68
Markovich klapte zijn mobiele telefoon dicht. ‘Zeg, die auto van Andrassy…’
‘De Simca, ja?’
Abi keek uit het raam. Een van Markovich’ mannen zat achter het stuur van de tien jaar oude Lada Niva-diesel, eigendom van de kruisvaarders. Abi zat naast hem, met pal achter hem Markovich. De twee andere kruisvaarders waren in Brara achtergebleven om zich te ontdoen van Andrassy’s lichaam.
Het zou niet verstandig zijn om in deze fase de Roemeense politie erbij te betrekken, meende Abi. En dus had hij de kruisvaarders opgedragen om in de gehavende woning een graf te graven, dit hermetisch af te sluiten en onder het puin te bedekken. De kans was uiterst klein dat iemand in de nabije toekomst de moeite zou nemen om de woning op te knappen. Het graf kon jarenlang onaangeroerd blijven. Net als al die duizenden graven die tijdens het bewind van Ceausescu in het geheim waren gegraven. Wat stond er ook alweer in Prediker? Het ene geslacht gaat en het andere geslacht komt, maar de aarde zal altoos bestaan. Abi’s mond vertrok zich tot iets wat zweemde naar een glimlach.
‘Hij is acht uur geleden gespot bij een garage vlak bij Sibiu.’
‘Waarom horen we dat nu pas?’
Markovich trok een gezicht. ‘Het leek ons niet belangrijk. Natuurlijk heb ik onze man binnen de Roemeense politie verzocht om een proces-verbaal op te maken van de autodiefstal, maar ik ging er niet van uit dat het iets zou opleveren. Ik ging ervan uit dat de zwangere zigeunervrouw ervandoor was gegaan en dat Andrassy haar had gevolgd.’
‘Ervandoor gegaan? Een zwangere vrouw?’
Markovich slikte. ‘Ik verwachtte elk moment een bericht van Andrassy. Maar niet omdat hij dood was. Denkt u dat die vrouw hem heeft vermoord?’
Abi haalde misprijzend zijn neus op. ‘Nee. Volgens mij heeft de sukkel zich in een hinderlaag laten lokken; waarschijnlijk door die vent van haar. Typisch zo’n les die je één keer in je leven leert.’ Abi spreidde de kaart open op zijn knie. ‘Goed, vertel me maar eens, Markovich, waar ligt dat Sibiu?’
Markovich boog zich naar voren. ‘Hier,’ zei hij, en hij prikte met een vinger naar de plek op de kaart.
‘Waarom denkt u dat ze daarnaar op weg zijn?’
Markovich haalde zijn schouders op.
‘En die bergen, hier? Vlak onder Sibiu?’
‘Dat zijn de Karpaten.’
Abi liet de lucht tussen zijn lippen ontsnappen en richtte zich tot de bestuurder. ‘Jij. Spreek je Engels?’
‘Ja. Ik was vroeger gids.’
‘Nou, gids me dan maar. Hoeveel mensen woonden er in dat kamp waar Andrassy binnenviel?’
De man wierp een snelle blik in de achteruitkijkspiegel. Markovich knikte.
‘De dorpelingen wisten het niet precies toen we ze dat vroegen. Zo’n zeven à acht personen, dachten ze.’
‘Beschrijf ze voor me.’
‘Die dorpelingen?’
‘Nee, die zigeuners, domoor.’
‘Nou, er waren twee zwangere vrouwen…’
‘Twee, zeg je?’
‘Ja. Een ouwe bes zei me dat er duidelijk twee waren. Eentje stond op springen, en eentje had nog een tijdje voor de boeg. Twee, misschien drie maanden. Daarnaast waren er nog twee kinderen.’
‘Er waren ook kinderen?’
‘Ja. Jonge kinderen. Een jongen en een meisje.’
Abi sloot zijn ogen. ‘Allemaal zigeuners?’
‘Nee. Ook nog twee buitenlanders. Niet-Roemenen. Twee mannen. De rest was zigeuner. Maar ook weer geen geboren Roemenen. Ze hadden een accent.’
‘Hoeveel vrouwen in totaal?’
‘Drie. Althans, voor zover ze het zich konden herinneren.’
‘Dan hebben we het dus over twee zwangere vrouwen en de moeder van die kinderen?’
‘Ja, dat neem ik aan.’
‘En de mannen?’
‘Tja, dat weet ik niet precies. De ouwe bes zei dat ze kwamen en gingen.’
‘Maar die twee zwangere vrouwen hadden allebei hun man bij zich?’
‘Zeker weten.’
Abi keek weer op de kaart. Had Radu het dan toch overleefd nadat de meiden op hem hadden geschoten? Dat zou betekenen dat hij zich op de een of andere manier bij Calque, Sabir en de twee zigeuners – de draagster van de zogenaamde Wederkomst, en haar man – moest hebben gevoegd nadat iemand hem had opgelapt. Waarschijnlijk die zigeuner met dat dode paard. Respectvol, hoewel hij dat liever niet wilde toegeven, boog Abi even zijn hoofd. De rotzak had dus al die tijd de naam van het dorp geweten. Tja. Geen wonder. Hij had die twee kinderen voor zijn ogen moeten villen en gewoon zijn werk moeten afmaken. Dat kreeg je van dat sentimentele gedoe. Die fout zou hij niet meer maken.
Maar één ding wist hij zeker. Toen Radu eindelijk weer bij bewustzijn kwam, moest hem het angstzweet zijn uitgebroken; doodsbenauwd dat zijn vier ontvoerders linea recta naar Samois zouden terugkeren om, nu hij was ontkomen, zich te wreken op de kinderen. Of wellicht zijn vrouw. Om hem op die manier te pakken. Het was dus meer dan logisch dat hij zijn vrouw, de twee kinderen en hun ouders zou hebben laten overkomen. Waarmee het aantal mensen in het kamp zou zijn verklaard. In dat licht bezien stak alles gewoon logisch in elkaar. Want Radu zou echt geen vreemden willen betrekken in iets waarvan hij wist dat het om leven of dood ging.
Dus misschien was Radu’s vrouw die ándere zwangere vrouw? Ja. Hij herinnerde zich dat Radu hun vieren smeekte om hem terug te laten keren naar Samois om zijn zwangere vrouw te kunnen vertellen dat ze hem meenamen naar Roemenië. Wat had hij ook alweer gezegd? Abi bladerde door zijn geheugen alsof het een archieflade was. ‘Maar ik moet wel afscheid nemen van mijn vrouw, want anders raakt ze bezorgd. We zijn van de zomer getrouwd. Ze is zwanger. Voor haar zal het moeilijk worden.’ Dat waren zijn woorden geweest. Abi maakte het rekensommetje. Ja. Zij moest het zijn. Hij wist zeker dat Yola Dufontaine nog niet klaar was om kuit te schieten, want hij had samen met zijn moeder de opname van Lamia’s laatste telefoongesprek beluisterd waarin ze van alles en nog wat over Yola had verteld. Hij had namen, leeftijden, alles. Tot zo’n beetje de kleur van haar ondergoed.
Hij liet zijn handen in zijn schoot vallen. Dus Radu’s vrouw was degene die op het punt van bevallen stond? Dat veranderde de zaak. Want Radu, zoals het Corpus tot zijn schade had ontdekt, was meer dan alert: eerst de koperslager – die zigeuner wiens paard door Abi was omgelegd – tegen het lijf lopen en in een opwelling de man vervolgens weten over te halen om hem de grens over te smokkelen. Daar moest je behoorlijk leep voor zijn.
Abi’s vinger gleed over de kaart omlaag naar de grensstreek waar het viertal Radu uit het oog had verloren.
De koperslager had een paard-en-wagen. Het was dus niet waarschijnlijk dat hij ver van de grens woonde. Waarschijnlijk ging hij dagelijks de grens over.
Abi trok een denkbeeldige lijn van Sibiu naar de grensovergang. Deze liep pal door het hart van de Karpaten.
‘Die Simca van Andrassy, viel daarmee te rijden?’
‘O, zeker. Soms sliep hij erin als hij geen overnachtingsplek kon vinden. Net als wij in deze auto. Hij had slaapzakken bij zich, eten, een petroleumkacheltje. En zonder sneeuwkettingen of winterbanden red je het niet in dit weer. Hij zou op z’n minst sneeuwkettingen hebben gehad. Maar hij stond niet echt hoog in de hiërarchie, dus hij reed in een oud geval. Maar het ding deed het.’
‘Zijn alle wegen door de Karpaten open?’
‘Allemaal, behalve deze.’ Markovich wees naar de bergpas bij Transfagarasan. ‘Die is ’s winters dicht. Daar kom je onmogelijk langs. Die kun je dus wegstrepen. De Simca zal net als al het verkeer de hoofdwegen nemen.’
‘Waarom wegstrepen? Ze weten donders goed dat we naar ze op zoek zijn. Het is vrij simpel om bij elk van de drie begaanbare wegen die ik hier aangegeven zie een uitkijk neer te zetten. Dat zouden zij ook weten. Een oude Simca herken je meteen.’
‘Maar het zou gekkenwerk zijn om ’s winters deze pas te nemen.’
‘Daar zou geen politie zijn, niemand die kentekens registreert. Geen gevaar van surveillance.’
‘Behalve het leger. Ze zouden je aanhouden.’
‘Het leger?’
Markovich oogde wat misselijk. ‘Ik heb het over de Roemeense elitetroepen, de Vanatori de Munte. Iedereen weet dat ze ’s winters hun oefeningen in de bergen houden. Hun kazerne staat in Curtea de Arges.’
‘Je bedoelt dat het leger die pas het hele jaar openhoudt?’
‘Eh…’ Markovich slikte. ‘Ja. Ik neem aan van wel. Ik heb gehoord dat vrachtwagenchauffeurs er weleens gebruik van maken. Om tijd te winnen. Bij minder slecht weer dan nu. Dat ze de soldaten omkopen om hen te laten passeren.’
Abi vouwde de kaart op. ‘Rij me erheen.’