7
Plymouth, 16 juli 1785
Ook vandaag had Ebenezer zich achter zijn tafel verschanst. Mary liep op de bleke portier af en vroeg om een onderhoud met sir Carl Belham. En er gebeurde… niets. Marc Middelton werd naar boven gestuurd, de marmeren trap op.
Voor de derde dubbele deur op de eerste verdieping bleef ze staan, haalde diep adem en hief haar trillende hand om aan te kloppen. De man die de deur voor haar opendeed, keek haar verbaasd aan.
‘Excuseert u mij, ik ben naar u toegestuurd. Mijn naam is Marc Middleton. Ik wil me graag aanmelden als botanisch medewerker. Voor de expeditie,’ zei Mary.
‘O, aangenaam. Ik ben Franklin Myers, de botanisch assistent van sir Belham. Kom binnen. Mag ik u een kop thee aanbieden?’ Myers leidde haar langs het bureau naar een ronde tafel, waarop een theeservies klaarstond.
Mary nam plaats. Haar handen werden vochtig terwijl Myers thee in een porseleinen kopje schonk.
‘Ik zal het kort houden,’ begon hij, ‘de leider van de natuurwetenschappelijke afdeling regelt zelf zijn medewerkers. En de posten zijn allang vergeven, ook de bemanning is intussen compleet. Desondanks heeft onze portier u naar ons verwezen. Niet omdat we een assistent nodig hebben, maar veeleer omdat onze tekenaar zojuist is uitgevallen. Hij heeft zijn duim gebroken en een bekwame vervanger kunnen we goed gebruiken. Dat betekent, meneer Middleton, dat ik graag uw map bekijk als u interesse hebt in deze positie.’
Mary’s hartslag bonkte in haar oren en ze had moeite zich op zijn woorden te concentreren. ‘O, natuurlijk zou ik ook graag als tekenaar aan de expeditie meewerken.’ Zelfs als sjouwer zou ik meereizen, bedacht ze, terwijl ze de eerste tekening uit de map haalde. Dit is mijn kans om Franklin Myers ervan te overtuigen dat ik prima gekwalificeerd ben.
‘Dit is Protea cynaroides. Hier ziet u de vleeskleurige schutbladen van de bloem en dat daar zijn de bleekroze meeldraden. Deze protea-soort is te zien in Francis Massons kas in Kew Garden, de kas waarin de planten van Kaap de Goede Hoop worden getoond. Daar zijn nog meer protea’s. Of hier: dit is een van de honderdveertig erica-soorten die daar worden gecultiveerd. Of pelargonium, daarvan zijn er vijftig soorten in de kas. Wacht, ik toon u…’ zei ze en ze bladerde tussen de tekenvellen tot Myers haar onderbrak.
‘Meneer Middleton, ik begrijp dat u nerveus bent, maar ik kan u verzekeren dat er geen enkele reden voor ongerustheid is.’
Hij heeft gelijk, dacht ze. Ik gedraag me als een overspannen vrouw. Ze pakte haar kopje en nam een slok thee, die inmiddels lauwwarm was. Zwijgend zat ze op haar stoel en haar blik volgde Myers’ hand, die een tekening vastpakte en naar zich toe trok.
‘Aha, een Amaryllis belladonna. Zeer goed getroffen,’ hoorde ze hem zeggen en ze hield haar hoofd schuin om de tekening nog eens beter te bekijken. Inderdaad, hij was erg goed gelukt.
‘U hebt al eerder excursies gemaakt?’ vroeg Myers, die nu een van de herbariumbladen tevoorschijn trok.
‘Ja. Sir Francis Linley heeft me opgeleid en me meegenomen tijdens meerdere excursies in de omgeving. Met het botanische werk en het aanleggen van een herbarium ben ik vertrouwd.’
Geconcentreerd bekeek Myers een gedroogde kamperfoelie.
Mary zette haar kopje neer en nam nog meer bladen uit de map. ‘Deze tekeningen zijn ook tijdens excursies gemaakt. Een roos zonder doorns, de kerstroos. En hier ziet u een schoenlapper, een trekvlinder.’
‘Als ik het juist beoordeel…’ zei Franklin Myers, en hij glimlachte even, ‘… bent u op veel terreinen uitstekend op de hoogte. Ik zou u graag als tekenaar aannemen. Ik weet niet of u vertrouwd bent met de bezigheden aan boord van een schip, maar er bestaat natuurlijk altijd de mogelijkheid elkaar een hand toe te steken.’ Hij sprong op en zocht tussen de documenten die in hoge stapels op zijn bureau lagen, terwijl hij onafgebroken verder sprak: ‘U wordt verzocht zich over twee dagen, op zijn laatst tegen de middag, op de Sailing Queen te melden. Wendt u zich tot bootsman Kyle Bennetter, hij zal u het achterdek wijzen. Daar zullen wij een hut delen. U hoeft zich geen zorgen te maken over materiaal en tekenspullen: die zaken zijn al door ons geregeld. Dus, als u erbij bent… Ik ben Franklin!’ Hij stak haar zijn hand toe, die Mary zwijgend vastgreep en schudde, zonder werkelijk te begrijpen wat er gebeurde.
Zo eenvoudig was het dus? Zo eenvoudig was het om aan boord van een onderzoekschip te komen? Deel te nemen aan een ontdekkingsreis? Te horen bij die uitverkorenen die de wereld mochten ontdekken?
Hoe ze de formaliteiten had afgehandeld, de kamer had verlaten en Ebenezer voor altijd de rug had toegekeerd, of hoe ze weer op haar kamer beland was, kon Mary niet met zekerheid zeggen. In haar hoofd was slechts plaats voor één gedachte: ik ga mee. Ze ging mee met een onderzoekexpeditie, en overal in de wijde wereld zou ze dichter bij haar vader en de wetenschap zijn dan hier in Plymouth.
Uitgeput leunde ze met haar voorhoofd tegen het koude glas van het raam en keek naar de bark die trots, haar naam waardig, in de haven lag. Over twee dagen zou zij, Mary Linley, de tekenaar van sir Carl Belham zijn. Over twee dagen zou ze als Marc Middleton aanmonsteren op de Sailing Queen.
De vlinder had zijn vleugels gesloten en zijn plek gevonden.