25
Rio de Janeiro, 6 oktober 1785
Carl opende het raam van de hut. ‘Laten we hopen dat onze waarnemingen kloppen,’ fluisterde hij terwijl hij het touw in de diepte gooide.
‘Er is op dit moment geen wachtpatrouille op weg in de haven.’ Franklins stem klonk als die van een kleine jongen die verlangend uitkijkt naar een groot avontuur.
Carl liet zich langs het touw omlaagglijden. Kort daarop hoorde Mary dat hij in de jol landde. Ze tilde de eerste tas met daarin penselen, schetsboeken en spullen voor het verzamelen van specimens op en gaf hem aan Franklin, die hem aan het touw vastknoopte en vervolgens in de diepte liet zakken. Daarna volgde de zak met proviand die Henry had ingepakt.
‘Nu ben jij aan de beurt.’ Franklin gaf haar het touw.
Mary aarzelde. ‘Waarom nemen we de boordtrap niet?’ fluisterde ze.
‘Omdat die aan de kant van de haven zit; aan deze kant blijven we uit het zicht. Snel, je redt het wel.’ Hij pakte het touw en trok het tussen zijn benen door. ‘Je klemt het tussen je enkels en kuiten, dan kan je niets gebeuren. En mocht je toch vallen, ga dan niet schreeuwen. Carl vist je wel uit het water.’
Mary klom uit het raam en liet zich een eind langs het touw naar beneden glijden. De maan wierp een zilverachtige, spits toelopende streep op het gladde wateroppervlak.
Vlak onder haar stond Carl in de deinende jol; hij strekte zijn armen in de lucht.
Mary sloot haar ogen en voelde zijn handen op haar heupen. Zijn gezicht was vlak voor dat van haar; in de duisternis zag ze niet veel meer dan een schaduwspel van wenkbrauwen, neus en mond. Zwijgend keerde ze zich van hem af en liet zich op het bankje zakken, terwijl Carl Franklin opving. Ze nemen me mee, jubelde het binnen in haar. Ze nemen me echt mee! Twee van de belangrijkste wetenschappers van Engeland nemen me mee op een excursie, een verboden excursie nog wel. Het koude zweet stond in haar handen, die de zak op haar schoot stevig omklemden.
Franklin bleef staan en knikte in de richting van de riemen. Het schaamrood steeg Mary naar de wangen. Onmiddellijk sprong ze op en ze ruilde in het wiebelende bootje met Franklin van plaats. Bijna geruisloos liet ze een ogenblik later de roeiriemen in het water zakken.
Vooraf waren duidelijke afspraken gemaakt: tijdens de overtocht zou er geen woord worden gewisseld, tot ze hadden aangelegd op een plek in de haven die nauwelijks werd gebruikt. Ook in de stad moesten ze nog zwijgen, om niet meteen aan hun spraak als vreemdelingen te worden herkend. Zo snel mogelijk wilden ze in de richting van de bergen lopen, om pas uit te rusten zodra ze in het bos waren verdwenen.
Gespannen keken ze alle drie om zich heen, maar niemand in de haven leek de kleine jol die langzaam over het water schoof op te merken.
Mary’s benen trilden toen ze vaste bodem onder haar voeten voelde. De spaarzame verlichting van de haven en de steegjes waardoor ze zich nu haastten, zorgde ervoor dat ze maar weinig van Rio de Janeiro zagen. Ze volgde de mannen die voor haar liepen en had het gevoel dat haar hart zou overlopen. Dit is geluk, dacht ze. Zo voelt geluk, vader.
Het begon al licht te worden toen Carl zijn tas neerzette en zich op de zanderige bodem liet zakken. In de beschutting van de struiken konden ze de voor hen liggende open plek goed in de gaten houden, zonder zelf meteen gezien te worden.
Franklin haalde de waterzak, brood en kaas tevoorschijn. Bij het zien van de eenvoudige maaltijd overwon de honger de spanning die Mary tot nu toe had gevoeld. Zwijgend aten ze, en met elke hap nam de vermoeidheid toe. Samen hadden ze ’s avonds de voorbereidingen getroffen om tegen middernacht het schip te kunnen verlaten. Geen van hen had vannacht een oog dichtgedaan.
‘Wat zei kapitein Taylor?’ vroeg Franklin. Hij beet in een stuk brood en keek Carl nieuwsgierig aan.
‘Dat we niet bijzonder veel proviand van de stadhouder kunnen verwachten. Waarschijnlijk wordt er vooral water en rum ingeladen. Erg succesvol waren de onderhandelingen niet.’
‘Je weet heus wel wat ik bedoel. Wat zei de kapitein over je plannen? Voor ons nachtelijke uitstapje?’
‘Wat zou hij moeten zeggen? Hij was ertegen. Mocht het ergste geval zich voordoen, dan heeft hij nooit van ons voornemen gehoord. Dat betekent dat we het schip zonder zijn toestemming hebben verlaten.’
‘Wat bedoel je met het ergste geval?’
‘Nou ja, wanneer we worden gearresteerd. Kan gebeuren.’
Er bleef een kruimel in Mary’s keel steken. Ze hoestte.
‘Maak je geen zorgen.’ Franklin reikte haar de waterzak aan. ‘We komen heus wel weer ongezien aan boord.’
‘We hoeven pas later in de ochtend te vertrekken. Het is belangrijk dat de ochtenddauw is opgedroogd voor we planten afsnijden,’ zei Carl. De gedachte aan een mogelijke arrestatie leek hem niet in het minst te verontrusten. ‘Dat betekent dat we nog even kunnen uitrusten. Ik stel voor dat we om beurten de wacht houden.’ Hij haalde zijn zakhorloge tevoorschijn en legde het in het midden. ‘Ik neem de eerste wacht wel.’
‘Marc, bij excursies hanteren we een paar eenvoudige spelregels.’ Heel even zag Carl er precies zo uit als haar vader wanneer ze samen op pad gingen.
Mary onderdrukte een glimlach.
‘We zorgen dat we elkaar nooit uit het oog verliezen. Franklin heeft voorgesteld om jou mee te nemen, zodat we vandaag zo effectief mogelijk kunnen werken. We verdelen het werk. Hij doet de kruidachtige planten, ik hou me bezig met de houtgewassen. Bijzondere aandacht zullen we richten op de luchtplanten: de varens en orchideeën. En jij tekent, zo snel en nauwkeurig mogelijk. De wereld van de vogels en de insecten blijft vandaag vanwege tijdgebrek buiten beschouwing.’
Franklin liet zijn hoofd zakken en poetste zijn mes. Ze zag zijn mondhoek een beetje trekken.
Ik heb hem nooit verteld dat ik eronder leed dat ik alleen aan boord mocht werken. Hoe weet hij dat, vroeg ze zich af en ze fronste haar voorhoofd.
Carl zag hun blikken niet. Hij was geheel in zijn eigen verhaal verdiept en wist van geen ophouden. ‘Bij grotere planten maken we een zuivere snede door de stengel, zodanig dat een exemplarisch deel overblijft. Alle andere planten worden zo dicht mogelijk bij de grond afgesneden. Als de wortels uit de grond kunnen worden gehaald, moeten ze beslist worden meegenomen, maar het is niet noodzakelijk. Het categoriseren of determineren kan meestal ook zonder plaatsvinden.’
‘Ik neem aan dat we van elke plant een of twee exemplaren extra meenemen? Voor het geval zich bij het drogen problemen voordoen?’ merkte Mary op.
Carl knikte. ‘Aangezien we op zijn vroegst vannacht aan boord kunnen terugkeren, moeten we er rekening mee houden dat sommige planten tegen die tijd zodanig verlept zijn dat ze niet meer geschikt zijn om te drogen. Daarom is het belangrijk dat jij een groot deel van de planten schetst. Maak precieze notities over kleuren en kleurverloop; er zal niet veel tijd overblijven, in elk geval niet genoeg om in detail te gaan. En als je een bijzondere plant ziet, neem die dan mee. Aan boord zien we wel of er overlappingen zijn.’
Carl en Franklin trokken hun handschoenen aan en zetten zich in beweging.
Ik ben op een ander continent, dacht Mary. Voor me lopen twee wetenschappers, die me hebben meegenomen op hun excursie. Nog altijd kan ik het niet geloven, nog altijd wil de gedachte er niet in: ik ben een van hen.
Mary slikte.
Ik ben aangekomen.
Ze snoof de naar zoete bloesems geurende lucht op en genoot van de warme zonnestralen.
Al na een paar stappen bukte Franklin zich, boog een tak van een plant opzij en maakte de eerste snede.
Een ogenblik later riep Carl naar haar. ‘Marc, hiermee kun je beginnen.’ Hij boog voorover en wees op een bananenplant, waarvan de prachtige bloeiwijze leek op die van een paradijsvogelbloem.
Mary liet zich op de grond zakken om een schets te maken. Ze kon haar blik echter niet losmaken van Carls nek, van de fijne haartjes waarin kleine zweetdruppeltjes gevangenzaten. Iets binnen in haar begon te lachen van geluk. Als we worden gearresteerd, dacht ze, dan wil ik in elk geval een cel met jou delen.