23
‘Je komt in je leven nou eenmaal niet zo veel Uniques tegen. Een dergelijke naam blijft je bij.’
Ik voelde een huivering van opwinding. Twee van Cruikshanks dossiers bevatten slechts krabbeltjes in code. Op het etiket van één van die twee stond de naam Unique en nog wat.
‘Wat was Uniques achternaam?’ vroeg ik op neutrale toon.
‘De dame stond niet op het lijstje van mensen die ik met de kerst een kaartje stuurde.’ Halseys rug verstijfde nauwelijks merkbaar. ‘Unique was Cleo’s vriendin. Ik neem aan dat die twee een band met elkaar hadden, gezien het feit dat ze allebei straattypes waren.’
‘Wat kunt u me over haar vertellen?’
‘Als ik eerlijk ben, en dat probeer ik altijd te zijn, zat het verstand van die straatkat voornamelijk in haar onderlijf, als je begrijpt wat ik bedoel.’
‘Ik bedoelde Unique.’
‘Uiteraard. Laten we maar zeggen dat onze perspectieven verschilden. Onze levenservaringen.’
‘O?’
Halsey liet haar stem dalen, een welopgevoede dame die zich in negatieve bewoordingen uitlaat over iemand die niet tot haar sociale klasse behoort. ‘Het arme mens sleepte haar bezittingen met zich mee in een supermarktkarretje.’
‘Bedoelt u dat Unique een dakloze was?’ vroeg ik.
‘Hoogstwaarschijnlijk. Ik heb nooit mijn neus in haar zaken gestoken. Dat zou onbeleefd zijn geweest.’ Halsey glimlachte naar Ryan. ‘Weten jullie zeker dat jullie geen ijsthee willen?’
Ryan glimlachte terug.
‘Nee, dank u,’ zei ik. ‘Wanneer hebt u Unique voor het laatst gezien?’
Halsey tikte met een vinger tegen haar kin. De knokkels waren knobbelig, de huid geel van de nicotine. ‘Dat is alweer een tijdje geleden. Dat soort mensen verwisselt van buurt zoals andere mensen van sokken verwisselen.’
Daar reageerde ik niet op.
‘Vier maanden, misschien zes? Mijn tijdsbesef is niet meer wat het geweest is.’
‘Hebt u ooit met Unique gesproken?’
‘Een doodenkele keer. Af en toe gaf ik het arme mens wat eten.’
‘Hoe bent u achter Uniques naam gekomen?’
‘Ik heb het aan een buurvrouw gevraagd. Ze had per slot van rekening mijn kat, nietwaar? De buurvrouw zei dat ze haar af en toe tegenkwam in de buurt van de kathedraal.’
‘Hoe oud was Unique?’
‘Oud genoeg om dat haar van haar af te laten knippen. Lang haar kan gewoon niet meer bij vrouwen van een bepaalde leeftijd. Maar nou ben ik alweer mensen aan het beoordelen.’ Ze wendde zich tot Ryan. ‘Maar zal ik je eens wat zeggen? Ik ben inmiddels tachtig, en ik heb daar een verdomd goede neus voor ontwikkeld.’
Ryan knikte begrijpend.
‘Een bepaalde leeftijd?’ vroeg ik.
‘Moeilijk om met zekerheid te zeggen. Ze zag er nogal onverzorgd uit. Maar ze viel niet onder de jeugdzorg, dat is een ding dat zeker is.’
‘Herinnert u zich verder nog iets?’ vroeg ik.
‘Ze had geen tanden meer.’
Mijn hart begon sneller te kloppen terwijl Halsey doorpraatte.
‘Om helemaal eerlijk te zijn, koesterde ik waarschijnlijk wel enige wrok ten opzichte van Unique, gezien het feit dat Cleo zo dol op haar was.’ Halsey liet haar schouders hangen. ‘Je kunt nu eenmaal niet in een kattenhart kijken. Ze had bij mij een luizenleventje kunnen hebben. Liet haar koud. Weg was ze.’
‘Ik heb zelf huisdieren. Ik begrijp dat u daar bedroefd over was.’
‘Unique hield best heel veel van Cleo. Ze droeg haar tegen haar borst in zo’n geval dat jonge moeders gebruiken om hun baby’s in rond te dragen.’
Ik trok Ryans aandacht en richtte mijn blik op het hek. Ryan knikte.
‘Hartelijk bedankt dat u ons te woord hebt willen staan, mevrouw Halsey.’
‘Het is “juffrouw”. Ik ben nooit getrouwd.’
‘Het spijt me,’ zei ik.
Halsey begreep me verkeerd. ‘Dat is nergens voor nodig. Je kunt je niet voorstellen hoe weinig me dat interesseert.’
Ryan en ik kwamen overeind. Halsey deed hetzelfde en liep met ons mee naar het hek.
‘Als die dode vrouw de Unique van mijn Cleo is, spijt me dat werkelijk oprecht. Isabella Halsey is niet iemand die wrok blijft koesteren.’ Het gerimpelde gezicht plooide zich in een glimlach. ‘Behalve dan jegens die ondankbare kat.’
Ik bedankte haar nogmaals en stapte door het tuinhek naar buiten, gevolgd door Ryan. Terwijl ik het hek dichttrok, zei Halsey: ‘Vergiffenis is geur die het viooltje afgeeft aan de hiel die het vertrapt heeft. Is dat geen verrukkelijke gedachte?’
‘Inderdaad,’ zei ik.
‘Weet u wie die woorden geschreven heeft?’
Ik schudde het hoofd.
‘Mark Twain,’ zei Ryan.
Halsey wierp Ryan een waarderende glimlach toe. ‘Jij moet een jongen uit het Zuiden zijn.’
‘Canadees,’ zei ik.
Halseys glimlach maakte plaats voor een uitdrukking van verwarring. We lieten haar achter om zich het hoofd te breken over de wonderen van grensoverschrijdende geletterdheid.
‘Wat denk je?’ vroeg Ryan toen we weer in de jeep zaten.
‘Mensen in een bevoorrechte positie kunnen buitengewoon zelfingenomen zijn.’
‘Maar wel uitermate beschaafd. Vooral hier.’
‘Wij Zuiderlingen gaan prat op onze goede manieren.’
‘Denk je dat de vrouw in het vat die zwerfster Unique is?’
‘Ze had Cleo bij zich. De onbekende was tandeloos. Unique was tandeloos. Maar er is nog meer.’ Ik vertelde Ryan over Cruikshanks twee dossiers die uitsluitend aantekeningen bevatten.
‘Wat was de achternaam van die Unique?’
‘Dat herinner ik me niet meer.’
‘Wat was de naam op het andere dossier?’
Ik schudde het hoofd en toetste een nummer op mijn gsm in.
‘Bel je Macho Gazpacho?’
Ik rolde met mijn ogen.
Pete nam op toen het toestel voor de derde keer overging. ‘Snoezep…’
‘Ben je nog bij Anne thuis?’
‘Ik heb het hier prima naar mijn zin, dank je. Ik ben net terug van een heerlijke strandloop met Boyd. Ik moet je de groeten van hem doen.’
‘Ik wil graag dat je iets voor me opzoekt in Cruikshanks dossiers.’
‘Mag ik ook weten waarom?’
Ik vertelde hem in grote lijnen wat we van Isabella Halsey te weten waren gekomen en waarnaar hij precies moest zoeken. Pete zei dat hij er meteen werk van ging maken en dat hij me terug zou bellen. Enkele minuten later ging mijn mobieltje.
‘Unique Montague en Willie Helms.’
‘Bedankt, Pete.’
Ik verbrak de verbinding en herhaalde de namen tegen Ryan.
‘Een bezoekje aan de kathedraal waard?’ vroeg hij.
‘Die is hier niet zo ver vandaan, in Broad Street.’
Ryan parkeerde de jeep in Legare Street en we liepen naar de kerk. Terwijl we het bordes beklommen, wees Ryan naar een van de twee glas-in-loodramen boven de ingang.
‘Het pauselijke wapenschild.’
Ik wees op het andere raam. ‘Het wapen van de geweldige staat South Carolina.’
St. John the Baptist was een kathedraal van het zuiverste water. Sierlijk bewerkte eikenhouten kerkbanken en een witmarmeren altaar. Gebrandschilderde ramen met scènes uit het leven van Christus. Een orgel met de afmetingen van het internationaal ruimtestation.
Het rook er naar bloemen en wierook.
Flashback. Zondagsmissen. Oma en mama gesluierd. Harry en ik die in eerstecommuniemissalen met een paarlemoerkleurige kaft bladerden.
‘… aan die priester daar vragen.’
Ryans stem bracht me terug in het heden. Ik liep achter hem aan in de richting van het altaar.
De priester was een kleine man met hoge jukbeenderen, amandelvormige ogen en een licht accent. Hoewel hij zich voorstelde als pater Ricker, vermoedde ik ergens in zijn stamboom een Aziatische connectie.
Nadat we hadden gezegd wie we waren, informeerde ik naar Unique Montague.
Ricker vroeg naar de reden van mijn belangstelling.
Ik vertelde hem dat het stoffelijk overschot van een vrouw gevonden was, en dat het mogelijk Unique Montague was.
‘O, hemeltjelief. Wat erg. Wat erg.’ Ricker maakte een kruisteken. ‘Ik ben kapelaan hier in St. John the Baptist. Helaas is mijn kennis van individuele parochianen beperkt. Maar met mevrouw Montague heb ik af en toe wel een praatje gemaakt.’
‘Hoe kwam dat zo?’
Een gegeneerd lachje. ‘Mevrouw Montague had een kat. Ik hou zelf ook van katten. Misschien maakten onze kortstondige ontmoetingen wel deel uit van Gods grotere plan.’
Ryan en ik moeten verward hebben gekeken.
‘Misschien heeft de Lieve-Heer me naar mevrouw Montague geleid zodat ik me later verdienstelijk zou kunnen maken bij de identificatie van haar stoffelijk overschot. Wat erg.’
‘Kunt u mevrouw Montague beschrijven?’
Rickers beschrijving klopte.
‘Wanneer hebt u haar voor het laatst gezien?’ vroeg ik.
‘Dat is alweer een tijdje geleden. Ergens afgelopen winter.’
‘Weet u of mevrouw Montague familie in Charleston heeft?’
‘Ik geloof dat ze een broer heeft.’ Ricker keek ons beurtelings aan. ‘Het spijt me. We hebben elkaar slechts af en toe gesproken, als ik een wandelingetje rond de kathedraal maakte en ze water nodig had voor haar kat.’
Hoewel Ricker vriendelijk genoeg was, was hij tevens behoedzaam en nam steeds een paar seconden de tijd alvorens antwoord te geven.
‘Zou de kerk nadere gegevens over haar kunnen hebben?’ vroeg ik. ‘Een adres? Naaste familie?’
Ricker schudde het hoofd. ‘Mevrouw Montague was geen officieel lid van deze kerkgemeenschap. Het spijt me.’
‘Dank u, eerwaarde.’ Ik haalde een kaartje uit mijn handtas, noteerde er mijn mobiele nummer op en gaf het aan hem. ‘Belt u me alstublieft als u nog iets te binnen mocht schieten.’
‘Ja. Natuurlijk. Wat een droevige geschiedenis. Ik vind het echt heel erg. Heel erg. Ik zal voor haar zielenrust bidden.’
‘Denk je dat Ricker het erg vindt?’ vroeg Ryan, terwijl we naar Broad liepen.
‘In vijfvoud. Hoewel ik er misschien een paar gemist heb voordat ik de score begon bij te houden.’
Ryan maakte de jeep open. Ik stapte in en klikte mijn gordel vast. Het was bloedheet in de auto.
‘En nu?’ vroeg Ryan, terwijl hij achter het stuur plaatsnam.
‘Airco.’
‘Zeker, mevrouw.’ Ryan zette de airco aan. ‘Wat denk je hiervan? We halen iets te eten en gaan dan samen met Emma lunchen. Ik geef Gullet de namen Unique Montague en Willie Helms door. Terwijl de sheriff zich daarmee bezighoudt, nemen jij en ik Cruikshanks dossiers nog eens door.’
‘Lijkt me een goed plan.’
Alleen liepen de dingen anders.
Gullet was er niet. Ik liet een boodschap achter bij zijn telefoniste.
Ik belde Emma thuis maar ze nam niet op. Nadat ik haar op het kantoor van de lijkschouwer had opgespoord, bracht ik mijn inmiddels vertrouwde preek over stress en rust ten gehore.
‘Maak je nou maar niet druk. Ik beperk me tot niet-levensbedreigende administratieve bezigheden. Lee Ann heeft me op de hoogte gebracht van je ontmoeting met Ramon het Reptiel.’
‘Heeft ze het ook over Cleopatra de Kat gehad?’
‘Inderdaad. Ben je daar nog iets over te weten gekomen?’
Ik vertelde Emma over het spoor dat van Dinh via Isabella Halsey naar de dakloze vrouw genaamd Unique leidde, en beschreef Cruikshanks op eigen initiatief aangelegde dossiers over vermiste personen.
‘Dus de dossiers over Helms en Montague bevatten niet eens krantenknipsels?’
‘Alleen maar handgeschreven notities.’
‘Waarom deed Cruikshank onderzoek naar Helms en Montague als er geen mediaberichten over hun verdwijning waren en als niemand hem had ingehuurd om dat te doen?’
‘Interessante vraag.’
‘Dus als ik het goed begrijp, denk je dat de vrouw in het vat Halseys Unique zou kunnen zijn, en dat die Unique Cruikshanks Unique Montague zou kunnen zijn.’
‘Dat zijn twee vragen in één, mevrouw de lijkschouwer. Wat de eerste vraag betreft, de aanwezigheid van de kat maakt dat toch wel erg waarschijnlijk. Wat de tweede vraag betreft, Unique is niet bepaald een alledaagse naam.’
‘De moeite waard om na te trekken,’ zei Emma.
‘Daar ben ik al mee begonnen. Een priester van St. John the Baptist dacht dat Halseys Unique een broer in Charleston heeft. Dat zal ik aan Gullet doorgeven. Zou een van jouw mensen ondertussen kunnen proberen om de tandartsgegevens van Willie Helms te achterhalen?’
‘Waarom?’
‘Cruikshank stelde helemaal op eigen houtje een onderzoek in naar twee vermiste personen. Hij had niet eens nieuwsberichten over hun verdwijning. Montague was er één van, en Helms was de andere. Ik denk dat Helms wel eens onze onbekende van Dewees zou kunnen zijn.’
‘Het lijkt me een gok, maar ik zal er Lee Ann op zetten. Die is onovertroffen in het naar de mond praten van tandartsen.’
‘Je had krab Rangoon en garnalen lo mein met ons kunnen eten.’
‘Ik hou het bij een Moon Pie en een Pepsi.’
‘Daarom voel je je waarschijnlijk zo beroerd.’
‘Maak er een mooie dag van.’
Dat deden we. Op de patio van Poogan’s Porch. Garnalen en grutten voor mij, kip Charleston voor Ryan. Mijn mobieltje ging toen we aanstalten maakten om te vertrekken.
‘Dr. Brennan?’
‘Spreekt u mee.’
‘Pater Ricker. Van St. John the Baptist.’
‘Ja, eerwaarde.’
‘Sullivan’s Island.’
‘Sorry?’
‘De broer van juffrouw Montague woont op Sullivan’s Island. Ik probeerde me steeds maar voor de geest te halen wat ze die dag precies tegen me gezegd had. Ik herinnerde me dat iets in ons gesprek me had doen denken aan mijn kindertijd. Ik heb gebeden, en God heeft mijn gebed verhoord. Sullivan was de naam van mijn eerste kat. Sullivan’s Island.’
‘Dank u, eerwaarde. Dat is zeer nuttige informatie.’
‘De wegen van de Heer zijn ondoorgrondelijk.’
‘Zegt u dat wel.’
Ryan belde Lily terwijl ik Gullet belde. Hij had geen geluk. Ik wel. Ditmaal was de sheriff er.
Ik vertelde hem wat ik van Ricker te horen had gekregen. Hoewel hij niet bepaald enthousiast reageerde, zei Gullet dat hij een rechercheur naar Sullivan’s Island zou sturen om contact op te nemen met de Montagues.
Nadat ik de verbinding verbroken had, vroeg Ryan: ‘Vertelde je me laatst niet dat Cruikshank een of andere kliniek in de gaten hield?’
‘Een gratis kliniek die gerund wordt door gmc. Helene Flynn werkte daar toen ze verdween.’
‘Een van Cruikshanks dossiers was voorzien van de naam Unique Montague.’
‘Inderdaad.’
‘Cruikshank hield een gratis kliniek in de gaten.’
‘Klopt.’
Ik begreep waar Ryan heen wilde.
‘De kliniek verschaft medische zorg aan armen en daklozen. Unique Montague was arm en dakloos.’ Opgewonden keek ik Ryan aan. ‘Misschien is dat de connectie waarin Cruikshank geïnteresseerd was.’
‘Misschien ja.’
Ik kon me niet aan het gevoel onttrekken dat er meer aan de hand was.
‘Dit klinkt misschien idioot, maar iets in mijn binnenste zegt me dat er een verband bestaat tussen mijn twee onbekenden onderling en tussen hen en Cruikshank. En misschien zelfs wel met Helene Flynn.’
‘Ik zie de connectie tussen Cruikshank, Flynn en de kliniek, en een mogelijk verband met Montague, maar hoe zou de man van Dewees daarin passen?’
‘Dat weet ik niet precies.’
‘Waarop baseer je die theorie?’
‘Intuïtie?’
Ryan wierp me een ‘doe me een lol’-blik toe.
‘Wat is er mis met intuïtie?’
Ik sloeg mijn armen over elkaar en leunde achterover. Ryan had gelijk. Er was niet echt iets wat alle vier de zaken met elkaar verbond. Cruikshank en Dewees hadden allebei die merkwaardige nekbreuk. Dat verbond hen. Misschien. Of het was toeval.
Het Dewees-skelet vertoonde kleine inkepingen, dat van Cruikshank niet. Reken maar dat ik maandag de ribben en de wervels van de vrouw in het vat buitengewoon zorgvuldig zou bestuderen.
De vrouw in het vat was waarschijnlijk Unique Montague. Cruikshank had een dossier met de naam Montague erop. Hij had een dossier met de naam Helene Flynn erop. Dat verbond Flynn en Montague met Cruikshank.
Cruikshank had ook een dossier met de naam Willie Helms erop. Zou de man op Dewees Willie Helms kunnen zijn? In dat geval bestond er via Cruikshank een connectie tussen hem en Flynn en Montague.
Vormden die merkwaardige nekwervelbreuken een schakel tussen de man op Dewees en Cruikshank? Zo ja, was er dan via Cruikshank sprake van een connectie met de anderen? Was de overeenkomst in het breukpatroon alleen maar toeval?
Ik geloofde niet in toeval. Waar geloofde ik dan wel in?
Concrete bewijzen. Aantoonbare feiten.
Probleem. Die hadden we niet. Althans geen die de relatie tussen de slachtoffers onweerlegbaar aantoonden. Minuscule inkepingen in botten. Breuken in nekwervels. Een ooghaar in een slakkenhuis. Handgeschreven notities.
Een cd-rom.
‘Er zijn foto’s van mensen die de kliniek binnengaan en van mensen die de kliniek verlaten,’ zei ik. ‘Cruikshank had ze opgeslagen op een cd.’
‘Stond Helene Flynn op een van die foto’s?’
‘Nee,’ zei ik. ‘Maar Unique misschien wel.’
‘Waar is die cd?’
‘Op Gullets kantoor.’
Plotseling stond ik te popelen om de foto’s op de cd opnieuw te bekijken.