.7.
Zoals de huisarts al had voorspeld, kwam alles in een stroomversnelling, of, zoals Lobke het zelf noemde, de 'roetsjbaan'. Lobke moest na de onderzoeken in het AMC opgenomen worden voor verdere onderzoeken, en 's maandags bracht Hanneke haar vanuit het AMC over naar het Antoni van Leeuwenhoekziekenhuis, waar ze gespecialiseerd waren op het gebied van kanker. Daar gingen de onderzoeken verder, en onderging Lobke onder meer een pijnlijke beenmergpunctie. Op vrijdag, ruim een week na het bezoek van de huisarts, zaten Lobke, Steven en Hanneke in de spreekkamer van dokter Evers, specialist in bloedziekten, in afwachting van de definitieve uitslag.
De arts was wel erg jong, vond Steven, maar hij straalde een rust uit die prettig overkwam. 'Uit de diverse onderzoeken is naar voren gekomen dat er inderdaad sprake is van acute lymfatische leukemie. Dat is een soort bloedkanker,' legde de arts uit. 'Lobkes beenmerg produceert verkeerde bloedcellen. Die verkeerde cellen reageren ook niet op signalen om de aanmaak te remmen wanneer er voldoende cellen zijn geproduceerd. Er komen dan niet alleen afwijkende, maar ook te veel cellen, eerst alleen in het beenmerg, maar wanneer dat vol zit, ook in de bloedbaan. Die verkeerde cellen hebben geen enkele functie, maar blijven zich wel doordelen. Daardoor komt de productie van normale bloedcellen in het gedrang.'
'Kunnen jullie die verkeerde cellen er dan niet uit halen?' vroeg Lobke.
'Nee, dat heeft geen zin. Die bloedcellen zitten niet alleen meer in je beenmerg. We noemen dat een niet-solide kanker, wat betekent dat de cellen zich op verschillende plaatsen in je lichaam bevinden, zoals in je bloed. Bij een solide kanker is er sprake van een tumor die in één orgaan begint, bijvoorbeeld in je longen.'
'Hoe krijgen jullie die verkeerde cellen dan weg?' vroeg Lobke.
'We gaan zo snel mogelijk beginnen met chemokuren,' zei dokter Evers.
'Chemo?' vroeg Lobke, en ze trok even een lelijk gezicht. 'Dat is toch dat spul waar je kaal van wordt?' Ze streek even met haar hand over haar lange, donkerblonde haar.
'Ja, meestal wel,' zei dokter Evers, 'al reageert iedereen anders op de kuren. Maar na de kuren groeit dat gewoon weer aan. De voorlopige planning is dat je drie keer een kuur van twee weken krijgt, afwisselend infusen en pillen met cytostatica, met daartussen telkens twee weken rust, al zul je tijdens die rustperioden ook pillen moeten blijven slikken. Voor de eerste kuur moet je opgenomen worden. Dan kunnen we goed in de gaten houden hoe je erop reageert. Voor de kuren daarna bekijken we of dat poliklinisch kan. Zo'n infuuskuur duurt meestal maar een kleine drie kwartier. Je krijgt daarnaast nog andere medicijnen, zoals antibiotica en ontstekingsremmers. En als dat allemaal goed verloopt, volgt er een vierde kuur. Die is het zwaarst.'
'Je hoort vaak dat mensen erg ziek worden van chemokuren,' zei Hanneke. 'Is daar iets tegen te doen?'
'Ook dat is heel verschillend,' zei dokter Evers, 'maar misselijkheid en moeheid komen bij iedereen wel voor. Je krijgt tijdens de kuren dan ook standaard pillen tegen misselijkheid. Wat wel belangrijk is om vooraf te weten, is dat de chemokuren niet alleen de kankercellen aantasten. Ook gezonde cellen kunnen beschadigd raken, zoals eicellen. Omdat eicellen zich niet vermenigvuldigen, zoals huidcellen en haarcellen wel doen, kan daardoor blijvende onvruchtbaarheid ontstaan. Zo'n tachtig procent van de vrouwen die een chemokuur ondergaan, komt vervroegd in de overgang of wordt onvruchtbaar. Er zijn gevallen bekend waarin een vrouw alsnog zwanger werd na een chemokuur, maar dat is niet te voorspellen. In België hebben artsen onlangs een deel van de eierstok verwijderd bij een vrouw die een chemokuur moest ondergaan, waarna ze dat weefsel hebben ingevroren. Nadat de vrouw weer genezen was verklaard, is dat weefsel teruggeplaatst, en bijna een jaar daarna werd ze zwanger. Dat kunnen wij hier nog niet. Daarvoor is het nog te experimenteel. Maar het zag er wel veelbelovend uit. Ik zal jullie een aantal folders meegeven waarin staat wat je kunt verwachten. Ook kun je een Dagboek-agenda meekrijgen. Dat is een prachtig initiatief van de Vereniging van Ouders voor Kinderen met Kanker. Wat jij zelf kunt doen, Lobke, is rustig aan doen, gezond en regelmatig eten, ook al zul je af en toe geen trek hebben, veel drinken, zodat de giftige stoffen zo snel mogelijk je lichaam weer uit zijn, en je medicijnen stipt op tijd innemen.'
'En word ik dan weer beter?' vroeg Lobke.
'Omdat we er zo vroeg bij zijn, en je nog zo jong bent, is er een reële kans op genezing, ' zei dokter Evers. 'Maar helaas mogen wij die garantie niet geven, omdat iedere patiënt anders reageert. Hebben jullie nog vragen?'
Steven en Hanneke keken elkaar aan. Nee, dit was voorlopig wel genoeg informatie. Ook Lobke schudde haar hoofd.
'Dan heb ik ook een vraag voor jullie. Lobke, heb je broers of zussen?'
Lobke keek dokter Evers verwonderd aan. 'Ja, ik heb twee zussen. Ik ben de jongste,' zei ze. 'Hoezo?'
'Wel, na de chemokuren zijn niet alleen de verkeerde cellen vernietigd, maar zijn ook je eigen goede cellen aangetast. Om die te helpen zo snel mogelijk te herstellen willen we je na die vierde, zware kuur gezonde stamcellen toedienen. Die zorgen niet alleen voor de aanmaak van nieuwe gezonde cellen, maar helpen ook mee de laatste zieke cellen op te ruimen. Daarvoor zijn stamcellen van een eigen broer of zus het meest geschikt. Vroeger was dat een pijnlijke geschiedenis, en moesten die cellen via een beenmergpunctie bij de donor verwijderd worden. Maar tegenwoordig kan dat op een stuk minder pijnlijke manier. De donor krijgt dan vijf dagen achtereen injecties die de groei van stamcellen bevorderen. Die stamcellen worden daarna via een soort dialyseapparaat uit het bloed gehaald. Dat duurt een uur of vier, en soms doen we dat de dag erna nog eens. Alleen in uitzonderlijke gevallen doen we het nog via een beenmergpunctie. Dat gaat dan onder narcose.'
'Kunnen wij geen stamcellen leveren?' vroeg Steven.
'Nee, dat kan niet,' zei dokter Evers. 'We hebben stamcellen nodig die het meest lijken op die van Lobke, en aangezien die nooit meer dan voor de helft op cellen van u beiden kunnen lijken, hebben we cellen van een van haar zussen nodig. Zelfs als Lobke een halfbroer of halfzus zou hebben, zou die daarvoor niet in aanmerking komen. Bovendien geven transplantaties van stamcellen van jonge donoren betere resultaten. Bloedonderzoek kan nagaan welke zus daarvoor het meest geschikt is.'
Hanneke trok een bedenkelijk gezicht. Toen zei ze: 'Onze middelste dochter is ernstig verstandelijk gehandicapt. Dus alleen onze oudste dochter blijft over.'
'Laten we dan hopen dat haar celtype lijkt op dat van Lobke, ' zei dokter Evers. 'We zullen straks meteen een afspraak maken om - hoe heet uw andere dochter? - om Aafke uit te leggen hoe alles in z'n werk gaat, en dan kan er ook bij haar bloed geprikt worden. Dat lijkt misschien vroeg, aangezien zo'n transplantatie voorlopig nog niet aan de orde is, maar we beginnen zo'n traject altijd zo vroeg mogelijk. Dat geeft ons de tijd om te zoeken naar een andere donor als die binnen de directe familie niet voorhanden zou zijn. Het duurt één tot twee weken voordat we weten of zij een geschikte donor is.'
'Oké. We zullen het haar vertellen,' zei Steven. 'Als jullie het niet erg vinden, gaan we nu, Hanneke. Dan kan ik je nog thuisbrengen voordat ik naar mijn werk ga. Ik heb over een halfuurtje een belangrijke vergadering.'
'Nee hoor, we zijn, wat mij betreft, klaar. Je mag dit weekend nog mee naar huis, Lobke. We verwachten je aanstaande maandag hier op afdeling E, voor je eerste kuur,' zei dokter Evers.
Ze liepen met z'n drieën naar de afdeling om Lobkes spullen te halen en van daar naar de uitgang.
'Hè, fijn, effe naar huis en effe naar buiten,' zei Lobke, en ze stak haar arm in die van Hanneke.
Steven stelde voor alvast de auto te halen terwijl zij bij de uitgang wachtten.
Hanneke verbaasde zich over de enorme hoeveelheid mensen die ze in de grote hal van het ziekenhuis zag. Sommige patiënten liepen in hun kamerjas met een infuus op een standaard naast zich. Andere zaten met hun bezoek in het restaurant. Ze had nooit geweten dat er zo veel mensen met kanker waren. Toch hing er geen drukkende sfeer in het ziekenhuis, integendeel.
Lobke leek diep in gedachten.
'Zie je ertegen op?' vroeg Hanneke. 'Kind, ik zou willen dat ik het van je kon overnemen.'
'Ik zie er nog het meest tegen op dat ik niet weet wat me te wachten staat, ' zei Lobke. 'En wat dokter Evers zei over een mogelijke onvruchtbaarheid, daar moet ik nog eens over nadenken. Dat kan ik nu nog niet overzien. Maar ik liep vooral te denken: stel dat Aafkes bloed niet geschikt is als donor, wat dan? Sanne is toch ook een zus van me?'
Hanneke schrok. Met die mogelijkheid had ze nog geen rekening gehouden. 'Laten we eerst maar afwachten wat er uit dat onderzoek komt,' zei ze. 'Wanneer we die uitslag hebben, zien we wel verder.'
Ze zag Sanne voor zich, met haar angst voor bloed en pijn. Heer, geef dat Aafke een geschikte donor is, bad ze in stilte.
's Middags gingen Hanneke en Lobke samen wat schone was bij Sanne brengen, omdat Sanne dit weekend niet thuis zou komen. Terwijl Lobke even langsging bij Sanne, die naar creatieve therapie was, had Hanneke een gesprek met Tim, de nieuwe pb'er van Sanne. Hij was aangenomen op de vacature die ontstaan was door het vertrek van Arjen. Hij werkte nu drie maanden op De Roos en leek zijn plaatsje in het team gevonden te hebben.
Hanneke vond hem een geschikte vent. Ze had destijds bij de sollicitatiegesprekken gezeten, en beide commissies waren het erover eens geweest dat Tim de meest geschikte kandidaat was. Het was geen Arjen, maar ze wist dat het niet eerlijk was hem met zijn voorganger te vergelijken.
'Hoe is het gegaan vanmorgen?' vroeg ze. Sanne had die ochtend naar de tandarts gemoeten voor de halfjaarlijkse controle.
'Nou, dat was weer een hele toestand. Alleen al haar mee naar binnen te krijgen bij de tandarts,' zei Tim. 'Ik begreep dat dat Arjen altijd goed lukte, maar ik moest toch even zoeken hoe ik haar daar rustig kon krijgen.'
'Ja, Sanne is altijd panisch wanneer ze naar de tandarts moet,' wist Hanneke.
Tim knikte, maar hij straalde toen hij zei: 'Maar het is me gelukt. Sanne bleek een gaatje te hebben, en dat moest gevuld worden. De tandarts heeft haar een roesje gegeven, en toen was het zo gepiept. En weet je, ik vond dat zo ontroerend, Sanne gaf me daarna een knuffel, alsof ze me wilde bedanken.'
Hanneke kreeg tranen in haar ogen. Sanne was erg selectief met wie ze een knuffel gaf. Dit was een goed teken.
'Hoe is het trouwens met jou? Je ziet er moe uit,' zei Tim.
Hanneke zuchtte. 'We hebben slecht nieuws,' zei ze toen. 'Lobke heeft leukemie.'
Tim schrok zichtbaar. 'Leukemie? Verdorie. En nu?'
'Aanstaande maandag begint ze met de eerste chemokuur,' zei Hanneke. 'En dan is het afwachten of die aanslaat.'
'En hoe is ze er zelf onder?' vroeg Tim. 'Ik heb daarnet niets aan haar gemerkt. Of ja, nu je het zegt, ze zag wel erg wit.'
'Ik denk dat alles nog een beetje moet doordringen,' zei Hanneke. 'Bij ons allemaal trouwens. We weten het officieel nog maar sinds vanmorgen, al bestond het vermoeden al sinds vorige week woensdag. De afgelopen week is vooral gevuld geweest met onderzoeken. Lobke noemde het een 'roetsjbaan', en zo voelt het ook bij mij. Alsof je van de ene bocht naar de andere glijdt, en van de ene emotie naar de andere. Ik voel me heen en weer geslingerd tussen hoop en vrees, en ik merk dat dat energie vreet.'
'Je zou toch zeggen dat jullie al genoeg op je bordje hebben met Sanne,' zei Tim. 'Het is oneerlijk verdeeld in de wereld.'
'Ja, zo reageerde Steven ook.' Hanneke keek verdrietig. 'Hij sluit zich erg af. Ik dring nauwelijks tot hem door, heb ik het gevoel. Maar ik moet hem de tijd gunnen om dit op zijn eigen manier te verwerken. Mannen doen dat toch anders dan vrouwen...'
Tim moest onwillekeurig toch lachen. 'Tja, wij, mannen, zitten nu eenmaal anders in elkaar dan jullie, vrouwen. Ik ben weleens jaloers, weet je dat? Vrouwen lijken soms zo veel wijzer. Jullie durven veel beter je emotie te laten zien, terwijl mannen vaak denken dat ze sterk moeten zijn, hoewel dat tegenwoordig toch lijkt te veranderen. Het wordt nu zelfs stoer gevonden als je als man durft te huilen.'
'Nou, hij hoeft van mij niet per se te huilen,' antwoordde Hanneke. 'Al praatte hij maar met me. Maar zelfs dat doet hij niet.'
'Wie doet wat niet?' Lobke kwam binnen. 'Hoi, Tim.'
'Hoi, Lobke. Ik hoorde het net van je moeder. Balen, joh,' zei Tim.
'Ja, balen,' was Lobkes antwoord. 'Maar niks aan te doen.'
'Hoe voel je je?' vroeg Tim.
'Tja, hoe voel ik me? Leeg. En vol. En verward. En bang, ja ook wel bang. Voor wat me te wachten staat. Wat dat betreft, vind ik het zo maf. Ik ben wel moe en zo, maar ik voel me niet doodziek.
Ik bedoel, ik zou toch moeten voelen dat er iets in mijn lijf zit waaraan ik dood kan gaan?'
'Nou ja,' zei Tim, 'dat is toch eigenlijk wel een goed teken? Ik bedoel, dat je je nog niet erg ziek voelt. Ik zou dan denken dat het nog in het beginstadium is. En dan is de prognose vaak beter.'
'Aanstaande maandag ga ik beginnen met chemokuren. Ik ben ook heel benieuwd hoe ik dat ga ervaren. We hebben folders meegekregen, en als ik daarin lees wat ik daar allemaal voor bijwerkingen van kan krijgen, word ik daar niet vrolijk van...'
'Het lijkt me ook geen pretje,' zei Tim.
'Maar weet je wat me steeds overeind houdt?' zei Lobke toen. 'De gedachte aan Sanne.'
'Aan Sanne?' vroeg Hanneke verwonderd.
Ook Tim keek verbaasd.
'Ja, aan Sanne. Die heeft er ook niet voor gekozen epilepsie te krijgen. Dat overkwam haar, net zoals die leukemie mij overkomt. En als zij in een periode zit waarin ze veel aanvallen heeft, kun je ook aan haar zien dat ze zich daar ziek door voelt. En ook zij moet veel medicijnen slikken. En toch blijft ze op haar manier genieten van het leven. Ja, aan Sanne dus, mijn zus op wie ik zo trots ben. En net als Sanne ga ik ervoor.'
Hanneke slikte even. Die Lobke. De klauw die zich al die dagen nog steeds om haar maag bevond, leek zijn greep te verslappen.
Ze merkte het en dacht: de kracht van Lobke is blijkbaar sterker dan de greep van de angst.
Ze rechtte haar schouders. 'Kom, Lobke, we gaan naar huis, naar pappa.'
Het was nacht. Hanneke lag al uren wakker. Steven lag licht snurkend naast haar. Ze had zich er vaak over verbaasd dat hij altijd goed sliep, wat er ook aan de hand was. Destijds, toen duidelijk werd dat Sanne een zorgenkindje was en dat ze dat alleen nog maar meer zou worden, had Hanneke ook nachten wakker gelegen. Maar toen had ze het gevoel gehad dat die zorgen hen samenbonden. Nu had ze het idee dat het akelige lot van Lobke een wig tussen hen dreef.
Sinds Stevens uitbarsting tegenover de huisarts op de avond dat die met het slechte nieuws kwam, leek hij zich af te sluiten voor haar en - wat ze nog erger vond - voor Lobke. O ja, hij was vanmorgen wel meegegaan naar dokter Evers, maar verder praatte hij niet over Lobkes ziekte. Hij kwam later thuis van zijn werk dan anders, dook na het eten meteen in de krant of voor de televisie en wachtte met naar bed gaan totdat zij er allang in lag. Dat duurde nu al ruim een week.
Hanneke werd er gek van. Vooral 's morgens vroeg miste ze hem enorm. Ze sliep slecht en viel soms na een rommelige nacht pas tegen de ochtend in slaap. En wanneer ze dan wakker werd, leek het soms allemaal zo onwerkelijk. Dan dacht ze eerst dat het allemaal een nare droom geweest was. Maar daarna viel de rauwe werkelijkheid des te heviger over haar heen.
Lobke was veel samen met Roel. Die twee hadden steun aan elkaar.
Maar Hanneke voelde zich steeds eenzamer door Stevens afwijzende houding. Juist nu had ze behoefte aan zijn steun, aan zijn stem, aan zijn aanwezigheid. Juist nu, nu alles wat diep weggestopt zat, zijn stem weer liet horen, steeds harder en dringender.
Wat is er toch mis met mij? vroeg ze zich af. De pijn die ze destijds ervaren had, toen duidelijk werd dat de vorm van epilepsie die Sanne had, een gevolg zou kunnen zijn van bepaalde afwijkingen in de chromosomen, stak zijn kop weer op.
Steven had destijds moeten praten als Brugman om haar schuldgevoel dat het aan haar lag dat Sanne zo was, weg te krijgen. Maar blijkbaar was het niet verdwenen, en had het liggen sluimeren tot nu.
Roel had zitten zoeken op internet om zo veel mogelijk informatie over leukemie te pakken te krijgen. Daarbij had hij onder meer gezocht naar de oorzaken van leukemie, en daar had ook bij gestaan dat 'afwijkingen in het erfelijk materiaal' een oorzaak konden zijn.
Had zij die afwijkingen meegegeven tijdens haar zwangerschap? Ze piekerde zich suf wat er destijds kon zijn misgegaan. Ze had niet gerookt, noch alcohol gedronken. Ze had gezond gegeten, was niet in aanraking geweest met giftige stoffen voor zover ze wist... Was ze dan niet in staat gezonde kinderen te krijgen? Ja, Aafke was gezond, maar wie weet wat daar onderhuids sluimerde. Dat zag je maar aan Lobke. Die leek ook kerngezond.
Ze drukte op het lichtknopje van haar wekker om te zien hoe laat het was. Nog maar half twee. Zou ze een poosje gaan liggen lezen?
Soms hielp dat. Maar ze wist dat ze haar aandacht toch niet bij het boek kon houden. Bovendien wilde ze Steven niet wakker maken.
Ze besloot naar beneden te gaan. Voorzichtig stapte ze uit bed, trok haar duster aan en sloop naar beneden. Ze zette de waterkoker aan en maakte een glas rooibosthee. Het bezig zijn in de keuken gaf haar wat rust. Ze liep met het volle theeglas naar de woonkamer, stak de schemerlamp aan, zette de televisie zacht aan en zapte wat heen en weer tussen de diverse kanalen om te zien of er iets bij zat wat haar aandacht kon vangen. Maar het meeste wat voorbijkwam, waren mooie jongedames met zwoele stemmen die kijkers trachtten te verleiden tot telefoontjes. Jongedames van de leeftijd van haar dochters. Zouden die nou ook leukemie kunnen krijgen?
Ze zette de televisie uit en zocht een andere bezigheid. Ze ruimde de vaatwasser leeg, haalde een doek over het aanrecht, pakte de krant, legde die weer weg, strooide wat voer in de goudvissenkom, zette de televisie weer aan, zocht op teletekst of er nog nieuws was. Niets wat haar interesseerde.
Ze maakte nog maar eens een glas thee. Toen zag ze het vest van Lobke over een keukenstoel hangen. Ze pakte het en ging op de bank liggen, met het vest als een kussentje tegen haar gezicht. De vertrouwde geur van de deodorant van Lobke zorgde ervoor dat eindelijk de tranen kwamen, en daarna de slaap.
Zo vond Steven haar 's morgens om half zes. Hij was wezen plassen en had toen gezien dat Hanneke niet naast hem lag. Hij was naar beneden gelopen en zag haar liggen op de bank, diep in slaap. Hij staarde naar zijn vrouw. Haar behuilde gezicht, nu ontspannen door de slaap, deed hem meer dan hij aankon. Hij wilde zich omdraaien en weer naar boven gaan, weg van de weekheid die hij al die dagen uit de weg ging.
Maar op dat moment werd Hanneke wakker. Ze keek verbaasd om zich heen waar ze was en zag toen Steven staan. Ze rilde en trok haar duster wat strakker om zich heen.
Steven wist zich even geen houding te geven. Hij voelde dat hij als eerste iets zou moeten zeggen, maar hij had geen idee wat. Hij zag het theeglas staan en zei toen maar: 'Wil je een vers kopje thee?'
Hanneke schudde haar hoofd. 'Nee, dank je.'
Toen was het weer stil.
'Zal ik een deken voor je pakken?'
Hanneke ging overeind zitten. 'Nee, laat maar. Ik ben nu toch wakker. Ik ga douchen.' Ze stond op en wilde naar boven gaan. Toen zag ze het vest van Lobke dat op de grond gevallen was. Ze pakte het op en ging weer zitten. En weer kwamen de tranen. Geluidloos.
Toen brak er iets bij Steven. Hij zakte naast Hanneke neer op de bank, trok zijn knieën op en sloeg zijn armen eromheen, alsof hij zich zo klein mogelijk wilde maken.
Zo zaten ze samen op de bank, nog geen twintig centimeter van elkaar vandaan, maar het voelde alsof er een diepe kloof tussen hen beiden was, die het hun onmogelijk maakte elkaar aan te raken.
Hanneke rilde. Ze stond op en zei: 'Ik krijg het koud. Ik ga douchen.'
Steven bleef in elkaar gedoken zitten. Hij zei niets.
Hanneke keek naar hem. Tegenstrijdige gevoelens vochten om voorrang. Boosheid, omdat hij haar in de steek had gelaten de afgelopen dagen. Verdriet over de kloof die hen scheidde. Medelij den. Liefde. Eenzaamheid. Smart.
Ze had 'smart' altijd zo'n zwaar, ouderwets woord gevonden, maar nu paste het woord bij dat verscheurde gevoel dat bezit van haar genomen had. Gedeelde smart is halve smart, schoot het door haar heen. Ze ging weer zitten. 'Steven?' zei ze toen zacht.
Steven leek haar niet te horen. Hij bleef in elkaar gedoken zitten. Hanneke legde haar hand op zijn schouder. 'Steven?' zei ze weer, nu iets harder.
Toen keek hij haar aan. Ze schrok van de lege uitdrukking in zijn ogen. Hij leek onbereikbaar.
'Steven...' Een klagelijke zucht ontsnapte haar. Ze schoof naar hem toe, stak haar arm door de zijne, trok ook haar knieën op en drukte zich tegen hem aan.
Zo zaten ze een poosje naast elkaar. Twee mensenkinderen die, opgerold als egeltjes, het gevaar van de buitenwereld probeerden te trotseren.
Steven voerde zijn eigen innerlijke strijd. Hij vocht inwendig tegen de leegte van de afgelopen dagen die hem de baas dreigde te worden. De leegte die eerst draaglijker had geleken dan de toenemende boosheid. Die boosheid had hij nergens kwijt gekund.
Want op wie moest hij boos zijn? Op Lobke, omdat ze door ziek te worden heel zijn rustige bestaan overhoopgegooid had? Op dokter Evers, die het vernietigende oordeel geveld had? Op Hanneke, omdat ze een beroep deed op zijn steun, terwijl hij zelf wankelde? Op God, die hun dit aandeed, terwijl ze toch ook hun problemen met Sanne al hadden? Nee, boos worden, die boosheid voelen, had geen enkele zin. Dan maar die leegte. Dan voelde hij tenminste niets.
Maar de leegte bleek een dreigender monster dan de boosheid. De leegte maakte hem hard, maakte dat alles wat hij deed, zinloos leek. Hij deed zijn werk op de automatische piloot, maar hij had er geen plezier meer in. Eten en drinken deed hij omdat zijn lijf daarom vroeg, maar hij proefde niet wat hij at of dronk. Hanneke en Lobke ontweek hij, want die waren de vijand voor de leegte.
En nu zat hij hier, naast Hanneke. Hij voelde de druk van haar lichaam tegen het zijne. Hij voelde haar warmte, en dat wilde hij niet, want die maakte het centrum van zijn leegte, de ijslaag om zijn hart, week. Hij wilde haar van zich af schudden, wegrennen, weg, weg van hier. Maar hij bleef zitten.
Steven voelde dat de leegte terrein begon te verliezen. Hij liet het gebeuren, miste de energie om weerstand te bieden. Hij zuchtte diep en voelde zijn krampachtige spieren verslappen.
Hanneke voelde het ook. Ze pakte zijn arm, schoof die over haar heen en dook met haar schouder in het vertrouwde holletje van zijn oksel.
Steven liet het toe. Zijn arm lag zwaar op haar rug.
Hanneke legde haar hoofd op Stevens borst. Ze hoorde het regelmatige kloppen van zijn hart, als een troostrijk ritme: het leven gaat door. 'Steven?' vroeg ze weer.
'Ja?' zei hij schor.
'Ben je er weer?'
Het was even stil.
'Ik geloof het wel,' was toen het antwoord.
'Gelukkig.' Het woord kwam als een zucht.
En toen kwamen ook bij Steven de tranen.