23
Dracul wachtte een week voordat hij met heel zijn hebben en houden naar de kloostergrot van Orheiul Vechi verhuisde. Hij vertelde iedereen dat zijn vaders verdwijning, het feit dat hij zijn kinderen had verlaten en zijn verdriet om de zonden van zijn beide ouders hem tot dit besluit hadden genoopt en dat hij op een heilige plek boete wilde doen.
Ondertussen stuurde hij Antanasia naar alle crîsmas, kantines en bodega’s, in elk geval daar waar ze haar niet kenden. Ze zou er dansen en verhalen vertellen. Omdat ze duidelijk half zigeuner was, zou zoiets niet vreemd overkomen. Een gewoon Moldavisch meisje zou zich voor geen goud in dergelijke gelegenheden wagen. Maar Antanasia hield van haar broer en wilde hem graag van dienst zijn.
Zodra de mannen flink in het glaasje hadden gekeken zou ze hun de geruchten toefluisteren over een jongeman die naar Orheiul Vechi was verhuisd, dat hij een kluizenaar was geworden en wachtte totdat de Heilige Vader tot hem zou spreken.
‘Een jongeman? De Heilige Vader die tot hem spreekt? Hoe bedoel je?’
‘Het is maar een gerucht. Maar er wordt gezegd dat het de belangstelling van de aartsbisschop heeft gewekt.’
‘De aartsbisschop? Waarom zou het hem moeten interesseren?’
‘Hij heeft het de patriarch verteld. En ze zeggen bovendien dat de paus de gebeurtenissen op de voet volgt.’
‘Gebeurtenissen? Welke gebeurtenissen?’
Steevast vormde zich dan een kringetje om haar heen, want Antanasia was niet alleen mooi maar bovendien erg overtuigend. Mannen werden in weerwil van zichzelf naar haar toe gezogen. Achter haar onschuldige voorkomen loerde schranderheid. Een verleidelijke combinatie.
‘Dat de jongen…’ Hier aarzelde ze dan even, precies zoals Dracul haar had opgedragen. ‘Dat de jongen… de wederkomst van de Heer is.’
Waarop de mannen een kruis sloegen. Misschien nog wel beter dan haar broer begreep Antanasia dat de drank mannen goedgelovig maakt. En ook dat wanneer ze die avond met hangende pootjes thuiskwamen het vaak hielp als ze hun boze vrouwen en moeders op een paar sappige geruchten konden trakteren. Dat iemand, die weleens de Wederkomst kon zijn, zich op dat moment in Orheiul Vechi bevond, ging erin als koek.
Eeuwenlang was er gespeculeerd dat de Heer ergens in Oost-Europa zou worden wedergeboren. Moldavië had echter weinig goede papieren. Het was verreweg het armste land van heel het Oostblok, ingeklemd tussen twee dominante buurlanden, zonder kustlijn, met een junta aan de macht, en corrupt. Een gerucht als dit zou het land van een suffig tweederangsland in een zinderend bedevaartsoord kunnen veranderen, het een hogere status kunnen schenken om zich aldus te kunnen weren tegen de Roemenen en de Russen die het kleine Moldavië verachtten en het maar al te graag wilden inlijven. Een dikke 96 procent van alle Moldaviërs beschouwde zichzelf, ondanks hun communistische verleden, nog altijd als oosters-orthodox en daarmee verbonden met het patriarchaat van Moskou. Het zou een triomf zijn.
‘Waarom zou die paus daarginds in Rome geïnteresseerd moeten zijn? De Wederkomst is er een van ons. Hij is oosters-orthodox.’
‘Ja, ja. Natuurlijk is hij dat. Maar begrijpen jullie het dan niet? Zijn bestaan kan de kerken weer bijeenbrengen, het schisma weer ongedaan maken. Alleen zullen wij deze keer een stuk sterker uit de bus komen.’
Zodra de mannen laat op de avond weer thuiskwamen, vastberaden om hun vrouwen tegemoet te komen, zouden ze het verhaal over de wederkomst van de Heer doorvertellen. En de vrouwen zouden sceptisch zijn.
‘Wie heeft je dat nu weer verteld? Een of andere hoer zeker?’
‘Nee, nee. Een priester. Hij kwam de crîsma binnengelopen om ons te bekeren. Hij vertelde ons over een jongen in Orheiul Vechi. Dat hij ons tot een voorbeeld zou zijn. De oude kluizenaar die er woont, keek naar de jongen en zag wie hij was. Nu is hij dood, en heeft de jongen zijn plaats ingenomen.’
‘Je bent dronken. Wat een onzin. Er is helemaal geen Wederkomst.’
‘Jazeker wel. En hij is een Moldaviër. Je zou trots moeten zijn in plaats van boos. Ik heb er bijna de drank door opgegeven.’
‘Jij? De drank opgegeven? Dat zou inderdaad een wonder zijn.’
Daarna zouden de vrouwen onder elkaar gaan kletsen, precies zoals Dracul wel had verwacht. Zelfs de priesters die het dorp aandeden zouden aan de tand worden gevoeld. Ze zouden al snel doorhebben dat het beter was om te doen alsof ze van de jongen in Orheiul Vechi af wisten dan zo’n hot item onder hun kudde te negeren.
Langzaam maar zeker begonnen kleine groepjes van hoofddoekdragende vrouwen aarzelend pelgrimstochtjes naar de heilige plek te maken. Dracul speelde het spel van meet af aan behoedzaam mee. Dagelijks nam hij zijn plekje op een rotsplateau in vanwaar hij uitkeek over de rivier de Boeg en hij vanaf het grote stenen kruis – verder durfden de vrouwen zich niet te wagen – goed zichtbaar was. Daar zat hij gewoon, in kleermakerszit en zwijgend in alle talen. Wat voor weer het ook was, hij staarde stoïcijns voor zich uit over de weidse vlakte. Af en toe stond hij op en hief hij zijn armen. De eerste keer dat de vrouwen hem navolgden, wist hij dat hij op succes kon rekenen.
Al snel trokken grote groepen pelgrims elke zondag naar het klooster. Er vormden zich rijen om de kluizenaar te kunnen zien. In de weken voorafgaand aan zijn eerste openbare verschijning had hij een baardje gekweekt, en zijn haar, dat hij speciaal voor dit doel al een jaar lang niet meer had geknipt, reikte inmiddels tot zijn schouders. Nu pas vond hij dat hij overtuigend genoeg leek op de plaatjes, iconen en beelden van Jezus Christus die elke kerk en elk huis in heel Moldavië opsierden.
Toen afgevaardigden van de aartsbisschop van Chisinau een kijkje kwamen nemen, weigerde hij zijn rotsplateautje te verlaten waardoor het voor de kerkelijke inspecteurs onmogelijk was om hem van dichtbij te aanschouwen. De impasse duurde vijf dagen. Voor degenen die vanaf het grote stenen kruis toekeken leek het dat de kerkelijke afgezanten uit bewondering waren gekomen, en niet om hem aan een kritisch onderzoek te onderwerpen.
‘Wat is zijn naam? Hoe wordt hij genoemd?’
Antanasia mengde zich onder de toeschouwers rondom het kruis. ‘Ze zeggen dat Hij Mihael heet,’ fluisterde ze tegen de vrouw van wie ze vermoedde dat ze de spil van de groep vormde. ‘“Hij die als God is.” Dat Hij alleen op het feest van de theofanie zal spreken. Tot dan communiceert Hij alleen met God de Heilige Vader.’
‘Mihael? Een mooie naam. “Hij die als God is”, zeg je? Maar daarmee is alles toch gezegd? Dat is toch het bewijs dat deze jongen inderdaad de Wederkomst is?’
Toen het eerste wonder zich voltrok was er verder geen bewijs meer nodig. Deze mensen gingen niet meer weg.