62
Toen Abi de rand van Sighetu bereikte, was het acht uur in de avond. Hij begon direct met het zoeken naar een geschikt voertuig om mee naar Brara te rijden. De afgelopen paar uur had hij bedacht wat hij precies zou vertellen tegen Madame, zijn moeder, wanneer ze het nieuws vernam dat drie van haar vier overgebleven kinderen bij een auto-ongeluk waren omgekomen, en hij was blij met wat zijn nachtelijke denkwerk had opgeleverd.
Zijn coup de théâtre aan boord van het vliegtuig zou daarbij van pas komen. Hij zou de gravin zijn buikproblemen uitleggen – dat hij last had gehad van diarree, misselijkheid, de hele bups – en over zijn beslissing om de nacht in Satu Mare door te brengen totdat zijn darmen weer rustig werden. Zijn vooruitziendheid inzake de extra koffer plus het feit dat geen van de spullen die in de auto werden aangetroffen van hem waren, zouden zijn bewering onderbouwen dat hij zijn broer en twee zussen slechts naar Brara vooruit had gestuurd om de boel daar te checken; ze hadden afgesproken dat ze terug zouden komen of hem zouden bellen over waar hij hen kon treffen, afhankelijk van wat voor situatie ze aantroffen. Het was eigenlijk niet zijn fout dat Mihael Catalin de communicatie had verbroken en zich schuilhield, waardoor het Corpus gedwongen was om zelf te onderzoeken of zijn beweringen wel klopten.
Tijdens zijn twee uur durende wandeling liet Abi in gedachten elk mogelijk scenario de revue paseren, inclusief de mogelijkheid dat hij op de vlucht zou moeten slaan. Hij wist dat Milouins en Madame Mastigou hem zouden wantrouwen, maar het was denkbaar dat Madame, zijn moeder, gegeven hun goede onderlinge contact van de laatste tijd hem het voordeel van de twijfel zou geven. Wat zou hij antwoorden als ze hem vroeg naar zijn theorie over het ongeluk? Dat Rudi op zijn best een hopeloze chauffeur was, en dat ze na twee vertraagde vluchten allemaal doodop waren geweest? Dat het weer afschuwelijk was geweest met al die sneeuw en dat nagenoeg alle luchthavens gesloten waren geweest? Dat hij Rudra, Dakini en Nawal nog had willen overhalen om hun onderzoek tot de volgende ochtend uit te stellen, maar dat ze hem hadden overruled? Wat ongetwijfeld iets te maken had met hun verbolgenheid over wat zich in Mexico had afgespeeld. Terwijl Sighetu steeds dichterbij kwam, moest hij zich ertoe dwingen om zich niet langer blind te staren op wat er allemaal wel niet zou kunnen gebeuren, maar zich te concentreren op het hier en nu.
Wat hij niet nodig had, was een moderne auto met een of ander irritant, gecompliceerd alarmsysteem dat de halve stad wakker maakte en alle aandacht trok naar die vreemdeling in hun midden. Vau, of in elk geval de door Asperger geplaagde kant van hem, was een genie geweest in al die technische abracadabra, en Abi had dat soort dingen altijd graag aan hem overgelaten. Maar de vijf jaar oude Dacia Logan van Roemeense makelij waar hij nu naar keek, zou zijn verstand niet te boven gaan. In Roemenië reden duizenden van die dingen rond, en met het verwisselen van nummerplaten zou hij absoluut geen probleem hebben. Deze auto’s waren ook nog eens ontworpen voor pokkenwegen, hoog op de wielen en met een goede vering. Ze hadden de helft minder onderdelen dan de Renault waarop ze gebaseerd waren, en geen hippe elektronische snufjes. Perfect voor de klus.
De vijfde van zijn setje lopers paste in het slot. Hij keek even snel om zich heen. Op dit tijdstip van de avond en met dit weer waren mensen bezig om de boel af te sluiten, niet om zich voor te bereiden op een avondje stappen. Waarschijnlijk zou de diefstal van een auto pas de volgende ochtend worden opgemerkt, wanneer hij al lang en breed verdwenen zou zijn en andere kentekenplaten zou hebben. Ja. Hij kon er net zo goed gewoon voor gaan.
Dezelfde sleutel als die voor het portier had gewerkt paste ook in het contactslot. Heerlijk. Waarom waren alle westerse auto’s niet zo gemaakt? Hij gaf de motor voldoende tijd om op te warmen en gunde zichzelf intussen een moment om zich bewust te ontspannen – zijn ademhaling te reguleren – en van gespannen gewoon weer waakzaam te worden.
Het sneeuwde nog steeds, maar de wegen waren beslist begaanbaar. Werd het slechter, dan zou hij gewoon een fourwheeldrive moeten stelen. Of een pick-up. Saperlipopette! Wie weet zou hij zelfs een sneeuwruimer moeten jatten. Er was niets, helemaal niets, wat hem in verband kon brengen met de drie West-Europeanen die dood in dat ravijn lagen. En hij vermoedde dat de plaatselijke politie hier in Sighetu niet al te veel van haar kostbare tijd en beperkte middelen zou willen verknallen aan een diepgaand onderzoek naar wat duidelijk gewoon een tragisch ongeval als gevolg van het weer was.
Hij werd zich bewust van een ontluikend gevoel van vrijheid. Het was echt waar: van zijn naaste familie was hij de enige die nog leefde. Een willig weeskind. De laatste overlevende van het Duivelsdozijn. De adellijke titels van de familie bezat hij allemaal al. En als Madame, zijn moeder, stierf – wat met of zonder zijn hulp hoe dan ook zou gebeuren – zou hij zo schatrijk worden dat het Croesus’ dromen zou hebben overtroffen. En hij was nog maar een twintiger; met ledematen, hersens en familiejuwelen nog intact. Jezus. Hij zou zelfs kunnen besluiten om een vrouw te huwen en zich voort te planten als hij zin had. De wereld en al zijn verworvenheden, dacht Abi, lagen aan zijn voeten.
Maar eerst dit.
Hij had nog altijd een rekening te vereffenen met Joris Calque en Adam Sabir. Daarna zou zijn triomf compleet zijn.