27
‘Wist je dat ons land naar een hond is vernoemd?’
Antanasia keek haar broer aan. ‘Een hond?’ De laatste tijd was het voor haar steeds lastiger om te zien of Dracul in zijn wederkomstmodus verkeerde of dat hij gewoon zichzelf was. Het ene moment geloofde hij werkelijk dat hij de reïncarnatie van de wedergeboren Christus was, en het andere moment beschouwde hij het hele gedoe als één grote grap waarvan alleen hij de clou kende.
‘Ja. Prins Dragos jaagde op een oeros.’
‘Een oeros?’
‘Een koe van twee meter hoog. En duizend kilo zwaar. Net als die non van me, die met de wierook zwaait. Ze stierven uit in de zeventiende eeuw. Die koeien, bedoel ik. Niet de nonnen. Die houden nog steeds stand, helaas.’
Antanasia voelde haar maag samentrekken. Ze was bang van haar broer. Maar het was een vreemde angst. Als ze het moest omschrijven, zou ze antwoorden dat haar liefde en vrees voor hem hand in hand gingen. Een dierlijke behoefte. Zonder hem zou ze zich geen raad weten, met hem was ze doodsbang.
‘De prins was bij zijn jacht op dit beest vanuit de Maramures het huidige Moldavië in getrokken. Molda, zijn lievelingshond, was het beest goed op het spoor. Maar het beest was sterk, vocht alle honden van zich af. Totdat Molda hem uiteindelijk in de rivier wist te doden. Maar dat deed hij door met zijn bek de luchtpijp van de os dicht te bijten. De oeros viel opzij en belandde onder water. De hond werd meegetrokken en door de stroming meegesleurd. Prins Dragos huilde. Daarna vernoemde hij de rivier naar zijn hond, en ons land naar de rivier. Vind je het een mooi verhaal?’
‘Ja, Dracul. Ja. Heel mooi.’
‘Waarom?’
Het voelde alsof haar keel werd dichtgeknepen. Inmiddels herkende ze alle signalen. Dracul zou haar vragen stellen over een onderwerp waar ze niets van af wist. Hij zou geïrriteerd raken en haar slaan. En daarna de liefde met haar bedrijven om, getergd door schuldgevoelens over de moord op hun vader en dat hij niet van haar kon afblijven, ten slotte op haar schouder uit te huilen. Dan troostte ze hem, waarna hij haar dagen lang negeerde. Dagen waarop ze zo wanhopig werd dat ze zichzelf soms het liefst van het leven wilde beroven. En dan, vlak voordat ze haar noodlottige besluit nam, verscheen Dracul steevast met een duur cadeau om het goed te maken. Dan zei hij dat hij van haar hield, dat ze voortaan alleen de zijne moest zijn. Dat ze nooit meer naar een andere man moest kijken.
Om haar twee dagen later te verpooieren aan een of ander onbeduidend bureaucraatje dat hij te vriend moest houden. En als ze dan terugkeerde van wat hij haar had bevolen, was hij boos, dwong hij haar de intiemste details te vertellen van wat er was gebeurd. Tot de miniemste ademhaling, de vluchtigste streling aan toe. Het grootste deel van de tijd voelde ze zich ontdaan. Maar de bloedband met Dracul was sterk, dat wist ze. Hij was een deel van haar. Leefde hij, dan leefde zij. Stierf hij, dan stierf zij met hem. Zo eenvoudig was het. Een huwelijk dat in de hel was gesloten.
Soms vroeg ze zich af wat ze in een vorig leven moest hebben uitgehaald om dit lot te verdienen. Waarom had Dracul, met inmiddels tienduizend volgers, haar nog langer nodig? Voor hen was hij de nieuwe Messias. De wedergeboren Christus. Sinds de onafhankelijkheid van Moldavië bezaten degenen met geld en connecties de vrijheid. En Dracul had beide.
Al snel na de afscheiding van de Sovjet-Unie hadden de autoriteiten hem toestemming gegeven om op de Moldavische hoogvlakte zijn eigen dorp te bouwen. Daarvoor had hij wat lieden moeten omkopen en een vast aantal stemmen moeten garanderen, want in Moldavië kreeg je niets cadeau. Maar Dracul kon het zich veroorloven. Hij had zijn volgers weten over te halen dat een dikke 25 procent van hun jaarinkomen voor zijn kerk bestemd moest zijn, samen met hun stem. Van de Russen had hij immers één belangrijke les geleerd; dat zonder politieke macht de spiritualiteit geen vlucht zou nemen.
En het aantal volgelingen nam met de dag toe. Zelfs in een land waar een groot deel van de bevolking dagelijks van nog geen twee dollar moest leven, begonnen de geldstroom en het aantal stemmen al aardig aan te tikken. Tel daar de donaties die Dracul alias Mihael inmiddels vanuit Hongarije, de Oekraïne en de Roemeense diaspora binnenkreeg bij op, en de bedragen vlogen de pan uit. Alleen een dom politicus zou geen goede vriend willen zijn van een man die door velen als de reïncarnatie van het Opperwezen op aarde werd beschouwd.
In het oosten was het al lang de gewoonte om een deel van je verdiende geld aan de kerk te schenken. Het zou je dichter bij God brengen, was de gedachte. Gewoonlijk ging het om tien procent van het inkomen, maar Mihael wilde het anders. Zijn mensen dienden een offer te brengen dat zichtbaar was. Daarmee zouden ze zich onderscheiden. Zuiverder zijn. Spiritueler. Lijdend voor hun geloof. Martelaren zelfs. Dat sommige armere volgelingen als gevolg van Mihaels tienden hartje winter bijna de hongerdood stierven maakte op Mihaels alter ego, Dracul, hoegenaamd geen indruk. Als zij hulp behoefden, zouden anderen zich wel over hen ontfermen. Sommige mensen waren nu eenmaal geboren om te leiden, en anderen om te volgen. En hij was een geboren leider.
Ook het feit dat zijn modeldorp floreerde droeg bij aan zijn status. Het had zijn eigen zaagmolen en smidse, een dorpshuis en groentetuintjes voor alle dorpsgezinnen. En ook een kerk die Dracul zelf had ontworpen en die een kruising leek tussen een sterrenwacht, een planetarium en een voetbalstadion. Voor het dak was uit India geïmporteerd bladgoud gebruikt. Russisch glas-in-lood was speciaal vervaardigd voor de ramen. De kerk was een wonder. Elke zondag begaf Dracul/Mihael zich blootsvoets naar de kerk en glimlachte hij, met het haar wapperend over zijn schouders, gereserveerd naar zijn aanbiddende volgelingen.
Zo nu en dan bleef hij staan en leek hij in hoger sferen, alsof hij direct met God communiceerde. Dan schaarden zijn volgelingen zich stilletjes om hem heen en hielden ze de ogen strak op hem gericht. De stilte kon wel vijf minuten aanhouden. Waarna Mihael met een glimlach een zegenend gebaar maakte en de processie verder liep alsof er niets was gebeurd.
Het werkte elke keer weer. Toen Dracul elf jaar daarvoor in de stenen slaapzaal van het klooster te Orheiul Vechi van zijn verwondingen herstelde, had hij ruimschoots de tijd gehad om de gewoonten van de oude monnik te observeren. En nu vormden ze de basis voor hoe hij zichzelf manifesteerde. De oude kluizenaar raakte halverwege zijn Bijbellezingen vaak in een contemplatieve trance die wel vijf of zelfs tien minuten kon duren. Destijds had Dracul zich er mateloos aan gestoord; de monnik moest gewoon zijn verhaal voorlezen, klaar. Maar toen al voorvoelde hij de mogelijkheden die je met een dergelijke techniek ter beschikking stonden.
Ja, voor Dracul liepen de zaken op rolletjes. Hij had zijn kudde, hij had Antanasia. Hij had geld op de bank en binnenkort zou hij zich wagen aan wat verlicht gechicaneer.
Hij zou de fanatiekste onder zijn mannelijke volgelingen opdragen om in het geniep de plaatselijke moskee plat te branden.