.14.
'Lobke, hoever ben je? We moeten over een kwartiertje we,'riep Hanneke onder aan de trap. Ze kreeg wel een reactie, maar kon niet verstaan wat er gezegd werd. Dus liep ze de trap op en stak ze bij het voormalige naaikamertje haar hoofd om de deur.
Lobke stond driftig te raspen aan het stuk speksteen dat ze meegekregen had van opa. Ze had een mondkapje voor.
Opa was dinsdag bijna de hele dag geweest. Hij had allerlei raspen en vijlen en zagen meegenomen, zodat Lobke meteen aan de slag kon. Ook had hij wat mondkapjes meegenomen, 'tegen het stof.
Lobke was daarna de hele dag fanatiek bezig geweest.
'Wordt het al wat?' vroeg Hanneke. Ze keek naar het stuk speksteen.
Lobke stopte met raspen en trok het kapje van haar neus. Ze blies een weerbarstige haarlok uit haar gezicht. 'Het is moeilijker dan ik dacht.'
'Tja, alle begin is moeilijk,' vond Hanneke. 'Weet je al wat je gaat maken?'
'Opa heeft me het advies gegeven om niet meteen iets concreets uit te beelden, want dat is hartstikke moeilijk, maar om eerst iets abstracts te maken. Kijk,' - ze wees naar de diverse geaderde lijnen in de steen - 'deze lijnen wil ik een extra accent geven. Die mogen in geen geval weggeraspt worden. Dus ik ben er hier en hier een glooiing in aan het maken. Eigenlijk weet ik nog niet precies hoe ik het uiteindelijk hebben wil, maar volgens opa wijst het zich vanzelf, als ik de steen maar volg. 'Je hoeft alleen maar weg te halen wat er te veel aan zit,' zei hij. Maar dat is dus best moeilijk.'
'Het lukt je vast wel,' zei Hanneke. 'Maar kom je nu? We moeten zo naar het ziekenhuis.'
Lobke keek op haar horloge. Ze schrok. 'Zo laat al? Ik was zo lekker bezig. Ik ben helemaal de tijd vergeten.' Ze liep naar de badkamer. 'Ik fris me even op. Ik kom zo.'
Even later zaten ze samen in de auto, op weg naar het ziekenhuis.
Vanwege het slechte weer was er veel verkeer op de weg, maar ze kwamen toch nog op tijd in het ziekenhuis aan. Ze meldden zich bij de balie en zochten toen een plaatsje in de wachtruimte.
Lobke bladerde wat in een tijdschrift. 'Hé mam, kijk eens, een fotoreportage uit Puerto Rico, waar Ivo momenteel zit. ' Ze legde het tijdschrift geopend op haar schoot en ging met haar vingers langs de foto's. "Ze zuchtte. 'Wat een schitterende foto's, en wat een mooi eiland. Kijk eens, hier, en hier.'
Samen bewonderden ze de werkelijk prachtige reportage.
Toen werd Lobkes naam omgeroepen.
Gearmd liepen ze naar de spreekkamer van dokter Evers.
'Gaat u zitten. En, hoe is het? Je koortslip is weg, zie ik.'
'Ja, gelukkig wel. Dat was niet alleen een vervelende, maar ook een pijnlijke bedoening,' zei Lobke.
'En met de moeheid en de misselijkheid?'
'Valt ook mee, tot nu toe dan,' zei Lobke. 'Maar ik heb al gehoord dat de tweede kuur meer reactie geeft.'
'Dat hoor je wel vaker, maar het is echt bij iedereen anders,' zei de arts. 'Je bloedwaarden zijn tot nu toe in ieder geval goed. Als dat zo doorgaat, belooft dat een gunstige uitgangspositie voor je tweede kuur.'
Hanneke zat gespannen te wachten. Ze bestudeerde het gezicht van de arts, maar daarop viel niets te lezen.
Hij bladerde wat in zijn papieren en trok toen een formulier tevoorschijn.
Daar komt het, dacht Hanneke, en ze voelde de klauw weer wakker worden in de buurt van haar maag.
'Ik heb hier de uitslag van de bloedtest van Aafke,' vervolgde de arts, 'en tot mijn spijt moet ik jullie meedelen dat Lobke en Aafke niet HLA-identiek zijn. Dat betekent dus dat er geen goede match is.'
Er viel een stilte.
De klauw had zijn greep op Hannekes maag weer gevonden.
Ze kromp licht ineen.
De arts keek naar Lobke en daarna naar Hanneke, maar zei niets.
Lobke verbrak de stilte. 'En nu?' vroeg ze.
Weer was het stil.
Toen vroeg Hanneke: 'Kunnen mijn man of ik niet...?' Ze stokte.
De arts schudde zijn hoofd. 'We hopen dat dat in de toekomst wel mogelijk zal zijn. Daar lopen al allerlei onderzoeken over. Maar op dit moment is stamceltransplantatie alleen mogelijk als de donor HLA-identiek is, en dat is alleen bij broers en zussen mogelijk, met een kans van één op vier. '
Hij pakte een leeg papiertje en tekende het voor. 'Zoals jullie weten heeft ieder mens een bepaalde bloedgroep. De meest bekende daarvan zijn de rode bloedgroepen, zoals O-positief of AB-negatief. Daarnaast hebben mensen ook een witte bloedgroep, en daar gaat het nu om bij stamceltransplantatie. Die onderzoeken we. Die witte bloedgroep bestaat uit veel meer onderdelen dan de rode bloedgroep. Dat drukken we uit in HLA, ook wel weefseltypering genoemd. Als het HLA-type van de donor te veel afwijkt van dat van de ontvanger, van jou dus in dit geval,' hij knikte naar Lobke, 'krijg je een heftige afweerreactie tegen dat vreemde HLA, en daar word je nog zieker van.'
'Dat snap ik,' zei Lobke. 'En dat willen we niet.'
'Nee, dat willen we zeker niet,' zei de arts. 'Ouders kunnen daarom tot nu toe geen donor zijn, want die hebben altijd maar de helft van het HLA overgedragen. Alleen directe broers of zussen hebben kans dat ze zowel hetzelfde type van de vader als van de moeder hebben als degene die ziek is. Nogmaals: we hopen in de toekomst technieken te hebben om het HLA zo te bewerken dat het met iedere willekeurige ontvanger kan matchen, maar zover zijn we nu nog niet.'
'En nu?' herhaalde Hanneke de vraag van Lobke. De klauw had weer volledig bezit genomen van haar maag.
De betekenis van de uitslag van het bloed van Aafke leek nu tot Lobke door te dringen.
'Betekent dat dat ik niet meer beter kan worden?' vroeg ze met een ernstig gezicht.
'Ik zal eerlijk zijn,' zei de arts. 'Nu zijn je bloedwaarden nog goed, maar het is niet te voorspellen of dat zo blijft. We kunnen pas na drie kuren zeggen of de kwaadaardige cellen allemaal opgeruimd zijn. Maar dan nog hoeft er maar één cel te blijven zitten om de leukemie te laten terugkomen. Stamceltransplantatie van HLA-identieke stamcellen vergroot je genezingskans aanmerkelijk. De gezonde stamcellen van de donor ruimen namelijk alle overgebleven kwaadaardige cellen op. ' Daarna vervolgde hij met een blik op Hanneke: 'Uw andere dochter kan geen donor zijn?'
Hanneke schudde haar hoofd. 'Zij is ernstig verstandelijk gehandicapt. '
'Betekent dat dat ze gedeeltelijk of misschien zelfs geheel wilsonbekwaam is?' vroeg de arts.
Hanneke knikte. 'Ja, ze is geheel wilsonbekwaam. Ik ben haar mentor.'
De arts dacht even na. 'Voor zover ik weet, kunnen en mogen wilsonbekwame personen geen officiële donor zijn. Ze worden in ieder geval niet als donor geaccepteerd door de Donorregistratie.' 'En als er nu een kind leukemie krijgt, en de broertjes of zusjes zijn zelf ook nog kind, wat dan?' vroeg Lobke.
'Ik zal dat eens navragen bij mijn collega op de kinderafdeling. Volgens mij kunnen kinderen wel donor zijn, maar alleen van zogeheten 'regenererende organen'. Dus bijvoorbeeld wel bloed of beenmerg, dat zichzelf herstelt, maar geen nier of zo. Misschien geldt dat ook wel voor wilsonbekwame personen.'
'En Sanne dan?' Lobke keek Hanneke aan.
De klauw kneep. Hanneke moest weer terugdenken aan het voorval met de knikkerbaan en Sannes paniek wanneer ze bloed zag, haar angst voor de tandarts en alles wat met doctoren te maken had.
'Ik weet het niet.' Ze keek bijna smekend naar Lobke. 'Ik weet het echt niet.'
De arts zag haar worsteling. 'Praat u er eens met elkaar over,' zei hij toen. 'Dan zal ik hier intussen navragen wat de mogelijkheden zijn wanneer het om wilsonbekwame personen gaat. Dat heb ik zelf nog niet eerder bij de hand gehad.' Hij stond op en zocht in zijn kast naar wat documentatie. 'Ah, hier heb ik het.' Hij liet hun zien wat hij gevonden had.
'Er bestaat ook een wereldwijde donorbank waarvoor ik Lobke kan aanmelden. Daarin kan gezocht worden of er ergens op de wereld een HLA-identieke donor is voor Lobke. Maar dat is wel een langdurige procedure, met maar weinig kans van slagen,' waarschuwde hij.
'Doet u het toch maar,' zei Lobke. 'Ik wil alle kansen aangrijpen.'
'Goed, dan ga ik dat in gang zetten,' zei de arts. 'En dan zie ik je volgende week voor je volgende kuur. Je moet dan in plaats van om elf uur om tien uur komen. Dan wordt er eerst bloed geprikt om te kijken of je bloed goed genoeg is voor de kuur. Als alles in orde is, beginnen we om elf uur aan de tweede kuur.'
Ze namen afscheid van de arts en liepen naar de uitgang.
Lobke stak haar arm in die van Hanneke, maar die leek dat niet te merken en staarde voor zich uit.
Lobke drukte haar moeders arm tegen zich aan. 'Mam?'
Hanneke keek even opzij, maar zei niets.
Stil liepen ze weer verder, ieder vol van haar eigen gedachten.
Eenmaal in de auto op weg naar huis waagde Lobke een nieuwe poging. 'Mam?'
'Ja?' vroeg Hanneke kortaf.
'Ben je boos?'
Hanneke keek opzij en keek toen weer voor zich. 'Nee, ik ben niet boos.' Ze vocht tegen haar tranen. De klauw om haar maag werd groter en groter en was op weg naar haar hart. Ze wist dat ze dat niet mocht laten gebeuren, maar iets in haar verlangde er zelfs naar. Niets meer voelen. Geen pijn meer. Geen verdriet meer. Ze kreeg ineens veel meer begrip voor Stevens gedrag toen ze nog maar net gehoord hadden dat Lobke leukemie had. Ook haar leek niets voelen nu een aantrekkelijke optie.
'Mam?'
'Ja?'
'Ik heb moeten denken aan wat je laatst zei in bed, toen ik zo akelig gedroomd had. Over dat je jezelf gedwongen had eraan te denken dat je een keer doodging. Ik heb dat ook geprobeerd...'
In weerwil van zichzelf keek Hanneke opzij. 'En?' vroeg ze.
Lobke aarzelde even en zei toen: 'Ik vind dat hartstikke moeilijk...'
Het was weer stil. Toen hoorde Hanneke Lobke zacht snikken, en ze voelde het schokken ook tegen haar arm. Ze keek in de achteruitkijkspiegel en stuurde toen de auto naar de vluchtstrook. Daar zette ze de motor stil. Ze boog haar hoofd en vouwde haar handen tegen haar gezicht. Ze haalde nauwelijks adem, stikte bijna in haar eigen verdriet.
Zo zaten ze naast elkaar.
Lobke leunde snikkend tegen Hanneke aan, met steeds diepere uithalen. Het was alsof nu pas alle spanning van de afgelopen weken eruit kwam. Ze was al die weken zo sterk geweest, en zo strijdlustig, maar nu was het even op. Pas na een poosje werd ze wat rustiger.
Hanneke pakte een zakdoek uit haar jaszak en gaf die aan Lobke.
'Hier. '
'En jij dan?' vroeg Lobke. Ze keek naar de tranen die geluidloos over Hannekes wangen bleven stromen.
Hanneke schudde haar hoofd. 'Het is wel goed. Laat maar even stromen. Dan spoelt het misschien wel door,' zei ze, en ondanks haar verdriet lachte ze een beetje. Ze merkte dat haar huilbui de klauw teruggedrongen had naar de buurt van haar maag. Ze sloeg haar arm om Lobke heen. 'Sorry, hoor,' zei ze toen.
'Sorry? Waarvoor?' vroeg Lobke stomverbaasd.
'Dat ik even meer aan mezelf dacht dan aan jou.'
'Doe niet zo gek, mens,' zei Lobke. Ze had zichzelf weer wat in bedwang. 'Het zal voor jou en pap ook niet makkelijk zijn.'
'Dat is het natuurlijk ook niet, maar het is het ergst voor jou. Ik bedoel... Ik voel me zo machteloos,' barstte ze ineens uit. 'Die rotziekte. Ik wou dat ik die zelf had.'
Lobke wist even niet wat ze moest zeggen.
Weer zaten ze een poosje tegen elkaar aan geleund.
Toen begon Lobke weer. 'Mam?'
'Ja, mijn kind?'
'Geloof jij in een leven na de dood?'
Hanneke voelde aan Lobkes lichaamstaal dat het antwoord op die vraag veel voor Lobke betekende. Ze haalde even diep adem en zei toen: 'Ja.' Toen Lobke niet reageerde, ging ze verder: 'Maar ik weet niet hoe dat eruitziet. Er zijn verhalen van mensen met een bijna-doodervaring, die meestal gaan over een tunnel van licht, en over hoe mooi het daarna was, en over de liefde die ze daar ervaarden. Sommigen wilden zelfs niet eens meer terug naar dit leven. Ook zijn er godsdiensten die in reïncarnatie geloven en zeggen dat het leven een oneindige beweging is, en dat je in ieder leven iets nieuws kunt leren. Dat dat je opdracht is. Wat denk je zelf eigenlijk?'
Lobke haalde haar schouders op. 'Kweetnie. Daar had ik tot voor kort zelfs nooit over nagedacht. Ik heb het ook nauwelijks meegemaakt dat er iemand in mijn directe omgeving overleed. Opa en oma Schrijver waren al gestorven voordat jullie trouwden, en ook de vrouw van buurman Jan heb ik nooit meegemaakt. Joyce heeft een neef gehad die zelfmoord gepleegd heeft. Ze had altijd weinig contact gehad met die neef, en het deed haar niet zo veel, maar ik weet nog dat ik daar niks van begreep: hoe kon iemand die nog zo jong was, dood willen? En toen Anneke overleed, was ik meer bezig met het verdriet van haar ouders en mijn boosheid op die stomme vrachtwagenchauffeur en die lege plek in de klas dan met de dood zelf. Misschien omdat ik er toen van uitging dat het nog helemaal niet de bedoeling was dat Anneke doodging, omdat ze daar nog veel te jong voor was. Achteraf misschien wel naïef...'
'Wat zou je willen dat er met je gebeurt wanneer je doodgaat?' Hanneke stelde de vraag bewust. Die vraag had destijds iemand ook aan haar gesteld, en dat had haar geholpen er anders, wat neutraler, naar te kijken, als van een afstandje.
Lobke dacht na. 'Ik denk dat ik het wel fijn zou vinden als er na dit leven nog iets zou komen. Dat het hiermee niet ophoudt. Dat ik nog meer kansen krijg om goede dingen te doen, om dingen te leren, om...' Weer was ze even stil. Ze leek te worstelen met iets. Toen haalde ze diep adem en zei: 'Buurman Jan zegt dat je na je dood naar de hemel of naar de hel gaat...'
Hanneke zuchtte. 'Sommige godsdiensten houden mensen in het gareel door te dreigen met de hel, waardoor die mensen meer bezig zijn met het leven na de dood dan met dit leven zelf. Weet je nog dat pappa vertelde over opa Schrijver en die dreigende God? En dat hij daardoor nauwelijks een stap durfde te zetten, bang iets fout te doen?'
Lobke knikte.
Hanneke ging verder: 'Er staat ergens in de Bijbel dat in het einde der tijden God 'alles in allen' zal zijn, en dat de dood er dan niet meer zal zijn. Dat is iets waaraan ik me wil vasthouden: dat de dood ook voor mij een keer komt, maar dat uiteindelijk God 'in allen', dus ook in mij zal zijn, over de dood heen. Jezus heeft niet voor niets de dood overwonnen. De dood heeft dus niet meer het laatste woord. '
'En denk jij dat we andere mensen zullen herkennen wanneer we dood zijn? Ik bedoel: zie ik Anneke dan weer, en zie ik opa en oma Schrijver?'
Hanneke dacht even na. 'Dat weet ik niet,' zei ze toen eerlijk.
'En Sanne? Zal die dan anders zijn dan nu? Ik bedoel... Zal ze dan nog gehandicapt zijn? Ik ben soms wel eens nieuwsgierig hoe Sanne geweest zou zijn als ze die epilepsie niet gehad zou hebben. Ik kan me daar, eerlijk gezegd, niet zo veel bij voorstellen. Sanne is... Sanne is gewoon Sanne.'
Hanneke lachte zacht. Lobke verwoordde precies wat ze zelf ook wel eens gedacht had. Sanne was Sanne, en ze was goed zoals ze was. 'Ik hoop wel dat ze dan geen aanvallen meer zal hebben. Verder zou het me niet zo veel uitmaken.'
Ze schrokken allebei toen er door een politieagent op het raampje van de auto werd geklopt. Ze waren zo in hun gesprek verdiept geweest dat ze niet gezien hadden dat er achter hen een politieauto gestopt was.
'Alles goed, dames? U weet toch dat u hier niet mag staan?'
Hanneke draaide het raampje open. 'Ja, sorry. Maar we komen net uit het ziekenhuis en hebben daar een vervelend bericht gehoord. En dat voelde nogal heftig.'
De agent knikte. 'Ik zie het,' zei hij. 'Gaat het nu weer? Of hebt u hulp nodig? Moet ik soms iemand bellen?'
Hanneke schudde haar hoofd en keek naar Lobke.
Die knikte geruststellend.
Toen zei Hanneke: 'Nee hoor, dank u wel. We redden het wel weer. ' Ze startte de auto, groette de agent en voegde zich weer in het verkeer. Daarna reed ze in één ruk door naar huis.