Pepina eraan dacht, bad ze tot hen beiden of ze wilden zorgen dat haar krakende muren overeind bleven.
De slaapkamers, die werden aangebouwd zodra er weer een kind werd geboren, dienden alleen om in te slapen. Overdag speelde het gezinsleven zich af in de keuken, waar de dag altijd begonnen werd met bakken.
Het was Maria Domenica’s taak de suiker en gist in warm water te mengen en dat te laten staan tot het begon te schuimen. Als de broden die haar moeder had gevormd eenmaal in de hete oven stonden, moest ze die met water besprenkelen opdat de korsten zo knapperig werden dat de ronde, platte broden dagen goed konden blijven. Het was geen werk dat je kon afraffelen, en vaak was er een halve ochtend voorbij voor moeder en dochter hun warme broden eindelijk op het rooster boven de oven zagen afkoelen.
Pepina’s handen waren ruw en vereelt na jarenlange arbeid en haar schouders waren krom van het voortdurend over de keukentafel gebogen staan, maar ze leek niet ongelukkig met haar leven. Elke ochtend begroette ze haar dochter met een glimlach en tijdens het werk was ze steeds aan het kletsen en lachen.
“Begrijp me niet verkeerd, ik zal je hier missen,” zei ze nu terwijl ze het deeg kneedde. “Je bent een goede hulp, Maria Domenica. Je bent altijd een braaf meisje geweest. Maar Rosaria kan je werk overnemen als je weg bent. Het wordt tijd dat het kind meer discipline leert.”
Door de woorden van haar moeder keerde Maria Domenica met een schok terug tot de werkelijkheid. “Weg, mamma? Waarheen? Ik heb niet gezegd dat ik ergens naartoe ging.”
“Scema! Heb je dan niet naar me geluisterd?” Pepina legde haar deeg met een klap op een warme, zonnige plek en legde er een vochtige doek over om het te laten rijzen. “Je bent nu zestien. Op die leeftijd was ik al met je vader verloofd. En Marco Manzoni is een aardige jongen. Een beetje ijdel misschien, maar al die jongelui lijken tegenwoordig alleen maar aandacht te hebben voor hun kleren en haren. Elena en ik vinden jullie goed bij elkaar passen. Jij en Marco.”
“Maar mamma, ik wil Marco Manzoni niet.” Maria Domenica’s vingers hielden op met bewegen en zonken weg in het met bloem bedekte deeg. “En hij wil mij ook niet. Ik denk dat hij andere plannen heeft.”
“O, plannen. Hij heeft vast allerlei plannen. Marco is een slimme jongen. En niemand zegt dat je halsoverkop aan iets moet beginnen. Neem de tijd om elkaar te leren kennen. Elena heeft gevraagd of je binnenkort een keer bij hen komt eten. Let wel, ik heb gehoord dat ze niet goed kan koken dus misschien moet je wat brood en kaas eten voor je erheen gaat. Weet je, Maria Domenica, ik denk dat we een extra brood moeten bakken. Ik wil niet tekortkomen.”
Met een wanhopige blik op de al volle planken strooide Maria Domenica weer een berg grof meel op de tafel, maakte een kuiltje in het midden en vulde dat met gistwater. Toen ze het geheel begon te mengen, duwde Rosaria met slaperige ogen de deur open. Haar donkere haar zat in de war en haar huid was zo bezweet dat haar nachtjapon aan de rondingen van haar weelderige jonge lichaam plakte.
“O, wat is het warm vandaag,” zei ze geeuwend. “Mamma, mag ik vanmiddag naar het strand?”
Elke zomer huurde Pepina’s zus Lucia een hutje op het dichtstbijzijnde strand, dat La Sabbia D’Oro werd genoemd, en op de meeste dagen van de hete juli- en augustusmaanden maakten zij en haar twee dochters vlug hun karweitjes afin de ochtenduren en gingen ‘s middags afkoelen in zee en in de zon liggen bruinen.
Maar Lucia woonde met haar gezin in een klein appartement in het centrum. Schoonmaken en boodschappen doen was zo gebeurd. Hier in Pepina’s grote huis op het stoffige platteland buiten San Giulio was er een hele waslijst met taken die gedaan moesten worden, en het gebeurde maar zelden dat haar dochters alles op tijd afhadden om naar hun nichtjes op het strand te kunnen gaan.
“Het strand? Vandaag niet, Rosaria. Je kunt je zus helpen om het brood verder te bakken. En daarna wil ik dat je gnocchi gaat maken voor je vader, voor het geval dat hij vanavond thuiskomt.”
“Ja, maar…”
“En als je daarmee klaar bent, ligt er nog een stapel vuil wasgoed.”
“Ja, maar mamma, de Manzoni’s hebben dit jaar ook een hutje op La Sabbia D’Oro gehuurd. Ze zouden er vandaag zijn.” Rosaria wierp een sluwe blik op haar zus. “Ik heb Marco gezegd dat Maria Domenica en ik een grote schaal cannelloni zouden maken voor zijn lunch. Dat heb ik hem beloofd.”
“Nou, als je een goede cannelloni wilt maken, had je een uur eerder moeten opstaan, lui kind dat je bent.” Pepina was al een schaal aan het zoeken voor Marco’s cannelloni. “Schiet op. Kleed je aan, dan kunnen we beginnen.”
Heel even blonk er triomf in Rosaria’s kleine, zwarte ogen. Ze kreeg niet vaak zo snel en zo gemakkelijk haar zin. Maar de laatste tijd vond haar moeder bijna alles goed als haar oudere zus erdoor met Marco in contact zou komen. Vandaag werd het dan toch een leuke dag: een middag op het strand en een schaal met mamma’s cannelloni voor de lunch. En wie weet? Misschien zou Marco er echt zijn.
Hoewel Maria Domenica dol was op de zee, had ze een hekel aan het strand. Haar nichtjes kenden iedereen op La Sabbia D’Oro. Ze kwamen er al als kind. Nu waren ze tieners, gebruind en zelfverzekerd. Als zij lachend roddels en lekkere hapjes uitwisselden met hun vriendinnen, strekte Maria Domenica haar magere, zon ontberende lichaam stijf uit op het zand en probeerde niet de buitenstaander te lijken die ze zich voelde.
Rosaria had gelijk. Het was warm. Ontzettend warm. En heel even kwam Maria Domenica in de verleiding haar verschoten oude badpak tevoorschijn te halen en het strand te trotseren. Maar andere, belangrijkere plannen kwamen in haar op, en als ze het slim speelde was dit misschien de dag waarop ze de daad bij het woord kon voegen. Om te beginnen moest ze mamma en de rest een paar uur uit de weg zien te krijgen.
Ze had Rosaria de afgelopen jaren vaak genoeg bezig gezien om te weten hoe ze haar moeder het beste kon manipuleren.
“Mamma, ga mee naar het strand!” riep ze, zo luid dat Pepina haar in de moestuin kon verstaan waar ze rijpe tomaten plukte voor de cannelloni-saus, en zo luid dat haar broertje en zusjes, die net wakker werden, haar konden horen in hun slaapkamers. “Dan nemen we de kleintjes mee en maken er een dagje van. Lijkt je dat niet leuk?”
Dat had het gewenste effect. Binnen enkele seconden omringde een zwerm luidruchtige kinderen hun moeder. Honden blaften, Rosaria lachte en stemmetjes riepen dwingend: “Strand! Strand! Strand!”
Maria Domenica wachtte tot haar moeder bezig was de kinderen en schalen met eten in haar auto te duwen, en toen vertelde ze de eerste leugen van haar leven.
Ze wreef over haar buik en begon: “Mamma, ik heb buikpijn. Ik denk dat ik ongesteld word. Vind je het erg als ik niet meega naar het strand?”
“Maar Maria Domenica, het ging er juist om…Nou ja, je ziet wel een beetje pips.”
“Ik voel me niet lekker, echt niet.”
Even later, toen ze de stofwolk zag opwaaien achter de auto van haar moeder die op weg was naar het strand, voelde Maria Domenica inderdaad iets. Maar geen buikpijn. Het leek meer op iets van opwinding.