.21.

Zondag, Nieuwjaar.

Anneke stond voor het raam.

Buiten zag de straat rozerood van de resten van het vuurwerk van de afgelopen oudejaarsnacht. Er scharrelde wat opgeschoten jeugd tussen, op zoek naar niet-afgegaan vuurwerk. Ondanks allerlei reclamespotjes over de gevaren van dergelijke 'blindgangers' bleven er altijd kinderen die de risico's blijkbaar op de koop toe namen.

Steven en Aafke waren Sanne halen.

Lobke lag nog in bed. Gisteren was ze begonnen met het slikken van de nieuwe medicijnen, waar erg grote pillen bij zaten die moeilijk door te slikken waren. Morgen en overmorgen zou ze de laatste chemokuur krijgen, daarna een dag niets, en daarna zouden de bestraling en ten slotte de beenmergtransplantatie plaatsvinden.

Hanneke zuchtte. De komende vijf dagen zouden de zwaarste van haar leven worden, wist ze. Bij twee van haar dochters stond iets ingrijpends te gebeuren. Bij Lobke, bij wie door de laatste chemo en de totale lichaamsbestraling haar hele afweersysteem plat zou komen te liggen. En bij Sanne, die een operatie moest ondergaan. En dan was het nog niet eens zeker dat Sannes beenmerg zou aanslaan, en dat Lobke daardoor zou herstellen. Dokter Evers had hun voorgehouden dat er een kleine kans bestond dat het nieuwe beenmerg niet zou aanslaan. 'In dat geval kunnen wij helaas niets meer betekenen.'

'Heer,' bad ze hardop, 'laat het alstublieft niet voor niets zijn.' Toen rechtte ze haar schouders. Sinds haar droom van het labyrint had ze de ijzeren klauw om haar maag niet meer gevoeld. Natuurlijk waren de zorgen niet verdwenen, maar de angst was wel weg. Die had plaatsgemaakt voor vertrouwen. Geen onvoorwaardelijk vertrouwen in een goede afloop, al hoopte ze daar natuurlijk wel op, maar vertrouwen dat ze hun weg niet alleen hoefden te gaan, waarheen die weg ook leidde. Vertrouwen dat hun Schepper met hen mee reisde, met ieder op zijn of haar plek in het labyrint van het leven.

Ze zag de auto aankomen en zwaaide naar Sanne, die uitbundig terugzwaaide. Toen draaide ze zich om en ging Lobke wekken.


De volgende morgen meldden ze zich met z'n allen in het ziekenhuis. Sanne was er ook bij. Die zou de hele week bij hen blijven logeren.

Aafke had gevraagd of zij ook de hele week kon blijven slapen. 'Ik wil zo graag dicht bij jullie zijn deze dagen. Op mijn werk zijn ze allemaal hartstikke aardig, hoor, en in het begin waren ze ook allemaal erg betrokken. Maar ik merk dat de belangstelling de laatste tijd wat afneemt. Logisch natuurlijk. Het raakt alleen mij direct. Ik wil er niet steeds met hen over praten, maar die behoefte heb ik eigenlijk wel, en dus wil ik deze dagen het liefst bij jullie in de buurt zijn. Samen zijn.'

Hanneke en Steven vonden het prima. Ook zij hadden er behoefte aan hun gezin om zich heen te hebben. Aafke kreeg een veldbed op haar oude kamertje, dat sindsdien het naaikamertje van Hanneke geweest was en de laatste tijd in gebruik was door Lobke voor haar beeldhouwactiviteiten.

'Daar kom ik deze weken toch niet toe. Dat komt straks wel weer,' zei Lobke, positief als altijd.

In het ziekenhuis werd Lobke geïnstalleerd in de gebruikelijke rode 'tandartsstoel', zoals ze het zelf noemde, voor de eerste helft van de laatste chemokuur. Even daarvoor had men bij haar een lange infuuslijn in haar borstkas aangebracht. Daaruit kon men ook bloed afnemen, zodat ze niet zo vaak geprikt hoefde te worden.

Sanne keek met open mond naar Lobke, die het aansluiten en inlopen van het infuus gelaten over zich heen liet komen. 'Lobke siek!' constateerde ze.

Lobke moest in het ziekenhuis blijven, en dus brachten ze haar na de kuur naar de afdeling.

Aafke en Steven gingen daarna naar hun werk, Hanneke en Sanne gingen terug naar huis.

Hanneke was de hele dag ongedurig, en Sanne voelde dat blijkbaar, want ook zij was snel geïrriteerd wanneer iets niet ging zoals ze wilde. Hanneke was blij dat Aafke na haar werk de tijd nam om zich met Sanne bezig te houden, zodat zij zich zelf even kon terugtrekken.

Toen Steven thuiskwam, vond hij zijn vrouw op Lobkes kamer in een stoel, met het beeldje van opa in haar hand. Steven knielde naast haar neer, terwijl Hanneke met haar vinger de lijn langs de opgeheven arm van het beeldje volgde. 'Wat zal het worden voor Lobke, het leven teruggeven of een nieuwe kans krijgen?' vroeg ze zacht.

Steven gaf geen antwoord, maar hij sloeg zijn arm om Hannekes schokkende schouders heen. Na een poosje stond hij op. 'Weet je al wat we gaan eten?' vroeg hij. 'Of zal ik chinees halen?'

'Laten we maar iets makkelijks doen, soep of zo. Ik heb nu weinig trek in chinees. Ik heb eigenlijk helemaal niet zo veel trek in eten,' antwoordde Hanneke. 'Ik heb nog wat soepgroenten en balletjes in de vriezer. Soep is dus zo klaar.'

Ze gingen die avond allemaal vroeg naar bed. Sanne viel al snel in slaap, maar Steven en Hanneke lagen nog lang wakker.

De volgende dag werkte Steven 's morgens thuis, zodat hij bij Sanne kon blijven terwijl Hanneke naar het ziekenhuis ging.

Lobke bleek een slechte nacht gehad te hebben. Ze had veel last van haar gewrichten. Hanneke bracht haar in de rolstoel naar de dagbehandeling, waar ze het laatste deel van de kuur zou krijgen. Bij de 'tandartsstoel' stond dokter Evers al te wachten. Hij sloot het infuus aan. 'De laatste loodjes,' zei hij. 'Nog even volhouden, meid.'

Lobke glimlachte vermoeid.

Nadat de chemokuur ingelopen was, bracht Hanneke Lobke terug naar de afdeling. Daar installeerde ze Lobke in bed. 'Morgen lekker een dagje vrij,' zei ze.

'Je hoeft morgen niet te komen, hoor,' zei Lobke. 'Laat me maar even. Ik ben toch niks waard nu. Ik heb Roel ook al gezegd dat hij maar niet langs moet komen. Ik bel jou en hem zelf wel als ik daartoe in staat ben. Ga jij maar iets leuks doen met Sanne. Dan heb je zelf ook wat afleiding. '

Hanneke twijfelde even. 'Weet je het zeker? Het is me niks te veel, hoor, om langs te komen. '

Lobke knikte. 'Ik weet het zeker. Ga maar gauw naar Sanne. Knuffel haar en pap maar van me.'

'Goed. Sterkte, meisje, en tot donderdag dan. We denken aan je.'

'Weet ik. Dag, mam.'

Hanneke liep langzaam naar de uitgang. Ze voelde zich verscheurd door haar tegenstrijdige verlangens. Enerzijds wilde ze graag naar Sanne, anderzijds wilde ze niets liever dan in de buurt van Lobke blijven.

Thuis zat Steven achter zijn laptop te werken, terwijl Sanne tevreden neuriënd en heen en weer wiegend naast hem zat achter haar Nijntje-computer.

'Lunch je nog mee?' vroeg Hanneke.

Steven schudde zijn hoofd. 'Nee, ik ga. Ik heb vanmiddag een vergadering, die ik nog moet voorbereiden.'

Om wat afleiding te hebben reed Hanneke 's middags met Sanne naar opa en oma De Bont.

Sanne genoot ervan, en opa en oma niet minder. Het gebeurde niet zo vaak dat Sanne bij hen kwam, maar Sanne wilde meteen door naar de schuur. 'Opa timmere!'

Opa lachte. 'Ja hoor, jij mag straks met opa in de schuur gaan timmeren. Maar eerst een kopje thee drinken met mamma.'

Hanneke vertelde hoe het tot nu toe gegaan was met Lobke.

'Dappere meid,' vond opa. 'Maar dat wisten we al.'

Het werd ondanks de onrust van Hanneke een gezellige middag, en iets minder gespannen reed ze terug naar huis, waar Aafke al bezig was met het avondeten. 's Avonds hield een hilarische film de onrustige gedachten op een afstandje. Hanneke lachte zich tranen, en dat voelde als een verfrissende en ontspannende douche.

Ze sliep die nacht iets beter dan daarvoor.

De dag daarna begon somber, maar naarmate de ochtend verstreek, werd het helderder en zonniger weer.

Hanneke had die ochtend het plan opgevat met Sanne de bijbelse tuin te bezoeken. Ze had die al wel op de foto's van Lobke en Roel gezien, maar was er nog steeds niet zelf geweest.

Sanne had er zichtbaar zin in. 'Met de auto rije!' zong ze, wippend op haar stoel.

Hanneke lachte. Ze hielp eerst Sanne in de auto, deed daarna de rolstoel in de kofferbak, stapte toen zelf in en reed naar Hoofddorp. Onderweg schoot haar te binnen dat Lobke misschien zou bellen. Stond haar mobiel wel aan? Ze bedwong de neiging de auto onmiddellijk aan de kant van de weg stil te zetten om het na te kijken. Nu op de weg letten. Gebruik je verstand, hield ze zich voor.

Op de parkeerplaats bij de rooms-katholieke kerk Sint-Johannes de Doper zag ze dat haar mobiel gelukkig aanstond. Ze hielp Sanne in de rolstoel en daarna gingen ze samen naar de bijbelse tuin. Hanneke glimlachte om het bordje Verplichte Rijwielstalling 5 ct ten behoeve der R.K. Jeugdbeweging dat bij de ingang hing. Dat je tegenwoordig bij attracties bijna nergens meer je auto kon parkeren zonder daar parkeergeld voor te moeten betalen, was haar bekend. Ook in het buitenland was dat steeds vaker het geval. Maar een verplichte rijwielstalling? Ze lachte even in zichzelf en zag al voor zich dat bij diverse stations in de buurt daarmee goud geld te verdienen zou zijn.

Bij boekwinkel Het Kruispunt, die naast de ingang van de tuin gevestigd was, werd ze aangesproken door een vriendelijke mevrouw die naar buiten kwam. 'Goedemorgen, u komt onze tuin bezoeken?' 'We gaan net koffiedrinken. Komt u een kopje met ons meedrinken? Dat doen we iedere morgen gezamenlijk met de bezoekers en de vrijwilligers. We hebben er verse appeltaart bij, gemaakt van appels uit onze eigen tuin.'

Hanneke keek naar Sanne. 'Zullen we eerst gaan koffiedrinken?

Met appeltaart?'

'Ja, taart!'juichte Sanne.

'Nou, dat lijkt me een duidelijk antwoord,' lachte de mevrouw. Ze liep voor hen uit naar een ruimte achter de kerk en wees Hanneke waar Sannes rolstoel het best kon staan. 'Gaat u maar zitten.

Ik haal wel koffie en taart. Of wilt u misschien iets anders hebben?'

Hanneke lachte. 'Sanne is een echte koffieleut, en ik vind een bakje koffie 's morgens ook wel lekker.'

De koffie en de taart werden geserveerd.

Hanneke hielp eerst Sanne met de appeltaart en genoot er daarna zelf van. Dat smaakte!

'Bent u hier al vaker geweest?' vroeg een man die naast haar zat. Zo te zien was hij een van de vrijwilligers, die te herkennen waren aan hun groene trui. Hanneke schudde haar hoofd. 'Nee, wij niet, maar mijn jongste dochter wel. Dat zit zo.' En ze vertelde haar buurman de reden van Lobkes bezoek aan de tuin.

De man luisterde aandachtig. 'En hoe is het nu met uw dochter?' vroeg hij toen.

Hanneke keek hem met verdrietige ogen aan. 'Eergisteren en gisteren heeft ze een zware chemokuur gehad. Vandaag heeft ze een rustdag, en morgen en vrijdag wordt ze bestraald. Dan wordt vrijdag bij Sanne beenmerg weggehaald, en dat wordt diezelfde dag nog aan Lobke gegeven.' Ze wees hierbij naar Sanne, die wat heen en weer zat te wiegen op de maat van de achtergrondmuziek.

'Dat lijkt me heel bijzonder,' zei de man.

'Dat is het ook. Dit zijn spannende dagen voor ons allemaal. Vandaar dat ik vandaag hier graag naartoe wilde.'

'Nou, dan hoop ik dat u vindt wat u zoekt. Veel mensen vinden hier rust en inspiratie. Het is niet voor niets dat de bijbelse tuin dit jaar verkozen is tot favoriete religieuze plek van de provincie.' Hij stond op en gaf haar een hand. 'Ik wens u en uw familie alle goeds, en van harte beterschap voor uw dochter.'

'Dank u wel. En dank u wel voor het luisteren. Dat heeft me goedgedaan,' zei Hanneke. Ze knikte de man vriendelijk toe. Daarna stond ze ook op en liep ze met Sanne in de rolstoel naar buiten, de tuin in. Sommige plekken en details herkende ze van de foto's van Lobkes verjaardag, maar ze zag ook nieuwe dingen.

Ze schrok in eerste instantie toen ze zag dat er een begraafplaats bij de tuin lag. Als ze dat vooraf geweten had, had ze ongetwijfeld

Roel de tip niet gegeven hier op die toch feestelijke dag naartoe te gaan. Maar ze had er Lobke ook niet over gehoord, dus misschien hadden Lobke en Roel daar een andere mening over dan zijzelf. Daarna liep ze verder de tuin in. Ze was onder de indruk van de prachtige beelden die verspreid door de tuin stonden.

Sommige beelden ontroerden haar, zoals het beeld van Christoffel met het kind op zijn schouders, het beeld van de verloren zoon, en het beeld van Abraham die zijn zoon Isaak omhelst vlak voordat hij hem moet gaan offeren.

Bij de kruidentuin stond een beeldengroep van de heilige Familie: Jozef achter een werkbank, Maria daartegenover, zittend op een bank met een lachende en kraaiende Jezus op schoot, en Anna, de moeder van Maria, naast Maria op de bank, met haar aandacht op het kind Jezus gericht. Er ging ineens een schok door Hanneke heen. Jezus had ook een oma gehad. Daar had ze nooit zo over nagedacht. Er was ook een oma geweest, die haar kleinzoon had zien opgroeien, die van Hem gehouden had, die trots op Hem geweest zou zijn, maar die ook verdriet gehad zou hebben als ze meegemaakt had dat Hij zo jong zo'n verschrikkelijke dood stierf. En die verdriet gehad zou hebben om het verdriet van haar dochter Maria.

Hanneke moest ineens denken aan haar eigen ouders, en aan de manier waarop zij omgingen met de ziekte van Lobke. Hun steun, hun liefde, ze leken soms zo vanzelfsprekend, maar ze vervulden haar nu met diepe dankbaarheid. Ze zag weer voor zich hoe haar ouders eruitgezien hadden toen ze voor het eerst langskwamen na de geboorte van Aafke. Hun ontroering om het nieuwe leven dat uit hun kind geboren was. De glans in hun ogen wanneer ze naar haar keken, hun dochter die nu zelf moeder geworden was. Hoe ze groeiden in hun rol als opa en oma, en hoe dol de kinderen van het begin af aan op hen geweest waren. Hoe ze haar en Steven gesteund hadden toen de ontwikkeling van Sanne anders verliep dan zij allemaal gehoopt hadden. En ook hoe ze de afgelopen tijd omgegaan waren met de ziekte van Lobke, en het prachtige beeldje dat haar vader voor Lobke gemaakt had. Dat ze altijd op hen had kunnen terugvallen.

Sanne vond blijkbaar dat ze nu wel lang genoeg stilgestaan hadden. 'Rije!' riep ze, en ze ging heen en weer zitten wiegen, alsof ze de rolstoel daarmee zelf in beweging zou kunnen zetten.

'Ja hoor, we gaan weer verder. ' Hanneke duwde de rolstoel in de richting van het labyrint, dat ze al had zien liggen. Toen ze er eenmaal voor stond bleek het kleiner dan ze verwacht had. Ze aarzelde even. Ze wilde de weg die door het labyrint slingerde, graag lopen, maar wat deed ze nu met Sanne? Die zou dan weer een tijd stil moeten zitten. Het pad was te smal voor de rolstoel.

Ze keek om zich heen. Het was erg rustig in de tuin. Alleen in de verte zag ze een paar vrijwilligers lopen. De feniks in het midden van het labyrint leek haar te wenken. Kom maar. Ook ging Sanne weer zitten wiegen. 'Rije!'

Ze dacht terug aan haar droom, waarin Sanne een tijdje arm in arm met haar opgelopen was in het labyrint. Nu kon ze weer samen met Sanne het labyrint lopen, maar deze keer zonder dat Sanne bij haar vandaan zou kunnen lopen...

Ze keek weer naar de strepen op de grond die de weg door het labyrint vormden. Ze moest onwillekeurig even lachen om haar eerdere gedachte dat het pad te smal was voor de rolstoel. Hoe dwingend en beperkend liet ze nu zelf de strepen zijn voor iemand als Sanne? Toen nam ze een besluit. Ze duwde de rolstoel naar het begin van het labyrint en begon het slingerpad af te lopen, waarbij ze Sanne voor zich uit duwde. De wielen van de rolstoel reden aan weerszijden van het pad. Zo zou het ook in de zorg moeten zijn, schoot het door haar heen, denkend aan haar eerdere frustraties. Zo zouden de mensen die vanwege een meervoudige handicap niet pasten binnen de soms nauwe richtlijnen - in dit verband een mooi woord trouwens, bedacht ze - van de zorgindicaties, die lijnen moeten kunnen overschrijden waardoor ook zij het labyrint van hun eigen leven toch konden uitlopen.

Sanne leek het wel grappig te vinden, dat draaien en keren op het slingerpad.

Hanneke liet af en toe de rolstoel wat achterover kantelen in de bochten, en ze knuffelde Sanne daarbij.

Sanne schaterde.

Toen ze bijna bij de feniks in het centrum waren, boog de weg ineens af, en leken ze steeds verder van het centrum vandaan te lopen. Hanneke keek naar de strepen en aarzelde. Was ze verkeerd gelopen? Moest ze opnieuw beginnen? Ze dacht terug aan haar droom. Nee, doorlopen, hield ze zichzelf voor. Vertrouw er maar op dat je uiteindelijk toch uitkomt bij het centrum.

Ze vervolgde het slingerpad, dat nu met een wijde boog om de feniks heen liep. Het lopen over het pad duurde langer dan ze verwacht had. Tijdens het wandelen daalde er een wonderbaarlijke rust over Hanneke. Dit was goed. Het was goed. En het kwam goed, wat er ook gebeurde.

Met een omtrekkende beweging naderden ze de feniks, totdat ten slotte het laatste stukje in één rechte lijn werd afgelegd. Ze hadden het gehaald.

Sanne staarde bedachtzaam naar de feniks die naar boven reikte.

'Vogel,' concludeerde ze.

'Goed gezien. Dat is een vogel,' lachte Hanneke.

'Vogel aaie?' vroeg Sanne.

'Natuurlijk mag dat,' zei Hanneke, en ze draaide de rolstoel zo dat Sanne er gemakkelijk bij kon. Die stak haar hand uit, maar trok die snel terug. 'Koud!' constateerde ze.

Opeens hoorde Hanneke haar mobieltje piepen. Een sms'je, misschien wel van Lobke.

Ja, het was Lobke. Hoi mam, ziek, zwak en misselijk, maar verder alles goed. Iets heel leuks gekregen! Tot morgen xxx.

Hanneke sms'te meteen terug. Ben met Sanne in de bijbelse tuin. Sta midden in het labyrint. Mooi hier. Houd je taai. Knuffel en tot morgen.

Ze boog zich voorover naar Sanne. 'Ga je mee weer naar huis? Dan gaan we een boterham eten.'

Ze wandelden nog even langs het boekwinkeltje, en Hanneke kocht daar een prachtig boek, waarin niet alleen de beelden en hun uitleg beschreven stonden, maar ook de planten en bomen uit de tuin, en de legenden die aan sommige verbonden waren. Hanneke verheugde zich er al op om dat morgen aan Lobke te geven.