.4.
'Mam, heb je m'n zwarte spijkerbroek gezien? Ik kan hem niet vinden. '
Lobke hing uit het raam van haar slaapkamer en keek naar Hanneke, die net de laatste was aan het binnenhalen was. Die had de hele dag lekker gedroogd, en Hanneke wist dat ze vanavond een voldaan gevoel zou hebben wanneer de schone was weer in keurige stapeltjes over de verschillende kasten verdeeld zou zijn. De grootste helft was al gevouwen. Nu deze was nog, en dan de strijk, en dan was ze weer klaar voor vandaag. Ze was blij met haar droger wanneer het regende, maar er ging toch niets boven de lekkere frisse geur van beddengoed dat buiten in de wind gedroogd was.
'Ja, die spijkerbroek had ik nog maar even uitgewassen. Ik dacht wel dat je die wilde meenemen. Kom hem maar halen. Hij is net droog,' riep ze naar boven. Ze liep met de wasmand op haar heup naar de keuken en hoorde Lobke de trap af komen. Hanneke zocht tussen de was en viste de spijkerbroek eruit. 'Hier is-ie.' Ze gaf hem aan Lobke en vroeg: 'En, heb je alles al gepakt voor de grote reis?'
Lobke lachte. 'Nou, grote reis... Het is maar net het water over. Hemelsbreed is België misschien nog wel verder weg dan Londen.' En terwijl ze de spijkerbroek opvouwde, zei ze: 'Ja, met deze spijkerbroek heb ik alles. Ik heb er zo'n zin in.'
'Dat kan ik me voorstellen,' zei Hanneke. 'Zeker na die drukke toetsenweken. Nou ja, je hebt er hard genoeg voor gewerkt. Hopelijk hebben jullie mooi weer. Je weet het, hè, in Engeland regent het nog vaker dan in Nederland.'
'Nou, ik heb net op teletekst gekeken, en ze geven voor de komende dagen droog en zonnig af. Alleen donderdag is er kans op een bui.'
'Wil je nog dat heuptasje van me lenen voor je portemonnee en je paspoort?'
Lobke trok een gezicht. 'Mam,' zei ze, 'je denkt toch niet dat ik voor gek ga lopen met zo'n ding. Dat is iets voor mensen van jouw leeftijd en voor de leraren en zo. Nee hoor, ik mag Aafkes minirugzakje lenen. Daarin zit een vakje aan de binnenkant. Daarbij maken zakkenrollers geen schijn van kans. Aafke zou het vanavond nog even langsbrengen. Dan komt ze meteen gedag zeggen. '
'Het zal wel stil zijn van de week. Tjonge, vijf dagen zonder mijn jongste. Hoe kom ik die door?' Hanneke rolde met haar ogen.
Lobke lachte. 'Dan knuffel je maar een keer extra met pap. Of je gaat iedere dag even bij buurman Jan langs, om te klagen hoe zwaar je het hebt zonder mij. En dan zegt hij: 'Buurvrouw, niet klagen, maar dragen, het zijn maar vijf dagen." Ze deed een perfecte imitatie van de schraperige stem van buurman Jan.
Ze lachten allebei. Toen hoorden ze een auto aankomen. Hanneke keek op de keukenklok. 'Daar is pappa al. Wat is die vroeg.'
Even later kwam Steven binnen.
Hanneke keek hem verbaasd aan. 'Wat ben jij vroeg.'
Steven gaf haar een stevige omhelzing. 'Dat is toch geen ontvangst wanneer je dierbare echtgenoot eens een uurtje eerder naar huis komt. Dan zeg je: 'Dag, schat. Wat heerlijk dat je zo vroeg bent.’
'Dag schat, wat heerlijk dat je zo vroeg bent,' echode Hanneke gehoorzaam. Ze fronste haar wenkbrauwen. 'Maar waarom ben je zo vroeg?'
Steven keek naar Lobke. 'Nou, aangezien onze jongste dochter morgen voor vijf dagen naar Londen vertrekt, leek het me wel een leuk idee vanavond met haar en Aafke uit eten te gaan. Ik had jou ook mee willen nemen,' zei hij met een jongensachtige grijnslach tegen Hanneke, 'maar ja, als je zo tegen me doet...'
Hanneke speelde zijn spelletje mee. 'Ah, lieve Steven, mag ik ook mee? Dan zal ik heel braaf zijn. Ja?' zei ze met een hoog stemmetje, en ze keek hem met een smachtende blik aan.
'Nou, vooruit, dan zal ik mijn hand maar weer eens over mijn hart strijken,' deed Steven gemaakt bars.
Hanneke sloeg haar armen om zijn nek. 'O, wat fijn,' juichte ze met hetzelfde stemmetje.
'Ja, gaaf, pap, ' riep Lobke. Ze gaf haar vader een stevige klap op zijn schouder. 'Weet Aafke het al?'
Steven knikte, wat nogal moeilijk ging met Hanneke die zwaar aan zijn nek hing. 'Ik heb Aafke vanmiddag al gebeld of ze hiernaartoe kwam na haar werk. Ze zou kijken of ze ook iets eerder weg kon.'
Hij kietelde Hanneke in haar zij, die hem meteen daarop losliet. Ze liet dat echter niet op zich zitten en pakte zijn handen stevig beet.
'Waar gaan we eten?' riep Lobke voordat ze naar boven liep.
'Bij de Griek,' kon Steven nog net uitbrengen. De rest van zijn antwoord ging verloren in een stevige stoeipartij.
De volgende ochtend bracht Steven Lobke met haar koffer naar school. Ze werden uitgezwaaid door Hanneke. 'Veel plezier.'
Bij de school was het al een drukte van belang. Zowel 4- als 5-havo ging mee naar Londen, bij elkaar ongeveer veertig leerlingen. Ook gingen er vier docenten mee, onder wie Meindersma, de leraar Nederlands, alias de Terminator, en Quaak, de leraar Engels, alias Jodocus. Ze hadden stiekem gemopperd toen ze hoorden dat die ook meegingen. 'Als die de lol maar niet verpesten...'
Steven gaf Lobke haar koffer uit de achterbak van de auto en kuste haar toen gedag. 'Dag, meisje. Veel plezier in Londen en tot zaterdag. Hoe laat zijn jullie dan terug?'
'Om ongeveer zes uur. Ons reisschema, met het telefoonnummer van het hotel, hangt in de keuken op het prikbord.'
'Goed, dan zorg ik ervoor dat ik omstreeks die tijd weer hier ben.
Nou, ik ga ervandoor. Dag.'
Lobke zwaaide haar vader na en liep toen met haar koffer naar de bus. Joyce, haar beste vriendin, was er al. Ze kenden elkaar al vanaf de kleuterschool.
'Hé, leuk rugzakje heb je,' zei Joyce.
Ja hè, van Aafke geleend. Toch weleens handig, zo'n grote zus.'
Joyce wees Lobke waar ze haar koffer kwijt kon, en daarna voegden ze zich bij een groepje leerlingen van hun klas.
Lobke keek om zich heen. Ze had Roel nog niet gezien. Hij zou toch niet ziek zijn? Ze had zich er juist zo op verheugd bijna een hele week met hem op te trekken. In zijn bijzijn voelde ze een bepaalde spanning tussen hen, die ze heel prettig vond.
Joyce zag haar zoeken. 'Is je vriendje er nog niet?' plaagde ze.
Lobke gaf haar een duw met haar elleboog. 'Doe niet zo flauw.'
Maar Joyce gaf haar een elleboogstoot terug. 'Dat is niet flauw.
Dat is de realiteit. Iedereen kan toch zien dat jullie iets voor elkaar voelen?'
Lobke bloosde en keek haar gespannen aan. 'Is dat zo?'
'Je moet wel blind zijn om dat niet te zien,' vond Joyce. 'Moet je maar eens opletten hoe hij naar je kijkt. En jijzelf gaat altijd helemaal stralen wanneer hij in je buurt komt.'
'Is het zo duidelijk?' zei Lobke verlegen.
'Ja dus. We kunnen meteen de proef op de som nemen. Kijk maar. Daar komt-ie', wees ze met haar vinger in de richting van een grijze Peugeot, waar Roel net uit stapte. Joyce keek gespannen naar de reactie van haar vriendin.
Die bloosde alweer toen ze Roel zag. Ja hoor, duidelijk, die was verliefd.
Roel pakte zijn koffer van de achterbank, tikte even tegen het ruitje van de auto als groet naar zijn vader en kwam toen hun kant op. 'Hoi allemaal.' Hij gaf zijn koffer af aan de buschauffeur en kwam toen naar hun groepje toe.
'Good morning everybody,' oefende hij alvast zijn Engels.
'Hé, eh... doe effe normaal, man. We zijn nog niet in Londen,' protesteerde Ivo, een van de jongens van 4-havo.
Maar Roel keek hem met opgetrokken wenkbrauwen aan en zei: 'O dear, what have we here? Didn't sleep well, boy?'
Ze lachten allemaal.
Ivo grapte terug in een mengeling van krom Engels en Nederlands: 'O,jes hoor, aai sliep verrie wel, senk joe.'
Dat werd meteen overgenomen door Roel. lDets naais. Hef joe ook zo'n zin?'
Voordat Ivo kon antwoorden, hoorden ze: 'Jongelui, mag ik even jullie aandacht?'
Ze draaiden hun hoofden in de richting van de stem. Daar stond de Terminator, met een megafoon in zijn hand. Hij gaf hun diverse instructies vooraf, zoals niet roken en geen troep maken in de bus, en niet in je eentje op stap gaan in Londen.
'Hij zal dat ding toch niet meenemen naar Londen?' mompelde Joyce.
'Nee, joh, dat zal toch niet?' antwoordde Lobke. 'Er zal in de bus wel een microfoon zijn.'
Ze proestte even. 'Ik zie het al voor me: wij allemaal in Londen achter elkaar in ganzenpas, en hij voorop met dat ding in zijn hand, terwijl hij ons wijst op allerlei bezienswaardigheden.'
'Nou, ik acht hem ertoe in staat,' kreunde Joyce. 'Op die manier worden wij zelf een bezienswaardigheid.'
Na de instructies konden ze een plaatsje gaan zoeken in de bus. Lobke en Joyce gingen naast elkaar zitten, en achter hen zaten Roel en Ivo.
'Wel, ladies, zullen jullie je netjes gedragen? Wij kunnen jullie zo mooi in de gaten houden,' zei Ivo.
Joyce en Lobke keken elkaar met een veelbetekenende blik aan, maar zeiden niets.
Roel trok zich aan de hoofdsteun van Lobke naar voren. Hij wrong zijn hoofd tussen beide hoofdsteunen in en zei: 'Ome Roel en ome Ivo zullen goed op jullie passen, hoor. Wees maar niet bang.'
Lobke keek lachend opzij naar Roels gezicht, dat nu heel dichtbij was. Ze bloosde tegen wil en dank.
Roel zag het en zei: 'Leuk kleurtje, Lob.' Daarna trok hij zich terug. Ze zag daardoor niet dat hij zelf ook een kleur kreeg.
Ivo zag het wel. Hij zei er niets van, maar grijnsde breed naar Roel.
Nadat iedereen een plaatsje gevonden had, zette de bus zich in beweging, op weg naar de Belgische grens, en van daar - na een korte tussenstop - naar Calais. Bij Calais was het wachten op de ferry die de bus naar Dover zou brengen. Ze mochten even de bus uit om hun benen te strekken.
'Wel in de buurt blijven, hoor, ' waarschuwde de Terminator door de microfoon.
'Ja, pa,' mompelde Joyce zachtjes. 'O, ik krijg wat van die man. Hij doet alsof we kleine kinderen zijn.'
Ze gingen even in de terminalhal kijken of daar iets te doen was, en trokken een flesje cola uit de automaat. 'Toch wel handig dat dat hier met euro's kan,' zei Lobke. 'Heb jij Engels geld bij je?'
Joyce schudde haar hoofd. 'Nee, mijn vader zei dat het goedkoper was mijn ponden in Engeland te pinnen, in verband met de valuta of zo.'
'Mijn tante Els had nog wat ponden en kleingeld liggen van hun laatste tripje naar Engeland, en die heb ik meegekregen,' zei Lobke. 'Bij elkaar toch nog zo'n vijftien pond. Aardig hè?'
'Nou. Ga je mee terug? Volgens mij komt de boot eraan.'
Ze liepen op hun gemakje terug naar de bus, waar de Terminator al zenuwachtig stond te tellen of hij al zijn schaapjes binnen had. De drie andere docenten zaten al in de bus en lieten hem zijn gang gaan.
De overtocht duurde anderhalf uur. Lobke en Joyce stonden met Roel en Ivo langs de reling van de boot. Er stond weliswaar een frisse wind, maar daardoor was er ook een helder zicht.
Lobke genoot. De wind door haar haren, het zonnetje op haar gezicht, een week geen huiswerk of toetsen, Roel in haar buurt.
Heerlijk.
Al snel doemden de krijtrotsen van Dover op, met daarbovenop Dover Castle. Het was een prachtig gezicht, 'Typical British,' aldus Roel.
Na de overtocht ging het verder, naar Londen. Het was eerst wel een vreemd gezicht, al die auto's die links reden. Lobke moest er vooral erg aan wennen dat de Engelse auto's het stuur aan de andere kant hadden. Ze schrok een paar keer toen ze de linker voorstoel leeg zag waar in Nederlandse auto's de chauffeur zat, en dacht: er zit geen chauffeur in die auto, die auto rijdt vanzelf. Ze moest er stilletjes om lachen.
Ze reden door het graafschap Kent, een prachtig gebied, dat ook wel 'de tuin van Engeland' werd genoemd. Maar Lobke zag er weinig van. Ze was in een lichte slaap gevallen. Het geroezemoes op de achtergrond stoorde haar allerminst, totdat ze ineens Roels stem hoorde: 'Sssst, Lobke doet haar schoonheidsslaapje. '
Ze was meteen klaarwakker. 'Ik slaap helemaal niet. ' Verontwaardigd keek ze achterom naar Roels grijnzende gezicht. 'Ik lag alleen lekker. '
Roel weerde haar af, met zijn handen naar haar toe. 'Je hoeft me niet op te eten. Heb je soms honger?'
Nou, ik lust eigenlijk wel iets, bedacht Lobke. Afgezien van dat flesje cola in Calais en een appel op de boot had ze nog niets gegeten. Ze viste in haar rugzakje naar een paar krentenbollen en at er smakelijk eentje op. 'Jij ook een krentenbol?' vroeg ze aan Joyce.
Die schudde haar hoofd. 'Nee, dank je. Ik heb zelf wat bij me.' Dus at Lobke de andere bol ook op. 'Zo, dat was lekker.'
Ze bereikten Londen aan het eind van de middag, vlak voor de spits.
Lobke keek haar ogen uit. Wat een grote en drukke stad was Londen. Daarmee vergeleken was Amsterdam klein. Met haar neus tegen het raampje gedrukt bekeek ze de krioelende auto's en de typische Engelse taxi's en de rode dubbeldekkers, die zich als mieren in een mierenhoop naar alle kanten verspreidden. Ze wees Joyce op de metrostations, herkenbaar aan de rood-met-witte borden met daarop Underground. In de verte zagen ze London Eye, het beroemde reuzenrad.
'Daar wil ik in ieder geval een keer in,' zei Joyce.
Bij het hotel aangekomen stapten ze uit. Ze hadden bij de voorbereidingen op school al een kamerverdeling gemaakt, en Joyce en Lobke kwamen op een kamer op de eerste verdieping terecht. De kamer was helaas aan de achterkant van het gebouw, zodat hun enige uitzicht een blinde muur was.
'Nou ja, we komen hier toch alleen maar om te slapen,' vond Joyce optimistisch.
Ze pakten hun koffers uit en probeerden even de bedden. Die vielen mee, niet te zacht en niet te hard. Dat moest lukken voor die paar dagen. Daarna liepen ze terug naar de lounge, waar de
Terminator alweer schaapjes aan het tellen was. Jodocus hield zich opvallend rustig.
'Die is helemaal blij dat hij de hele dag perfect Engels om zich heen hoort spreken, in plaats van het steenkolenengels waarover hij op school vaak moppert,' had Roel lachend gezegd.
Naast het hotel was een soort jeugdherberg, waar ze de eerste keer de warme maaltijd zouden gebruiken. Voor de resterende dagen zouden ze eten in de mensa's van de diverse afdelingen van Londen University, die over de stad verspreid lagen. Ook mochten ze op vrijdagochtend een college volgen aan het Imperial College London.
Ze werden naar een zaaltje achter in het gebouw gedirigeerd. Daar wachtte de maaltijd: zoute ossenstaartsoep, gehaktbal uit blik, doperwtjes en een kleffe hap aardappelpuree. Het gemopper was niet van de lucht. 'Hebben ze hier geen McDonald's?' 'Moet ik dit eten?' 'Dat zou ik onze hond nog niet voorzetten.'
De docenten waren wat verlegen met de situatie. Dit hadden zij ook niet voorzien.
'Maar goed dat de Terminator zijn megafoon niet meegenomen heeft. Anders zou hij die nu acuut gebruiken,' fluisterde Roel.
Mirjam Foekens, de docente economie en mentor van 4-havo, stond op en vroeg om stilte. 'Wij zijn net zo onaangenaam verrast als jullie,' verontschuldigde ze het docententeam. 'We zullen dit opnemen met de beheerder. Maar op zo'n korte termijn een andere plek voor vijfenveertig man zoeken gaat waarschijnlijk niet lukken. Eet dus in ieder geval iets. We gaan na afloop nog wel ergens een lekker toetje halen.'
Onder veel gemopper werd er toch iets van de maaltijd gebruikt. Daarna stommelden ze met veel geraas het gebouw uit. Maar goed dat ze hier niet meer terugkwamen. Aan de overkant van de straat was een Starbucks, waar ze nog iets gingen drinken en waar ze een lekker stuk gebak kregen. Taarten bakken konden ze als de besten in Engeland.
De avond mochten ze vrij doorbrengen, met weer het dringende advies niet alleen op stap te gaan. Joyce, Lobke, Roel en Ivo besloten samen in de richting van het centrum te lopen. Eerst liepen ze met z'n vieren naast elkaar, maar dat bleek wat lastig, met die volle trottoirs, en bijna als vanzelf kwam Lobke naast Roel te lopen, met achter hen Joyce en Ivo.
Terwijl ze bespraken wat ze de rest van de week allemaal nog zouden gaan doen, liet Roel schijnbaar achteloos zijn hand naast die van Lobke glijden.
Ze voelde zijn aanraking, en er ging een schok door haar heen. Ze durfde hem bijna niet aan te kijken, maar trok haar hand ook niet weg.
Dat moedigde Roel blijkbaar aan, want even later pakte hij haar hand voorzichtig vast.
Lobke keek verlegen opzij en bleef gewoon doorlopen. Toen ze Roel naar haar zag lachen, lachte ze terug.
Hij kneep in haar hand. 'Mag dat?'
Ze kneep zachtjes terug. 'Ja hoor, best.' Best? Ze vond het fantastisch! Even later keek Lobke voorzichtig achterom. Zou Joyce gezien hebben dat Roel en zij hand in hand liepen? Ze zag dat een eind achter hen Joyce en Ivo in een druk gesprek gewikkeld waren, en dat ze helemaal geen oog hadden voor de wereld om hen heen. Lobke lachte even. Dit ging een leuke week worden.
Toen ze die avond terugkwamen in het hotel, liet Roel haar hand pas los, en daarna deed hij niets anders dan Lobke zacht op haar wang kussen. Maar daarover was ze al zo in de wolken dat ze met een verzaligde glimlach op haar gezicht in de douche dook. Voor de spiegel streelde ze over haar wang. Ze wist het wel zeker: die wang ging ze vanavond niet wassen.
Joyce had er eerst weinig oog voor dat Lobke met haar gedachten elders zat. Ze was zelf vol van haar gesprek met Ivo. 'Dat was leuk, joh,' riep ze in de richting van de douchedeur. 'Hij vertelde me dat hij na de havo iets in de richting van het milieu wil gaan doen, en dat hij dan in een ontwikkelingsland wil gaan werken. Goed, hoor.'
'Hmhm,' hoorde ze Lobke zeggen.
'Ik vind het zo knap van hem dat hij al precies weet wat hij wil.
Ik heb zelf nog helemaal geen idee, ' vervolgde Joyce.
'Hmhm,' zei Lobke weer.
'Hij heeft een leuk gezicht, hè?'
'Hmhm.' Lobke viel in herhaling.
'En hij heeft gevraagd of ik zin had om een keertje met hem naar de film te gaan wanneer we terug zijn in Nederland. Ik heb ja gezegd.'
'O.'
Joyce keek op. Ze had wel een iets enthousiastere reactie verwacht van Lobke. Luisterde die wel? Eens even proberen.
'En morgen knijpen we ertussenuit, en dan gaan we naar Gretna Green, en daar trouwen we.'
'Hmhm,' zei Lobke weer.
'Lobke Schrijver, je luistert helemaal niet.' Joyce bonsde op de deur. 'Word eens wakker. Sta je te slapen?'
Lobke deed de deur open en keek Joyce verbaasd aan. 'Nee, hoezo?'
'Nou, ik vertel je net dat ik morgen ga trouwen, en het enige wat jij zegt, is: 'Hmhm."
Lobke schudde een paar keer met haar hoofd, alsof ze een vervelende vlieg wegjoeg. 'Hè, wat zeg je nou? Trouwen? Met wie? Hoezo? Waarom?'
'Hèhè, je bent er weer. Nee, joh, dat trouwen was alleen maar bedoeld om jou te stangen. Waar zat je met je gedachten?'
Lobke staarde voor zich uit. 'Bij Roel...'
Joyce keek haar onderzoekend aan. 'Bij Roel? Heeft-ie eindelijk...?'
Lobke keek verbaasd. 'Hoezo eindelijk?'
'Nou, dat zei ik toch al. Iedereen kon zien dat hij jou van het begin af aan erg leuk vond, en jij hem ook. Ik heb zelfs met Karin om een ijsje van Ben & Jerry's gewed dat het er deze week eindelijk van zou komen. En?'
'We hebben hand in hand gelopen, en hij heeft me op mijn wang gekust...'
'Op je wang? Da's nog niet het echte werk,' besliste Joyce. 'Dat ijsje krijg ik natuurlijk pas als hij je op je mond gekust heeft. Dus eh... goed je best doen, hoor. '
Lobke lachte maar ging er niet op in. 'Ik duik mijn bedje in, hoor. Slaap lekker. Doe jij het licht uit?' En zonder het antwoord van Joyce af te wachten stapte ze in haar bed en knipte ze het nachtlampje uit.
Joyce schudde haar hoofd. Met verliefde mensen viel niet te praten.
Die verliefde mensen hadden echter samen wel heel wat te bepraten. Roel zocht Lobke de volgende morgen meteen weer op, en de hele verdere week liepen ze steeds hand in hand. Grapjes die daarover gemaakt werden, deerden hen niet. Die hoorden ze vaak niet eens, zo diep waren ze in gesprek gewikkeld.
Op de laatste avond waren ze samen een eind gaan lopen. Lobke hoorde toen van Roel over de dood van zijn moeder, twee jaar geleden, en hoe snel dat allemaal gegaan was. 'Ze kreeg wat vage klachten en werd pas na een tijdje doorgestuurd naar de specialist. Daar bleek ze alvleesklierkanker te hebben. Er was niets meer aan te doen. Ze gaven haar nog een half jaar, maar na vier maanden is ze toen al overleden. Mijn vader en ik hebben haar zo lang mogelijk thuis kunnen verzorgen, samen met mijn tante in Rotterdam. Die kwam overdag wanneer wij weg waren. Pas toen het niet meer ging, en ze in coma raakte, is ze naar het ziekenhuis gegaan. Daar is ze na vijf dagen overleden. Kanker is een rotziekte.' Lobke knikte. 'Gelukkig ken ik niemand in mijn directe omgeving die dat heeft, want het lijkt me verschrikkelijk.'
'Zeker als je er dicht bij staat,' zei Roel. 'Ik heb in die tijd heel erg een broer of zus gemist. Ik... Nou ja, ik weet niet beter dan dat ik enig kind ben, maar het was voor mijn vader toch heel anders zijn vrouw te verliezen dan voor mij mijn moeder te moeten missen.
Mijn vader en moeder kregen iets heel bijzonders samen in die laatste maanden, en ik voelde me daarbij weleens een buitenstaander. Ik had er in die tijd heel veel behoefte aan mijn verdriet over het feit dat mijn moeder dood zou gaan te delen met iemand die hetzelfde ervaarde, met een broer of zus dus. '
Lobke was er stil van. De aanwezigheid van haar zussen had ze altijd min of meer als iets vanzelfsprekends ervaren. Ze kon zich niet voorstellen hoe het zou zijn als ze enig kind was geweest.
'Ik heb er vroeger weleens over gedacht medicijnen te gaan studeren en arts te worden, ' ging Roel verder, 'maar door de ziekte van mijn moeder ben ik daarvan afgestapt. Ik bedoel... ik voelde me zo machteloos. En als ik arts zou zijn, zou er natuurlijk ook weleens een patiënt doodgaan, en daar moet ik niet aan denken. '
Lobke knikte en kneep eens in zijn hand. 'Laten we hopen dat wij dat samen nooit hoeven mee te maken. '
Hij keek naar haar. De vele straatverlichting wierp een oranje gloed over haar haren, en de zachte blik waarmee ze naar hem keek, deed hem stilstaan. 'Je bent lief, weet je dat?' zei hij schor.
Lobke stond ook stil. Ze ging tegenover hem staan en keek hem ernstig aan. 'Jij ook.'
En als vanzelf vonden toen hun lippen elkaar in een eerste echte, heerlijke kus.