69
Antanasia Lupei lag op haar buik, met haar armen gestrekt voor zich en haar benen in een V. Ook deze waren geketend.
De afgelopen uren was ze herhaaldelijk wakker geschrokken zonder precies te beseffen waar ze was. Eénmaal was ze wakker geworden terwijl haar broer boven op haar lag en als een hond, schokkend met zijn heupen, in haar tekeerging. Haar gedachten waren een paar lange momenten afgedwaald naar het ouderlijk huis, met vader die nog leefde en haar broer die, wanneer vader even niet keek, haar even lekker voor zichzelf nam, haar tegen de slaapkamermuur pinde of voorover over het aanrecht boog als vader in een van zijn dronken razernijen weer eens tegen de buren uitvoer. Maar ze had niets gevoeld van wat Dracul met haar uithaalde. Geen zweem van penetratie. Geen pijn. Alles was gevoelloos. Alsof een geest met haar paarde.
Vreemd genoeg leken ook haar lippen en haar hoofd gevoelloos, bijna alsof ze een verdovende injectie hadden gekregen. Ze vroeg zich af of Dracul haar drogeerde, en ze besefte dat dit het geval moest zijn. Ze zou zijn gewicht op haar wonden anders nooit hebben kunnen verdragen.
Later, toen ze weer ontwaakte, keek ze moeizaam achterom in een poging te ontdekken hoe het werkelijk met haar rug gesteld was, maar het lukte haar niet om haar hoofd van het kussen op te tillen. Pas op dat moment ontdekte ze dat Dracul haar met een netwerk van leren riempjes aan het bed had vastgebonden. Als ze haar ogen helemaal naar rechts dwong, zo ver als ze maar kon, tekende zich tegen het licht net aan een schim van een van de riempjes af.
‘Als je me niet de naam opbiecht van de man met wie je heimelijke ontmoetingen hebt, de man die jouw voorkeur heeft boven mij, zal ik je omdraaien en je er van voren van langs geven.’
Antanasia sloot haar ogen. Hij had hier dus al die tijd gezeten en haar gadegeslagen. Had hij uiteindelijk dan toch zijn verstand verloren? De pragmatische plattelandsmeid in haar had al lang geleden het risico onderkend dat het weleens zover zou kunnen komen. Voor een lichtgeraakt iemand als Dracul was het funest te verkeren in een omgeving waarin niemand je durfde tegen te spreken. Waar iedereen benadrukte dat je God was. Dat alles wat jij deed perfect en gerechtvaardigd was. Stelde je een persoon als Dracul, gekweld door verdrongen schuldgevoelens, bloot aan een dergelijke persoonsverheerlijking, dan bestond het gevaar dat je daarmee een monster creëerde. Ze merkte dat ze ernaar snakte om zijn gezicht te zien, om voor zichzelf te kunnen vaststellen hoe ver hij zich al op het eenrichtingspad naar de gekte had gewaagd. Maar hij had het voor haar onmogelijk gemaakt hem aan te kijken, hem in de ogen te zien, oog in oog met hem te staan.
Ze zakte weg in een sluimering. Gedurende de afgelopen vijftien jaar, ruwweg de jaren waarin Dracul al als sekteleider triomfeerde, had Antanasia haar kennis al lezend verrijkt. Ook hadden ze satelliet-tv in huis, en dankzij buitenlandse documentaires had ze kennis kunnen nemen van de wereldgeschiedenis. Ze wist nu dat Draculs held, Josef Stalin, door precies eenzelfde vreeswekkende gelijkstelling aan God van een verlichte revolutionair was ontaard in een tirannieke despoot. Dat Molotov en Kaganovitsj in 1932 hun leider ervan hadden overtuigd dat alles wat hij deed, juist was. Dat de honderdduizenden Oekraïense koelakken die hij als gevolg van door de staat geïnitieerde hongersnoden had laten creperen een noodzakelijk offer waren geweest op weg naar een geslaagde collectivisering.
‘Ik zal zeep van ze maken,’ had Stalin jubelend verklaard.
Als het kerkelijke gezicht van haar broer had ze met veel Oekraïners kunnen spreken, want Albescu lag op slechts vijftig kilometer van de Oekraïense grens. Ze had talloze verhalen aangehoord over de grote hongersnood van 1931 tot en met 1933. Waarom wist ze niet, maar nu dwongen deze verhalen zich weer voor haar geestesoog, maar indringender nog, uitgebouwd en ingekleurd, alsof de opiaten waarmee haar broer haar drogeerde ze levensecht maakten.
Met name één verhaal drukte steeds zwaarder op haar in de uren dat ze half bij kennis was. Een vijfentachtigjarige vrouw, de grootmoeder van een van Draculs kruisvaarders en draagster van de traditionele hoofddoek, had haar op een dag terzijde genomen. Waarna de oude vrouw naar een broodwinkel had gewezen, een van de vele in Albescu.
Het was een alledaags tafereel. Klanten die zich in een keurige rij voor de winkel hadden verzameld. Al snel werden de mensen bediend. Ze bedankten de bakker en liepen met hun boodschappen weer naar buiten terwijl ze hun kinderen alvast een stukje brood gaven. Een tafereel dat over de hele wereld in duizenden soortgelijke straten te zien zou zijn.
‘Dus, baboesjka, wat wilt u me daarmee vertellen?’
De oude vrouw had met betraande ogen van de herinnering naar haar opgekeken. ‘Ik ben niet meer dan honderd kilometer hiervandaan opgegroeid. Bij Sharhorod, in de Vinnytsja Oblast.’ Ze sloeg een kruis. ‘Maar het zou net zo goed tienduizend kilometer ver weg kunnen zijn geweest van waar u nu naar kijkt.’
‘Wat is er gebeurd, moedertje? Waarom nam u me terzijde? Wat zie ik hier voor me?’
‘In 1933, ik was toen negen, gooide Stalin de grenzen van ons land dicht zodat niemand er meer in of uit kon. Vanaf dat moment waren veertigduizend mensen in ons deel van de Oekraïne gedwongen om elke dag in de rij te staan in de hoop wat brood te krijgen. De meesten waren vrouwen, net als u hier voor u ziet; wachtend in de rij in de hoop zichzelf en hun gezin te kunnen voeden. Maar dat is dan ook de enige overeenkomst. Echt de enige.’ Waarop de oude vrouw begon te huilen.
‘Rustig maar, baboesjka. Je hoeft het me niet te vertellen als het je zoveel pijn doet.’
De oude vrouw had haar betraande ogen naar haar opgeslagen. ‘Ik moet het u vertellen, mijn prinses. Anders zult u het niet begrijpen. Zult u niet kunnen begrijpen waarom ik, mijn dochter en mijn schoonzoon ons hele hebben en houden hebben opgegeven om hiernaartoe te reizen en bij u te wonen, hier, in de gemeenschap van de leider.’
Een koude, onbehaaglijke rilling was over Antanasia’s rug getrokken. Als de eerste donderslag vanuit het westen die aangeeft dat een storm ophanden is. Ze had de hand van de oude vrouw vastgepakt. ‘Vertel het me dan maar, moedertje. Ik luister.’
‘Op de dag waarover ik praat, moest ik van mijn vader de plek van mijn moeder in de rij bewaken omdat ze te zwak was om dat nog langer zelf te doen. Ziet u, mijn moeder zou het nooit hebben geaccepteerd dat mijn vader het werk deed dat in haar ogen bestemd was voor vrouwen. Ze had nog altijd haar trots. Op en top een Oekraïense vrouw. Uur na uur stond ik in de rij terwijl mijn moeder, die iets verderop langs de kant van de weg uitrustte, nauwelijks op adem kon komen. Om nog overeind te kunnen blijven hield iedere vrouw zich uiteindelijk maar vast aan de riem van de vrouw voor haar. Hadden we dat niet gedaan, dan zouden we allemaal van uitputting ineen zijn gezakt. Het wachten ging de hele dag door. Zwangere, verminkte en oudere vrouwen kregen geen voorrang, mijn prinses. Ze moesten in de rij op hun beurt blijven wachten, of, als ze te verzwakt waren, in de berm achterblijven zonder op een stuk brood te hoeven rekenen. Ziet u, kameraad Stalin had ervoor gezorgd dat iedereen hetzelfde werd behandeld. Zoals mijn vader zou hebben gezegd: “Hij heeft ons allemaal gelijkgemaakt.”’ Ze schudde haar hoofd en haar kin begon te trillen; spasmodisch, haperend, alsof ze een zin probeerde af te maken maar het niet langer kon.
‘Ten slotte, na uren van stilte die slechts werden doorbroken door hoestaanvallen en het geschuifel van voeten, begon een van de vrouwen te jammeren. Het werkte als een virus. Al snel daarna jammerden alle vrouwen. Het klonk zo luid en het ging zo lang door dat het leek alsof deze eindeloze rij vrouwen zichzelf had getransformeerd tot één getormenteerd dier dat enkel nog geschikt was voor het slachthuis. Een dier dat gek genoeg precies doorheeft wat het te wachten staat. Een dier dat de marteling van zijn basale angst moet doorstaan.’
Antanasia’s hand schoot naar haar wang. ‘Maar hoe hebben jullie het overleefd, baboesjka?’
De oude vrouw zuchtte. ‘In de tijd waarover ik spreek zwierven bendes rond, meestal partijactivisten. Fanatieke communisten. Ze infecteerden het platteland, bespioneerden ons vanuit de wachttorens die kameraad Stalin had laten bouwen om ervoor te zorgen dat de boeren naar zijn pijpen dansten. Ze moesten allemaal hun aandeel leveren, daar ging het om. Kameraad Stalin had enkele velden uitgezocht als testakkers, ziet u, en ze flink laten bemesten. De graanoogst die ze opleverden werd gewogen en genoteerd. Daarna moesten de koelakken, zonder bestrijdingsmiddelen of kunstmest, deze opbrengst eerst evenaren voordat ze hun gezin mochten voeden. Maar het was gewoon onmogelijk om zo’n oogst binnen te halen, prinses. En dus verhongerden we. De communistenbendes verschenen en vernederden de uitgehongerde boeren, behandelden ze als honden, pisten op het eten dat nog over was. Verkrachtten hun vrouwen, dwongen de mannen om tegen elkaar te vechten en daarbij als vermaak te blaffen als honden. En ondertussen voortdurend maar loerend naar kinderen om te stelen.’
‘Te stelen?’
‘Ja. Om ze voor hun eigen gerief te misbruiken en daarna te verkopen voor voedsel.’
Antanasia’s hand gleed omlaag naar haar keel.
‘Ze stalen mij. Mijn vader was verzwakt, maar toch rende hij ze achterna, smeekte ze om me te laten gaan en hém mee te nemen.’
‘Wat deden ze toen, baboesjka?’
‘Ze deden alles met me wat ze wilden en mijn vader moest toekijken. Daarna vermoordden ze hem, en sneden hem als een varken in stukken. Ze verkochten de stukken aan onze buurman in ruil voor een vat augurken.’
Antanasia schudde haar hoofd. Ze kon haar ogen niet afwenden van het gezicht van de vrouw. ‘En u?’
‘Ze vonden me leuk. Vooral een van hen. Ik deed hem denken aan zijn dochter in Georgië. Ze hielden me bij zich als hun speeltje. Zo wist ik de vier jaar daarna te overleven. Later, toen de Duitsers kwamen, wisten wij vrouwen al meteen wat we konden verwachten. Van hetzelfde laken een pak.’ De oude vrouw wendde haar gezicht iets af.
‘Baboesjka, waarom vertel je me dit?’
De oude vrouw glimlachte en legde haar vrije hand op die van Antanasia. ‘Omdat als ik naar uw ogen kijk, prinses, ik herken wat ik daarin zie.’
‘Wat? Wat zie je dan in mijn ogen? Vertel het me.’
De blik van de vrouw werd wezenloos. ‘Wat ik zie? Niets. Gewoon twee ogen, meer niet. Net als de mijne. En die van al die trieste vrouwen die mij voorgingen.’ Ze aarzelde, alsof ze niet tevreden was over deze conclusie, de manier waarop ze haar verhaal had afgesloten. Bijna boos keek ze weer op. ‘Wat kunnen ogen eigenlijk vertellen? Later, tijdens de Grote Zuivering van 1938 zagen deze ogen de executie van driehonderd mensen op één avond. Mijn Georgische “vader” was de hoofdbeul, gebruikte hetzelfde Nagant-pistool als waarmee hij mijn echte vader had vermoord. Twee man hielden de man of vrouw vast bij de armen, zoals je een fazant aan zijn vleugels vasthoudt. Zo strekt de hals zich automatisch. Daarna schoot mijn “vader” de gevangene dwars door de schedelbasis. Weer een andere “vader” schoot degenen die nog niet helemaal dood waren door de slaap. Daarna werden de lichamen in kuilen geworpen die met dynamiet in de permafrost waren gemaakt. “De vlucht van de zwarte raaf”, zo werd de moordpartij genoemd.’
De oude vrouw haalde haar schouders op, een handeling waaruit duizend jaar van lijden sprak.
‘Dit is wat ik u wilde vertellen, mijn prinses. Die ogen van u. Die ogen die zich nu met tranen vullen. Ze lijken op die van mijn vader, die van mijn moeder. En op die van de zwarte raaf die op die avond over ons heen vloog en de zielen van de doden en zij die op sterven na dood waren in zijn bek meevoerde.’