Uit het forensisch archief van
dr. Kathy Reichs

Soms krab ik me verbijsterd achter de oren. Na jarenlang in de anonimiteit te hebben verkeerd, is mijn vakgebied plotseling helemaal in.

Toen ik afstudeerde, was er slechts een enkele rechercheur of officier van justitie die van forensische antropologie had gehoord en er waren er nog minder die er gebruik van maakten. Mijn collega’s en ik vormden een klein clubje, bij slechts weinigen bekend, door nog minder begrepen. Het grote publiek wist van niets.

In de loop der jaren is men zich meer bewust geworden van ons werk en er wordt ook meer gebruik van onze expertise gemaakt, maar er is nog steeds slechts een handvol gecertificeerde beoefenaars in Noord-Amerika, die de politie, lijkschouwers en pathologen-anatomen adviseren. De strijdkrachten hebben er een compleet peloton van in dienst.

Plotseling zijn we echter bijzonder in trek. Het begon met de populaire literatuur: Jeffrey Deaver, Patricia Cornwell, Karin Slaughter en, uiteraard, Kathy Reichs. Toen kwam de televisie: de forensische successerie CSI trok miljoenen kijkers, en de forensische wetenschap was op de kaart gezet. Cold Case. Without a Trace. In de jaren zeventig hadden we Quincy gehad, maar nu was de pathologie niet meer te stuiten. Crossing Jordan. DaVinci’s Inquest. Autopsy. Op alle kanalen waren wetenschappers druk in de weer om met behulp van scalpels en microscopen en simulaties de ingewikkeldste zaken op te lossen.

En nu is er dan Bones.

Bones is de nieuwste forensische tv-serie en tevens de bijnaam van de hoofdpersoon, Temperance Brennan, de fictieve forensisch antropologe die ik tien jaar geleden geïntroduceerd heb in mijn eerste boek, Déjà Dead. In de serie bevindt Tempe zich in een vroeg stadium van haar carrière. Ze werkt bij het Jeffersonian Institute en werkt samen met de fbi. En terecht. De fbi erkende al in een vroeg stadium de waarde van de forensische antropologie en deed al in het begin van de twintigste eeuw regelmatig een beroep op wetenschappers van het Smithsonian Institution als het ging om het beantwoorden van ingewikkelde vragen die betrekking hadden op het skelet.

Anders dan vandaag de dag was alles toen nog tamelijk ongestructureerd. Forensische antropologie verwierf formele erkenning in 1972, toen de American Academy of Forensic Science een afdeling Fysische Antropologie in het leven riep. Niet veel later werd de American Board of Forensic Anthropology opgericht.

In de jaren zeventig breidden forensisch antropologen hun werkterrein uit naar het onderzoek naar schendingen van mensenrechten. Er werden laboratoria ingericht en massagraven blootgelegd in Argentinië en Guatemala; later in Rwanda, Kosovo en elders. We gingen een steeds grotere rol vervullen bij de identificatie van slachtoffers na grote rampen. We hebben geassisteerd bij vliegtuigrampen, weggespoelde begraafplaatsen, bomaanslagen, het World Trade Center, en recentelijk de tragedies van de tsunami en de orkaan Katrina.

Nu, na decennia van anonimiteit, zijn we sterren. Maar het grote publiek weet nog steeds niet precies hoe en wat. Wat is een patholoog? Wat is een antropoloog? Wat houdt forensische geneeskunde nu eigenlijk precies in?

Pathologen zijn specialisten die met zacht weefsel werken. Antropologen zijn specialisten die met botten werken. Een recent of redelijk intact lijk: patholoog. Skelet in een ondiep graf, verkoold lijk in een vat, botfragmenten in een houtversnipperaar, gemummificeerde baby in een koffer op zolder: antropoloog. Met behulp van skeletindicatoren houden forensisch antropologen zich bezig met kwesties als identiteit, tijdstip en wijze van overlijden en de manier waarop er na de dood met het lijk omgesprongen is. ‘Forensische geneeskunde’ is de toepassing van wetenschappelijke bevindingen op gerechtelijke vraagstukken.

En niemand werkt in zijn eentje. Terwijl de tv de individuele heroïek van de eenzame wetenschapper of rechercheur romantiseert, omvat het echte politiewerk de inzet van velen. Een patholoog kan de organen en de hersenen analyseren, een entomoloog de insecten, een odontoloog het gebit en de tandheelkundige gegevens, een moleculair bioloog het dna, en een ballistisch expert de kogels en patroonhulzen, terwijl de forensisch antropoloog de botten bestudeert. Talrijke personen leggen net zolang stukjes van de legpuzzel op hun plaats tot er een beeld tevoorschijn komt.

Ik ben oorspronkelijk opgeleid als archeoloog, met als specialisatie de biologie van het skelet. Ik kwam voor het eerst in aanraking met de forensische antropologie via een verzoek om hulp bij een onderzoek naar de moord op een kind. De botjes werden geïdentificeerd. Een vijfjarig meisje, ontvoerd, vermoord en gedumpt in een bos in de buurt van Charlotte, North Carolina. De moordenaar is nooit gevonden. Die afschuwelijke zaak veranderde mijn leven. Het leven van een klein meisje dat met boosaardige onverschilligheid was afgekapt. Ik verruilde oude botten voor die van recent overledenen, stapte over naar de forensische geneeskunde en heb nooit spijt gehad van mijn besluit.

Ik hoop dat mijn eigen romans een bescheiden bijdrage hebben geleverd aan de bekendheid met het fenomeen forensische antropologie. Via mijn fictieve personage Temperance Brennan laat ik lezers kennismaken met mijn eigen beroepsmatige ervaringen. Déjà Dead is gebaseerd op mijn eerste onderzoek naar een seriemoordenaar. Fatale dag komt voort uit werk dat ik verricht heb voor de katholieke kerk en uit de massamoord, respectievelijk massale zelfmoord die plaatsvond binnen de Zonnetempelsekte. Fatale keuze vindt zijn oorsprong in de vele beenderen die me bezorgd zijn door de Hell’s Angels van Quebec. Fatale vlucht is gebaseerd op mijn werk voor het Rampen Identificatie Team. Fatale geheimen is geïnspireerd op mijn deelname aan de blootlegging van een Guatemalteeks massagraf. Fatale vondst vond zijn oorsprong in de overblijfselen van een eland die ik onderzocht op verzoek van wildbeheerders. Fatale maandag kwam voort uit drie skeletten die in het souterrain van een pizzeria werden ontdekt. Begraven beenderen is een neerslag van mijn bezoek aan Israël, en verweeft op Masada aangetroffen beenderen waarvan vreemd genoeg geen melding was gemaakt, een ossuarium waarvan beweerd werd dat het de beenderen bevatte van Jezus’ broer Jakobus, en een recent leeggeroofde tombe uit de eerste eeuw tot een eigentijdse moordgeschiedenis.

Gebroken wijkt in zoverre af van mijn gebruikelijke modus operandi dat het verhaal niet gebaseerd is op één of twee zaken maar op diverse losstaande zaken en ervaringen. Het blootleggen van prehistorische begraafplaatsen aan het begin van mijn carrière. Een onder mijn leiding uitgevoerd archeologisch veldwerkproject van uncc. Een skelet dat me persoonlijk overhandigd werd in een grote plastic container. Botinkepingen die ik geanalyseerd heb ten behoeve van een moordonderzoek. Wervelbreuken die ik onderzocht heb voor de reconstructie van een verkeersongeval waarbij een voetganger om het leven was gekomen en waarbij de bestuurder doorgereden was. Het aan een boom hangende stoffelijk overschot, niet veel meer dan een geraamte, van iemand die zelfmoord had gepleegd.

Zoals al mijn boeken put ook deze nieuwste Temperance Brennan-roman uit tientallen jaren van persoonlijke betrokkenheid in forensische laboratoria en op plaatsen delict. Voeg daar een snufje archeologie aan toe. Roer er wat broodjeaapverhalen doorheen. Doe er nog wat mediaberichten over gestolen organen bij. Kruid het geheel met zomers aan het strand van Isle of Palms. Voilà! Gebroken.