4
Als een ander dan David Case de bijna-ramp van die zomerdag had meegemaakt, zou die misschien gevonden hebben dat hij er goed vanaf was gekomen.
Iemand anders in de saaie provinciestad Luton had misschien gedacht dat zulke dingen nu eenmaal gebeuren; het als een waarschuwing opgevat dat alle mensen feilbaar zijn en dat een zekere mate van waakzaamheid geboden is om aan de vele drama’s die in het leven mogelijk zijn te ontkomen. Een ander had zichzelf misschien zelfs op de schouder geklopt omdat hij het leven van zijn broer had gered.
Maar David Case was niet een ander. Maanden van onbestemd gepieker en vage voorstellingen van paranoïde fantasieën vielen die middag op hun plaats met de onherroepelijkheid van een officieel decreet. Met een klap verwerd de onduidelijke warboel van beelden in zijn hoofd tot een zekerheid.
Hij was verdoemd.
De volgende morgen in bed liet hij het voorval nog een keer de revue passeren. Deze keer had hij het drama weten te ontwijken, dat was waar, maar een volgende keer zou de pijl (de kogel, het rotsblok, de bom) doel treffen. Hij kon het gruwelijke scenario zich zien ontrollen met de bedrieglijke eenvoud van een tekenfilm: het noodlot dat terloops langs-slenterde, op zijn horloge keek, zogenaamd geen belangstelling had – en dan BAM!
Terwijl hij zijn kleren aantrok, voelde hij ogen op zich gericht. Terwijl hij cornflakes voor zijn ontbijt in een kom schudde, zag hij zijn leven in rokende puinhopen neerstorten.
Mijn god, dacht hij onder het tandenpoetsen, ik moet onderduiken. Nee, niet onderduiken. Veranderen. Onherkenbaar worden.
Hij ging op zijn bed zitten, beet op zijn nagels en maakte de inventaris op. Vijftien jaar oud, een meter vijfenzeventig lang, afhangende schouders, sloffende tred, redelijke manieren, gewoon bruin Engels haar, scheve tanden, blank, gewoon Engels uiterlijk.
Geen van deze hoedanigheden zou hem voor onheil behoeden. Zijn enige kans was om, stap voor stap, zijn hele leven te herzien, te beginnen met zijn naam. En als het hem lukte om genoeg te veranderen, nou, wie weet zou het noodlot David Case vergeten en overgaan op het volgende zielige slachtoffer. Hém de dood injagen.
Hij liep de voordeur uit en stak de straat over (waardoor een fietser vlak voor een bestelwagen moest uitwijken) en veranderde zijn naam in Justin. Justin klonk mondain, koel ironisch, stevig, en superintellectueel. Tot meer in staat dan David. Minder kwetsbaar. Justin Case was het type dat tegen gevaar was opgewassen. Just-in-Case. Voor het geval dat.
Het gegier en het geluid van de klap leidden hem even af en hij keek geboeid toe hoe de fietser van zijn fiets de lucht in werd geslingerd. Wat er ook gebeurde, Justin zou ongrijpbaar, slim en alert zijn. Hij zou bukken en duiken, de kansen doen keren. De fietser smakte op het dak van de bestelwagen, stuiterde een keer op de voorruit, gleed op de grond en bleef stil liggen.
Justin Case zou niet voorkomen in het bestand van de sociale dienst, niet in de provinciale geboorteregisters, niet in de toekomstplannen voor de mensheid. Davids hart maakte een sprong. Hij hoorde het geluid van politie- en ambulancesirenes dichterbij komen en liep door; hij wilde niet zo iemand zijn die blijft staan kijken naar het ongeluk van anderen.
Terwijl hij de hoek omliep had hij een triomfantelijk gevoel. Er kon Justin Case niets ergs overkomen, omdat hij niet bestond.