5
Dracul werd wakker en merkte dat hij niet in zijn geheime crypte lag, maar op een stenen bed van de slaapzaal van het grottenklooster van Pestere. Achter zijn hoofd en bij zijn voeten brandden kaarsen.
Even dacht hij dat hij misschien dood was, dat de dorpsbewoners zijn lichaam hadden gevonden en hem hadden klaargelegd voor de wake. Vervolgens drong het tot hem door dat hij nog altijd de jas van astrakanbont omhad en nog steeds pijn voelde. En dode mensen, zo wist hij, voelden geen pijn.
In het verleden was hij vaak genoeg de monnikenslaapzaal binnengeslopen wanneer het weer omsloeg of wanneer hij een weliswaar onbeduidende behoefte had aan de nabijheid van een ander. De oude monnik was halfdoof. Het was een makkie geweest om achter zijn rug om stilletjes naar binnen te glippen, wat van zijn voedsel te gappen en zich schuil te houden totdat de storm was uitgeraasd.
Dan doodde hij de tijd door de oude monnik stiekem te begluren bij het maken van zijn iconen, of naar zijn gemompel en zijn gebeden te luisteren. Soms vermaakte hij zich door een paar van diens spullen iets te verplaatsen. Een klein stukje maar. Naar een andere stoel, bijvoorbeeld. Of naar een andere bank in de kapel. Zou de monnik denken dat God met zijn bezittingen aan het schuiven was? Of de Heilige Maagd Maria? Hij verkneukelde zich al bij het vooruitzicht van de verwarring bij de monnik.
Terwijl hij naar de kaarsen keek, diende zich een herinnering aan zijn moeders wake aan, vier jaar geleden. Haar wasachtige gezicht, de nauwelijks zichtbare plekken die nog altijd als donkere wolkjes haar nek bevlekten en waartegen een dikke laag poeder en maskeercrème maar weinig konden uitrichten.
Aanvankelijk vermoedde hij dat zijn vader haar in een vlaag van jaloezie had vermoord. Dergelijke razernijen waren in zijn vroege jeugd schering en inslag geweest. Weken, zo niet maanden, was er geen vuiltje aan de lucht, totdat zijn moeder opeens verdween. Ze kon soms dagenlang wegblijven. Dan struinde zijn vader met groeiende wanhoop het dorp af terwijl hij zichzelf vervloekte dat hij ooit met een zigeunerin was getrouwd met haar zwerfneigingen, en dat ook luid verkondigde tegen eenieder die maar wilde luisteren. Daarna begon het drinken.
Tegen het eind van de week was hij een wandelende nachtmerrie. Het haar door de war, ongewassen kleren aan zijn lijf en kinderen die geen eten hadden gehad. Als zo’n zwerftocht van zijn moeder samenviel met de oogst, liet Adrian Lupei vol weerzin zijn akker in de steek.
‘Zina! Zina!’ riep hij dan in en rond het dorp.
‘Hij is behekst,’ reageerden de dorpelingen daarop. ‘De vrajitoarea, de zigeunerheks, heeft hem in haar macht. Dat krijg je ervan wanneer het ene ras met het andere trouwt. Hier, zelfs haar naam is behekst. Zina betekent “een vreemdeling” en Samana betekent “hij of zij die zwerft”.’
Dracul had veel van zijn moeder gehouden. Ze was onvoorspelbaar en ongetemd; je kreeg slaag of een knuffel. Maar als ze rustig was en zich gelukkig voelde, was het voor hem en Antanasia een feest. Dan nam ze hen mee de bossen in en leerde ze haar kinderen over kruiden, wortels en medicinale boombasten, en vertelde ze over bijgeloof en sagen. Ze leerde hen over dierensporen en hoe belangrijk elk dier voor het bos was. En ze vertelde zigeunerverhalen, over haar voorouders en de vreemde dingen die ze hadden gedaan of die hun waren overkomen.
Ooit vertelde ze over de Conducator, maarschalk Ion Antonescu, zijn antizigeunerbeleid en zijn rol bij het zuiveren van haar Roma-familieverwanten tijdens de oorlog.
‘Antonescu’s soldaten zetten mijn oma, mijn opa, mijn vader en zijn zes broers en zussen op transport naar Transnistrië. Daarna stal hij het goud dat ze in de holle assen van hun paardenkar hadden verborgen en liet hij ze van de tyfus verrekken. Alleen mijn vader overleefde het, want hij werd door de tyfus gespaard. Ondanks de armzalige rantsoenen was hij nog jong en gezond genoeg om lopend de weg terug naar huis te vinden. Maar hij was veranderd. Onderweg naar Transnistrië had hij veel nare dingen gezien. Een zwangere vrouw die werd doodgeschoten omdat ze met haar dikke buik de anderen niet kon bijbenen, waarna er voor de ongeboren baby in haar een strijd op leven en dood begon. In Transnistrië waren hij en zijn gezin gedwongen zich te voeden met gevilde honden en mollen, en de slakken die leefden van het onkruid langs de weg. Als ze geluk hadden konden ze halverwege de zomer misschien op zoetwatermosselen in de Boeg vissen of met de lokale bevolking wat spulletjes voor voedsel ruilen. Maar de ziekte werd hen fataal en iedereen ging dood, behalve mijn vader. Op deze manier werd ons volk door het gezag met duizenden uitgemoord, werden duizenden van onze vrouwen verkracht, werd onze toekomst vergiftigd, werden we hermetisch van ons verleden afgesloten. Maar niemand die om ons rouwt. Niemand die eraan terugdenkt. Alleen de mensen die het hebben overleefd. En die praten er niet over.’
‘Waarom, mama? Waarom praten ze er niet over?’
‘Een wijze man zei ooit: “Waar je niet over kúnt praten, daarover moet je zwijgen.”’
‘Wat betekent dat, mama?’
‘Dat kan ik je niet uitleggen. Sommige dingen moeten altijd een mysterie blijven.’
Na de laatste keer dat zijn moeder hun vader ontvluchtte kwam ze niet meer terug. Niet levend, in elk geval.
Dorpelingen vonden haar lichaam in de buurt van de stad Calarasi. Verhalen over hekserij en een mogelijke lynchpartij deden de ronde. Sommigen fluisterden zelfs over een Slujba Neagra, een satansmis, die vlak bij een wilgenbosje zou zijn gehouden. Eerst werd zijn vader verdacht, maar dorpelingen konden getuigen dat Adrian tijdens haar afwezigheid nergens naartoe was gegaan, en hij al helemaal niet de vijftig kilometer naar Calarasi had afgelegd. Bovendien wist iedereen hoeveel Adrian van zijn Zina hield en dat hij haar nooit hardhandig tot de orde had geroepen. Althans, niet buitenproportioneel. Zo nu en dan wat slaag was goed voor een vrouw. Dan wist ze wie er de baas was, vooral als ze een zigeunerin was. Zo dacht het dorp er in elk geval over. En bovendien, een vrouw hoorde er in haar eentje helemaal niet op uit te trekken. Wat had deze onverbeterlijke tante nu eigenlijk verwacht?
Uiteindelijk had de politie – na betaling van een toereikend bedrag door Adrian als vergoeding voor alle inspanningen – besloten om het mysterie rondom de moord onopgelost te laten. Ze was immers een Roma geweest, geboren als een Lautari, de zigeunerstam die muzikanten voor bruiloften, feesten en begrafenissen leverde, en dus verder geen echte rol van betekenis speelde.
Dracul rolde zich voorzichtig op een zij. Hij kreunde en viel weer terug op de uitgesleten bodem. Hoe was hij hier naartoe gebracht? Die oude monnik kon hem toch niet in zijn eentje de tweehonderd meter van de verborgen crypte naar het hoofdgedeelte van het grottenklooster hebben gedragen? En dan nog eens de smalle trap omlaag en vervolgens helemaal naar de slaapzaal? Totaal onmogelijk voor zo’n oude man. En hoe zat het met de dode, en zijn chauffeur? En de jas van astrakanbont? De politie zou hem komen halen en daarmee zou alles voor niets zijn geweest. Hem zou het net zo vergaan als zijn moeders familie; ze zouden ontdekken dat hij half zigeuner was, waarna ze hem zouden vermoorden.
Dracul begon te huilen. Sinds de dood van zijn moeder had hij dat niet meer gedaan, en destijds kon hij het zich niet voorstellen dat hij dat ooit weer zou doen. Maar nu huilde hij lang en hevig. Beelden schoten door zijn hoofd. Het was alsof zijn hele verleden uit zijn lichaam werd weggevaagd en hij een andere persoon werd; harder, rancuneuzer. Hij wist dat als hij wilde overleven hij voortaan gewoon moest pakken wat hij wilde, net als hij bij de man had gedaan die hij had gedood. Dat hij anderen zijn gedachten moest opleggen en hen aldus de baas moest zijn. Deed hij dat niet, dan was hij verloren, was zijn leven een onbeduidend cijfer achter de komma, net als dat van zijn vader.
Toen hij in tranen opkeek zag hij dat de oude monnik hem vanuit een hoek van de stenen slaapzaal gadesloeg. En ook dat hij in zijn ene hand een kom, en in de andere een lepel vasthield. En dat zijn gehuil de oude man had beroerd, dat zijn eigen tranen hun sporen in de diepe groeven van zijn gezicht hadden achtergelaten.
Maar voor Dracul voelden de tranen van de oude monnik gek genoeg eerder als een kwelling, in plaats van als een bevrijding. Alsof ze niet vloeiden uit mededogen voor de jongeman aldaar, verwond en kermend op zijn stenen bed, maar eerder uit verdriet om zijn onsterfelijke ziel.