95
Amoy kreeg de Mercedes-camper al bijna meteen in de gaten. Hij had hem de vorige dag ook al gezien, geparkeerd op een iets andere plek. Een teutoons voorbeeld van Duitse techniek, maar toch had hij er best graag zelf een willen hebben.
Met een voertuig als dit kon je immers overal naartoe. Met je hele gezin aan boord. Toch gek dat de eigenaren twee dagen achter elkaar bij de grensovergang bivakkeerden. Misschien dat hun papieren niet in orde waren, ze een dealtje met de douanebeambten hadden gesloten en dat vierden met hoeren en champagne? Iedereen die van deze grenshoertjes gebruikmaakte moest wel een gaatje in zijn hoofd hebben, want ze waren verslaafd, hadden een soa en waren in de macht van de politie. Amoy dankte de Heer dat hij een sterke vrouw had die hem veel kinderen schonk, hem op dat vlak goed in conditie, en ook van de straat hield.
Hij keek nog even verlangend naar de Geist en reed weer verder. Later zag hij hoe de camper omkeerde en hem vanuit de verte over dezelfde weg naderde. Hij verheugde zich erop dat ding eens goed te kunnen bekijken zodra hij werd ingehaald. Maar de camper bleef afstand houden.
Amoy draaide zich om op de bok. Van een kilometer afstand hield de camper gelijke tred. Het landschap was zo vlak dat de Geist goed zichtbaar was, als een overmaatse mestkever die zich scherp tegen de lucht aftekende. Waarom reed iemand met zo’n sterke camper niet harder dan tien kilometer per uur? Het koude zweet brak hem uit.
Hij bond de teugels aan het stoeltje naast hem. Het paard wist de weg naar huis. De viervoeter had de route de afgelopen maanden bijna honderd keer afgelegd en wist dat hem zijn haver al wachtte.
Voortdurend slikkend tegen zijn plotseling zo gortdroge mond liet hij zich van zijn wagen glijden waarna hij zich verborg in een struik langs de weg.
Ineengedoken sloop hij in een brede, halve bocht weg en hurkte hij even later tussen een rietkraag terwijl hij de camper zag naderen. De man achter het stuur was die jonge aanvoerder die afgelopen november zijn paard had doodgeschoten. Naast hem lag een vrouw te slapen. Maar dit was niet een van de vrouwen die de leider en zijn metgezel op het eerste stuk van hun reis hadden vergezeld, toen ze op Radu hadden geschoten; zo’n vrouw voor wie een man grif geld wilde betalen om vooral niets met haar te maken te hoeven hebben. Maar dit was een prachtige vrouw, met weelderig haar en een lichte huid.
Hij had genoeg gezien en haastte zich terug door het struikgewas totdat hij weer bij zijn paard-en-wagen was. Hij wierp zich plat op de bok om de indruk te wekken dat hij al die tijd had liggen slapen en hij het aan zijn paard had overgelaten om de weg naar huis te vinden.
Bij het naderen van de laatste bocht naar het kamp kwam hij overeind. Hij rekte zich uit en streek met veel vertoon het jasje en de broek van zijn gekreukte zwarte pak glad. Toneelspelen ging hem eigenlijk maar matig af, maar hij vermoedde dat het voldoende zou zijn aangezien de camper nog een dikke vijfhonderd meter achter hem reed en hij in de opkomende avondschemering bijna niet meer te zien was.
Ook interessant trouwens dat de jonge leider er niet aan had gedacht om de zijlichten aan te doen.