22

Ryan en ik zaten Cap’n Crunch te eten toen we de deur van Petes slaapkamer open hoorden gaan.

‘Lucy, I’m home!’ bulderde Desi Arnaz door het huis. ‘Wat doet die jeep…’ Pete kwam de keuken binnen. ‘O, hallo.’

Boyd sprong overeind. Ryan niet. De rechercheur en de chow deden de truc met de wenkbrauwen. De jurist trok de zijne op tot aan zijn haargrens. Net als Desi.

‘En wie is deze sympathieke jongeman?’ Er speelde een glimlachje rond Petes mondhoeken.

Ik stelde beide mannen aan elkaar voor. Ryan kwam half overeind en ze schudden elkaar de hand.

Pete droeg een sportbroekje, een sweatshirt met afgeknipte mouwen en Nikes. Hij ging met zijn rug naar het aanrecht staan, drukte zich met zijn handpalmen op en keek ons aan terwijl hij zijn onderbenen liet bungelen.

‘Interessante tijd bij gmc gisteren?’ vroeg ik.

‘Niet zo interessant als die van jou.’ Petes blik gleed naar Ryan, toen weer terug naar mij. Weer dat glimlachje rond zijn mondhoeken. Ik kneep mijn ogen samen in een ‘heb het lef niet’-waarschuwing.

Pete trok zijn onschuldigste Lucille Ball-gezicht.

Ryans aandacht bleef gericht op de Cap’n Crunch.

‘Er komt geld binnen. Er gaat geld uit,’ zei Pete. ‘Ik begin steeds meer te geloven dat pappie Buck eerder een accountant nodig heeft dan een jurist.’

‘Heb je Herron gesproken?’

‘Je houdt het niet voor mogelijk. De eerwaarde moest onverwachts naar Atlanta. Onvermijdelijk. Het spijt ons vreselijk. Het personeel zal alle mogelijke medewerking verlenen.’

‘Maar ze praten niet over Helene.’

‘O, ze praten wel. Wat ze zeggen, is: ze is hier geweest, ze is weer vertrokken, we weten het niet, we hebben niets meer van haar gehoord. Misschien zit ze in Californië.’ Pete zwaaide met zijn benen, zijn hielen bonkten tegen de aanrechtkastjes. ‘O, en laten we hopen dat alles goed met haar is.’

‘Hebben ze enig licht kunnen werpen op de vraag hoe het mogelijk is dat een van hun geloofsgenoten verdwijnt zonder een spoor achter te laten?’

‘Ze houden het erop dat ze naar Californië is vertrokken. Er zijn daar tientallen gratis klinieken, waarvan er heel wat gerund worden door excentriekelingen. Ze vermoeden dat Helene het evangelie wel eens verruild zou kunnen hebben voor de leer van een of andere halvezool en buiten de boot gevallen is.’

Bonk. Bonkerdebonk deden de Nikes.

‘Het is mogelijk om spoorloos te verdwijnen als ze zich in een of andere communeachtige gemeenschap bevindt, zonder creditcards te gebruiken, zonder rekeningen, premie voor een autoverzekering, belastingen, of sociale premies te betalen.’

‘Wat een verklaring zou zijn voor het plotseling ophouden van het papieren spoor. Cruikshank rapporteerde aan pappie Buck dat hij niets gevonden had van later dan afgelopen november. In elk geval niets tot op het moment van zijn eigen verdwijning. Nog iets nieuws over Cruikshank?’

Bonk. Bonk.

Ik schudde het hoofd. ‘Hou nou eens op met tegen Annes aanrechtkastjes te schoppen.’

Pete hield zijn benen een volle tien seconden stil. Hij wendde zich tot Ryan.

‘Ben je met die jeep helemaal uit Canada komen rijden?’

‘Ze heet Woody.’

‘Lange rit.’

‘Ze heeft het er moeilijk mee. Haar hart ligt in de Adirondacks.’

Wezenloze blik.

‘Zal wel iets met bomen te maken hebben.’

‘Grappig.’ Pete keek mij weer aan. ‘Hij is een grappige kerel.’

Ditmaal wierp ik Ryan een waarschuwende blik toe.

‘Zijn jullie er nog achter gekomen waarom Cruikshank de portefeuille van die andere knaap op zak had?’

Bonk. Bonk.

‘Chester Pinckney. Nee.’

‘Goeie dag gehad gisteren?’

Ik vertelde hem over de vondst en daaropvolgende berging van de vrouw in het vat.

‘Een alligator is geen partij voor jou, snoezepoes.’

‘Noem me niet zo.’

‘Sorry.’

Bonk. Bonk.

Ik vertelde Pete over de verwurging, de kat, de microchip, en Dinh. Ryan luisterde en keek toe. Ik kende zijn filosofie. Mensen spreken twee talen, en slechts een daarvan is verbaal.

‘Hoe is het met Emma?’ vroeg Pete.

‘Ze is gisteren in bed gebleven.’

‘Nog steeds beroerd?’

‘Ik moet haar bellen.’

Pete wipte op de grond, legde een hiel op het aanrecht en begon rekoefeningen te doen. Ryan knipperde overdreven met zijn wimpers, als een zwijmelende debutante. Ik wierp hem opnieuw een waarschuwende blik toe.

‘Wat is je volgende stap?’ vroeg ik aan Pete.

‘Een eind over het strand hollen met Boyd. Daarna een partijtje golf.’

‘Golf?’

Pete legde zijn andere been op het aanrecht. ‘Morgen is het zondag, dan is Herron weer terug voor de grote show. Dan stap ik de ring in als een deus ex machina.’

‘Je beeldspraak rammelt.’

‘Als mijn resultaten maar deugen.’ Pete haalde zijn been van het aanrecht.

Toen hij zag dat Pete zijn riem pakte, raakte Boyd helemaal door het dolle heen. Pete liet zich op zijn hurken zakken, klikte de riem aan zijn halsband vast, kwam toen weer overeind en wees naar mij. ‘Maak er wat moois van vandaag.’

Exit Pete en chow.

Vanaf de andere kant van de deur: ‘Snoezepoes.’

We namen Ryans jeep naar Charleston. Hij reed. Ik wees de weg. Onderweg vertelde ik hem over mijn lange vriendschap met Emma, over de merkwaardige verstandhouding die er tussen ons bestond, ondanks het feit dat we gedurende lange perioden geen enkel contact met elkaar hadden. Ik vertelde hem over Emma’s lymfoom. Hij stelde voor dat we bij haar langs zouden gaan nadat we met Isabella Halsey hadden gesproken.

Ik vertelde Ryan ook over Dickie Dupree en Homer Winborne. Hij vroeg hoeveel zorgen ik me maakte, op een schaal van een tot tien. Ik gaf de projectontwikkelaar een vijf, de journalist een twee min.

Ik herinnerde me een opmerking uit ons gesprek van de avond tevoren.

‘Wat is anomaal monisme?’

De blik die Ryan me toewierp was er een van geveinsde teleurstelling over het hiaat in mijn kennis. ‘Het is een soort dualisme in de filosofie van de mentale en de fysieke wereld. Mentale processen spelen een causale rol, maar de relaties tussen die mentale processen en fysieke gebeurtenissen kunnen niet verklaard worden vanuit de natuurwetten.’

‘Zoiets als onze relatie.’

‘Zoiets.’

‘Hier linksaf. Waarom Woody?’

Ryan wierp me een vragende blik toe.

‘Sinds wanneer noem je je jeep Woody?’

‘Sinds vanochtend.’

‘Dat heb je gewoon verzonnen.’

‘Geïnspireerd door G.I. Joe.’

‘Pete heeft bij de mariniers gezeten. En zeg niet van die belachelijke dingen tegen hem. Ik wil niet dat hij denkt dat je een clown bent.’

Isabella Halsey woonde in King Street, diep in het hart van het oude Charleston. Zoals gebruikelijk krioelde het in die wijk van mensen die eruitzagen alsof ze met de Donald Duck-pendelbus waren gearriveerd. Vrouwen in designerzonnejurkjes, of in shorts die ternauwernood hun billen bedekten. Gebruinde mannen met bierbuiken onder hun polo en honkbalpetjes op het hoofd die wezenloos voor zich uit staarden of in hun mobiele telefoon praatten. Door de zon verbrande kinderen. Jonggehuwden, of aanstaande jonggehuwden, die hand in hand liepen.

De Old Market gonsde van de activiteit. IJsventers lieten de fietsbel van hun karretjes rinkelen. Zwarte dames die bloemen en gevlochten rieten mandjes verkochten, of aanboden om je haar te vlechten. Huisvaders die foto’s of video-opnames maakten van moeder de vrouw en de kinderen. Pensionado’s die zich het hoofd braken over plattegronden met uitgezette wandelroutes. Tieners die elkaar met wegwerpcamera’s fotografeerden. Verkopers die bonen, pralines en perzikenjam aan de man probeerden te brengen.

Halseys adres bevond zich in de buurt van de Battery, een aan de haven gelegen parkje compleet met standbeelden, kanonnen en een Victoriaanse muziektent. Altijd als ik in het parkje kom, klinken in mijn hoofd spontaan de eerste maten van een mars van Sousa.

Het roept ook herinneringen op aan de geschiedenislessen van zuster Mathias in de vierde klas. In april 1861 keken de bewoners van Charleston vanaf de Battery toe hoe de zuidelijke batterijen het vuur openden op het in de baai gelegen Fort Sumter, waar de noordelijken zich verschanst hadden. Sommigen hebben de burgeroorlog nog altijd niet definitief achter zich gelaten, en beijveren zich om de vlag van de zuidelijke staten te behouden en ‘Dixie’ te zingen.

Nadat Ryan de auto had geparkeerd, liepen we in zuidelijke richting over East Bay. Voorbij Rainbow Row volgden we Tradd drie blokken landinwaarts tot aan een smal, met bakstenen geplaveid gedeelte van Church Street.

In tegenstelling tot Cruikshanks nederige onderkomen, zou Halseys huis wel degelijk in aanmerking komen voor de naam Magnolia Manor. Plantenbakken in de vensterbanken stonden vol bloemen, en in de zijtuin stonden enkele fraaie, breed uitgegroeide magnoliabomen.

Hoewel makelaars de termen ‘authentiek’, ‘origineel’, en ‘onbedorven’ zouden gebruiken om het huis zelf te omschrijven, schoot mij de kwalificatie ‘paradijs voor de klusjesman’ te binnen. Het beige stucwerk, de zwarte luiken en het smeedijzeren hek konden allemaal wel een likje verf gebruiken. De bestrating van het tuinpad en de binnenplaats zagen groen van het mos.

Terwijl we naar het hek liepen, werden Ryan en ik omhuld door de vermaarde bedwelmende bloesemgeur.

‘Heeft Washington hier soms nog geslapen?’ vroeg Ryan zachtjes.

‘De generaal sliep wel vaker niet in zijn eigen bed.’

Door de magnolia’s heen zag ik een vrouw aan een tuintafeltje zitten, met vlekjes zonlicht in haar witte haar. Ze zat te breien. Hoewel haar kaken, hals en armen de losse, gerimpelde huid van de ouderdom vertoonden, waren haar handbewegingen doelgericht en zelfverzekerd.

‘De vrouw in het vat was rond de veertig,’ zei ik. ‘Als het slachtoffer Halsey is, zou dat haar moeder kunnen zijn.’

Ryan legde een hand op mijn schouder. Ik keek hem aan. De Vikingblauwe ogen hadden een uitdrukking die ik niet kon thuisbrengen. Een erkenning van mijn empathie? Van het feit dat ik wel degelijk diepe gevoelens koesterde?

Ryan knikte bemoedigend.

‘Neem me niet kwalijk,’ riep ik in de richting van de binnenplaats.

Het hoofd van de vrouw kwam omhoog, maar ze keek niet onze kant op.

‘Neem me niet kwalijk dat ik u stoor, mevrouw.’ Ik aarzelde even, niet goed wetend hoe ik mijn woorden moest kiezen. ‘Het gaat over Cleopatra.’

De vrouw draaide haar hoofd onze kant op. Het zonlicht viel op haar brillenglazen, waardoor de uitdrukking in haar ogen niet te zien was.

‘Mevrouw? Kunnen we even met u praten?’

De vrouw boog zich voorover en haar mond verstrakte tot een omgekeerde U. Ze legde haar breiwerk op het tafeltje en gebaarde dat we de tuin in moesten komen. Terwijl Ryan en ik naar haar toe liepen, stak de vrouw een rokertje op.

‘Jullie ook een?’ De vrouw hield ons een pakje Davidoff-minicigarillo’s voor.

Ryan en ik bedankten.

‘Lieve Heer in de hemel en alle engelen en heiligen.’ De vrouw wapperde met een blauw dooraderde hand. ‘Jullie jongelui zweren de tabak af, halen de cafeïne uit jullie koffie, de room uit jullie melk. Watjes. Zo noem ik jullie. Watjes. Willen jullie ijsthee?’

‘Nee, dank u.’

‘Een koekje?’

‘Nee, dank u.’

‘Natuurlijk niet. Stel je voor dat er echte boter in die koekjes zit. Van een echte koe.’ Tegen mij: ‘Ben jij soms model, boterbloempje?’

‘Nee, mevrouw.’ Waarom werd ik altijd met bijnamen opgezadeld?

‘Dat zou je moeten zijn. Je bent er mager genoeg voor.’ De vrouw plaatste haar vrije hand onder haar kin en glimlachte naar ons door geloken oogleden: Lana Turner die poseerde voor een studio-opname. ‘Miss Magnolia Blossom, 1948.’ Grinnikend nam ze een trekje van haar cigarillo. ‘Een paar van mijn lichaamsdelen zijn inmiddels een beetje verzakt, maar deze ouwe meid bracht indertijd alle tongen in Charleston in beweging.’

De vrouw wees naar een smeedijzeren bankje. ‘Ga zitten.’

Ryan en ik namen plaats.

‘Laat me eens raden. Jij en deze jongeman doen onderzoek naar de levensstijl van de bevoorrechte klassen in Dixie?’

‘Nee, mevrouw. Ik…’

‘Ik hou je voor de gek, boterbloempje. Vooruit met de geit. Waarom doen jij en die knappe jongeman navraag naar dode Egyptenaren?’

‘Het gaat om een kat.’

De oude ogen vernauwden zich, verwijdden zich toen weer achter de brillenglazen.

‘Heb je het over mijn Cleo?’

‘Ja, mevrouw.’

‘Hebben jullie mijn kat gevonden?’

Ik boog me voorover en legde een hand op de knie van de oude vrouw. ‘Het spijt me dat ik u dit moet vertellen. Cleo is dood. We zijn achter uw adres gekomen via een microchip die onder haar huid was aangebracht.’ Ik haalde diep adem. ‘Het stoffelijk overschot van Cleo is aangetroffen samen met dat van een vrouw. We vermoeden dat de dode vrouw de eigenaresse van Cleo was.’

Er verscheen een glinstering in de oude ogen. Ik bereidde me voor op tranen.

‘Isabella Halsey?’ vroeg de vrouw.

‘Inderdaad.’

Ik verwachtte verdriet, woede, ongeloof. Niets van dat alles.

De vrouw grinnikte weer.

Ryan en ik keken elkaar aan.

‘Jullie denken dat deze ouwe meid de pijp uit is gegaan.’

Ik leunde verward achterover.

‘Je hebt het bij het rechte eind en je hebt het mis, boterbloempje. Die arme Cleo mag dan misschien samen met haar vrouwtje onder de groene zoden liggen, maar die ongelukkige ziel ben ik in elk geval niet.’

Déjà vu. Wadmalaw Island. Chester Pinckney.

Twee keer in één week? Ik voelde het bloed naar mijn hoofd stijgen.

‘Ú bent Isabella Cameron Halsey?’ raadde ik.

‘In levenden lijve.’ Halsey haalde een prop tissues uit haar decolleté tevoorschijn en drukte die tegen haar wangen. ‘Mijn hemel, wat is het warm.’

‘Cleopatra was uw kat?’

‘Wis en waarachtig.’

‘Hebt u die chip laten aanbrengen?’

‘Wis en waarachtig.’ Theatrale zucht. ‘Jammer genoeg hield Cleo van een ander.’

‘Hoe bedoelt u?’

‘Wat ik ook deed, het was nooit goed genoeg voor die kat. Ze moest zo nodig de hort op, die harige kleine slet.’ Halsey wierp Ryan een zedige blik toe. ‘Excusez le mot, meneer.’

‘Pas de problème, madame,’ zei Ryan met een overdreven Parijs accent.

Halsey knipperde met haar wimpers. Ryan wierp haar een stralende glimlach toe.

‘Wat is er met Cleopatra gebeurd?’ vroeg ik.

‘Ik raakte die onbeantwoorde liefde beu. Op een dag heb ik gewoon de deur opengezet en haar laten gaan.’

‘Weet u wat er met haar gebeurd is?’

‘Ze heeft het met iemand anders aangelegd.’

‘Weet u ook met wie?’

‘Natuurlijk. Ik zag ze regelmatig samen in het park.’

De naam betekende onze eerste grote doorbraak.