28

Om halfnegen de volgende ochtend waren Ryan en ik op weg naar musc. Voor het eerst sinds hij in Charleston gearriveerd was, zag hij er ontspannen uit. De avond tevoren had hij weer een gesprek gevoerd met Lily’s moeder. Hoewel zijn dochter nog steeds boze en vijandige gevoelens ten opzichte van hem koesterde, had Lily erin toegestemd met een therapeut te gaan praten. Lutetia zou een serie afspraken maken.

Of misschien was het het dagje aan het strand. Of de vrijpartij na de barbecue. Wat de oorzaak ook mocht zijn, Ryan maakte een veel minder gespannen indruk.

Lee Ann Miller stond ons op te wachten bij de deur van het mortuarium. Na een vrijwel letterlijke herhaling van Ryans opmerkingen vroeg in de ochtend over de regenboogkleurige kneuzing op mijn elleboog, ging ze op weg om de vrouw uit het vat uit de koelruimte te halen. Terwijl ze weg was, probeerde ik het nummer van Nelson Teal nog een keer. Ditmaal was het toestel in gesprek.

Dat was in elk geval íéts. Een ingesprektoon hield in dat er iemand thuis was, tenzij een ander binnenkomend gesprek de lijn bezet hield.

Nadat ze het stoffelijk overschot naar de autopsieruimte had gebracht, vertrok Miller om zich met haar administratie bezig te houden. Ryan nestelde zich in een stoel met zijn Conroy-roman.

Ik trok handschoenen aan en legde de onderdelen van het skelet op de juiste plaats. Op grond van mijn ervaring met Cruikshank en Helms zou ik me het liefst meteen op de wervels hebben geconcentreerd. In plaats daarvan volgde ik het protocol en werkte methodisch van het hoofd naar de voeten, waarbij ik elk bot met behulp van een loep of microscoop bestudeerde.

De schedel vertoonde geen tekenen van geweld. De kaak was onbeschadigd. Ik vond niets op de handen, niets op de arm- of schouderbeenderen. Het borstbeen en de bovenste halswervels waren intact.

Toen veranderde alles.

‘Moet je dit eens zien,’ zei ik tegen Ryan, terwijl ik diep in mijn binnenste een koude angst voelde opwellen.

Ryan tuurde in de microscoop.

‘Wat je ziet is de C6, de zesde halswervel. De breuken zijn identiek aan de breuken die ik bij Helms en Cruikshank heb aangetroffen. Zelfde wervel, zelfde kant.’

‘Tongbeen gebroken?’ Ryan verwees naar een U-vormig botje dat vaak breekt tijdens een verwurging.

‘Nee.’

Ryan kwam overeind. ‘Ophanging?’

‘De breuk beperkt zich tot één kant.’

‘Een plotselinge verdraaiing?’ Ryan werkte dezelfde checklist af als ikzelf gedaan had.

‘Mogelijk.’ Ik wees naar het verticale botscheurtje. ‘Hier bevindt zich de aanhechting van de scalenus anterior. Ik bewoog de punt van mijn ballpoint naar een benig uitsteeksel naast de breuk. ‘Dit knobbeltje wordt het dwarsuitsteeksel genoemd, omdat het het drukpunt is voor de halsslagader. Een plotselinge verdraaiing zou een samendrukking van de slagaderwand tot gevolg kunnen hebben. Als die samendrukking ernstig genoeg was, zou hij de bloedstroom naar en van de hersenen kunnen afsnijden, en dat zou de dood ten gevolge kunnen hebben.’

‘Een halve nelson?’ Ryan verwees naar de worstelgreep waarbij een arm van achteren onder de oksel van de tegenstander door wordt gestoken en vervolgens om diens nek wordt geklemd.

Gefrustreerd hief ik beide handen op. Dit hield me al bezig sinds ik voor het eerst de scheurtjes in Willie Helms’ wervel had gezien. Ik was er nog steeds niet uit.

‘Ik begrijp de fysiologie van het letsel, maar het is het mechanisme dat me voor een raadsel stelt. Het botscheurtje lijkt erop te duiden dat er flink wat kracht is uitgeoefend. Een voldoende krachtige achterwaartse en zijwaartse verdraaiing van het hoofd leidt gewoonlijk tot ernstige beschadiging van de vierde tot en met de zesde halswervel. Dus hoe zou er zo veel kracht uitgeoefend kunnen zijn terwijl er toch maar één enkele wervel beschadigd is?’

Ryan wierp me een ‘dat moet je mij niet vragen’-blik toe, en installeerde zich toen weer met zijn boek in zijn stoel.

Ik concentreerde me weer op de botten.

En vond minuten later de eerste inkeping. L3, de derde lendenwervel. Buikzijde. Net als bij Helms. De angst spreidde zich uit naar mijn borst.

Ik ging door met mijn onderzoek.

Het nam minder dan een uur in beslag. Toen ik klaar was, vatte ik mijn bevindingen samen voor Ryan, waarbij ik elke beschadiging met een ballpoint aanwees.

‘Botscheurtje in het linker dwarsuitsteeksel van de C6-wervel. Een totaal van acht inkepingen op de buikzijde van lendenwervels twee, drie, en vier. Dat is alles. Geen andere beschadigingen aan het skelet.’

‘Denk je dat ze in haar buik gestoken is?’ vroeg Ryan.

‘Als hier sprake was van een steekpartij, dan was degene die het mes hanteerde wel heel fanatiek. Het lemmet zou haar hele buik doorboord moeten hebben om inkepingen aan de voorzijde van de wervels te veroorzaken.’

‘Enig idee door wat voor voorwerp die inkepingen veroorzaakt kunnen zijn?’

‘De inkepingen zijn minuscuul, V-vormig in dwarsdoorsnede, met gladde randen en zonder groeven. Het enige wat ik kan zeggen, is dat het een voorwerp moet zijn geweest met een zeer scherp, niet-gekarteld lemmet.’

‘Afweerverwondingen?’

Ik schudde het hoofd. ‘De botten van handen en onderarmen vertonen geen beschadigingen.’

‘Dus Cruikshank had de gebroken halswervels, maar niet de inkepingen. Helms en Montague hadden beide,’ dacht Ryan hardop.

‘Ja. Als ze door dezelfde persoon om het leven zijn gebracht, zijn ze mogelijk om verschillende redenen gedood.’

Geen van beiden konden we een sluitende verklaring bedenken. Maar Ryans eerdere opmerking had een herinnering bij me naar boven gebracht. Jaren geleden had een collega van me een verhandeling gehouden over eenzijdige middennekbreuken. Wie? En waar? Was het een presentatie tijdens een congres geweest? Een publicatie? In welk tijdschrift?

Ik moest op internet kijken.

Terwijl we terugreden naar Isle of Palms, probeerde ik nogmaals het nummer van Nelson Teal. Ditmaal nam een vrouw op. Ik zei wie ik was en waarom ik belde. De vrouw heette Mona Teal.

‘Jimmie Ray, dat is mijn man, Nellies broer. Hebt u hem gevonden?’

‘Nee, mevrouw. Het spijt me.’ Terwijl ik luisterde, viel het ontbrekende stukje van Jimmie Rays biologische profiel op zijn plaats. Mona’s intonatie vertelde me dat de Teals van Afro-Amerikaanse afkomst waren.

‘Nou, u belt in elk geval niet om te zeggen dat hij dood is, God zij geloofd en geprezen.’

‘Woont Jimmie Ray bij u?’

‘Lieve hemel, nee. Jimmie Ray zwerft zo’n beetje rond bij de havens. Hij is niet helemaal goed bij zijn hoofd.’

Ik begreep het niet helemaal. ‘Als Jimmie Ray op straat leeft, hoe weet u dan dat hij vermist wordt?’

‘Ik maak elke maandag gebraden kip voor hem, dat beschouw ik als mijn christenplicht. Maandag twee weken geleden kwam Jimmie Ray vroeg, zei dat hij wilde douchen omdat hij naar de dokter ging. Dat doet hij af en toe, ons huis gebruiken om zich te verschonen.

Jimmie Ray begon me te vertellen over een soort uitslag waar hij last van had. Hemeltjelief, dat wilde ik helemaal niet horen. Even later was hij weer vertrokken. Is nooit meer terug geweest. Dat is niks voor Jimmie Ray. Hij heeft van die vaste gewoontes, verandert nooit zijn routine. Toen hij twee maandagen achterelkaar niet op kwam dagen, wist ik dat er iets niet in orde was. Jimmie Ray is namelijk gek op mijn kip.’

‘Weet u waar Jimmie Ray zijn doktersafspraak had?’

‘Het was geen afspraak. Jimmie Ray kon zich geen huisarts veroorloven.’

‘O?’ Rustig.

‘Hij gaat naar de gratis kliniek in Nassau Street, net als Nellie en ik.’

‘De gmc-kliniek?’ Rustig.

‘Precies. Daar hoef je geen afspraak te maken. Je gaat gewoon zitten en wacht tot je aan de beurt bent.’

Ik stak mijn duim op naar Ryan. Hij haalde een hand van het stuur en maakte hetzelfde gebaar, in het besef dat ik zojuist Teal met de kliniek in verband had gebracht.

‘Hartelijk dank, mevrouw Teal.’

‘Als u Jimmie Ray vindt, zegt u hem dan maar dat zijn kip op hem staat te wachten.’

Ik verbrak de verbinding en stak mijn hand op. Ryan gaf me een high five.

‘En toen hadden we er drie,’ zei ik, terwijl ik Gullets nummer intoetste.

Mijn opgetogenheid verdween toen Gullets receptioniste zei dat haar baas tot dinsdag afwezig was. Ik benadrukte hoe belangrijk het was dat ik hem te pakken kreeg. Ze zei dat de sheriff was gaan vissen en niet bereikbaar was.

Emma bellen? Ik besloot te wachten tot ik meer onderzoek had gedaan naar de betekenis van de nekfracturen.

Pete was niet thuis toen Ryan en ik terugkwamen bij Sea for Miles. Goddank. Hun alfamannetjesgedrag begon me behoorlijk te vervelen.

Ik zette mijn laptop aan en ging op internet. Ryan, die vermoedde dat ik voorlopig nog wel even bezig zou zijn, ging op pad om wat zomerkleding aan te schaffen.

Ik begon met het Journal of Forensic Science, ving daar bot en probeerde vervolgens nog een dozijn andere forensische publicaties. Twee uur later was ik door mijn ideeën heen. Hoewel ik een heleboel wijzer was geworden over letsel ten gevolge van verkeersongevallen, hockey, duiken en hoge tackles bij American football, vond ik niets wat in overeenstemming was met het patroon dat ik waarnam. Hoe ik me ook inspande, ik kon me met geen mogelijkheid herinneren waar ik de verhandeling was tegengekomen die ik me herinnerde.

Gefrustreerd staarde ik naar het beeldscherm van mijn computer, terwijl ik me voor de zoveelste keer afvroeg of er werkelijk iets was wat deze zaken met elkaar verbond. Cruikshank, Helms en Montague hadden allemaal eenzijdige nekfracturen aan de zesde halswervel. Helms en Montague hadden inkepingen in hun lendenwervels. Montague was patiënt van de gmc-kliniek. Jimmie Ray Teal was patiënt van de gmc-kliniek. Helene Flynn had daar gewerkt.

Montague, Helms en Cruikshank waren dood. Teal en Flynn werden vermist.

Lonnie Aikman werd vermist. Susie Ruth Aikman was dood. Waren moeder of zoon patiënt van de gmc-kliniek geweest? Hadden de Aikmans überhaupt iets met deze hele toestand te maken? En Cruikshanks andere vermiste personen?

Het moest de kliniek zijn.

Voordat ze het contact met hem verbrak, had Helene Flynn zich over de kliniek beklaagd tegenover haar vader. En tegenover Herron. Cruikshank had de kliniek geobserveerd.

Of had Cruikshank de bezoekers geobserveerd?

In een impuls tikte ik de naam Lester Marshall op Google in. Ik kreeg informatie over een fokker van Arabische volbloeds en een knaap die qigong-energietherapie doceerde, wat dat dan ook wezen mocht. Toen ik ‘dr.’ aan de naam toevoegde, kwam ik terecht op een databank met artsengegevens. Voor $7,95 beloofde de site alle relevante gegevens over een arts te verstrekken behalve het favoriete recept van zijn grootmoeder.

Waarom ook niet?

Mijn acht dollar leverde me het volgende op.

Lester Marshalls adres en telefoonnummer in de kliniek in Nassau Street. Wat je noemt een koopje.

Marshall had zijn artsenopleiding voltooid aan St. George’s Medical School in Grenada.

Zijn vakgebied was huisartsgeneeskunde; hij bezat geen diploma in enige medische specialisatie.

Marshall had geen klinische stages of coschappen gelopen.

Marshall had van 1982 tot 1989 deel uitgemaakt van de medische staf van een ziekenhuis in Tulsa, Oklahoma. Hij was in 1995 bij gmc in dienst getreden.

Er waren tegen Marshall geen tuchtzaken aangespannen.

Ik was mijn resultaten aan het uitprinten toen ik de voordeur hoorde. Te oordelen naar het geritsel van plastic tassen, was het shoppen een succes geweest.

‘Heb je dat artikel nog kunnen vinden?’ vroeg Ryan, terwijl hij een kus op mijn kruin drukte.

‘Nee. Maar ik heb wat onderzoek gedaan naar Lester Marshall.’ Ik overhandigde Ryan de uitdraai.

‘Grenada? Hebben ze daar echt een faculteit geneeskunde?’

‘Volgens mij wel. Hoewel het niet bepaald Johns Hopkins is.’

‘Onvolledig arbeidsverleden,’ zei Ryan.

‘Precies. Waar was Marshall van’89 tot ’95?’

‘Ik vraag me af waarom hij uit Oklahoma vertrokken is.’

‘Als Marshall in’89 op de een of andere manier in de problemen kwam, zou de site die informatie niet verschaffen. Ze verzamelen geen gegevens over medische missers of rechtszaken, en ze vermelden geen tuchtmaatregelen ouder dan vijf jaar.’

‘Heb je de pitbull en Daniels geprobeerd?’

Ik schudde het hoofd.

Terwijl Ryan zijn aankopen naar de slaapkamer bracht, googelde ik Corey Daniels en Adele Berry. Dat leverde niets relevants op. In het telefoonboek van Charleston vond ik een Corey R. Daniels op Seabrook Island.

Een verpleegkundige die op Seabrook woonde? Dat was merkwaardig. De onroerendgoedprijzen op de eilandjes Seabrook en Kiawah behoren tot de hoogste in de regio Charleston. Goedkope woningen waren er niet te vinden.

Ik zat daarover na te denken toen Ryan weer verscheen. Hij droeg een zwarte pet met de klep naar achteren, zwarte Teva-sandalen, zwarte shorts en een zwart T-shirt met een afbeelding van een duivel die een engel een mep gaf met een zaklantaarn. De bijbehorende tekst luidde: electricity comes from electrons, morality comes from morons.

‘Leuk,’ zei ik. Wel erg zwart, dacht ik.

‘Ik vond de boodschap inspirerend.’

Ik vond de boodschap onbegrijpelijk, maar dat hield ik voor me.

‘Ik wilde niet al te stijf overkomen,’ zei Ryan.

‘Zwart staat goed bij je roze huid,’ zei ik. ‘Ik hoop dat de meiden van je af kunnen blijven.’

‘Dat zou een probleem kunnen zijn.’

‘Wil je soms een poging doen om Cruikshanks computer te kraken?’

‘Dat is niet mijn sterkste punt. Maar ik zal je morele steun verlenen.’

‘Morality is for morons.’ Terwijl ik naar Petes T-shirt wees, hoorde ik een ‘psst’ in mijn hoofd.

Wat? Elektriciteit? Zaklantaarn? Engel?

Hebbes. Eenzelfde soort associatie als toen met die Hornetspet van Pete die me op de naam Jimmy Ray Teal had gebracht. Mijn geest katapulteerde de naam van ergens diep in mijn binnenste.

‘Larry Angel!’

‘How I love him, how I tingle when he passes by,’ imiteerde Ryan The Carpenters met een denkbeeldige handmicrofoon.

‘Niet Johnny Angel, Larry Angel. Hij was jarenlang als fysisch antropoloog verbonden aan het Smithsonian Institute. Het was geen tijdschriftartikel, het was een hoofdstuk in een boek.’

Ryan volgde me naar de woonkamer en keek toe terwijl ik een boek pakte van het stapeltje dat ik als mini-uitleenbibliotheek had gebruikt voor mijn studenten tijdens hun veldonderzoek.

En daar was-ie. Een zwart-witfoto van een zesde halswervel die exact dezelfde beschadigingen vertoonde als die van Cruikshank, Helms en Montague.

‘Wow,’ zei Ryan.

‘Yes!’ zei ik.

Samen namen Ryan en ik de tekst vluchtig door.

Ik voelde me helemaal koud worden.

Ik wist hoe Montague, Helms en Cruikshank om het leven waren gekomen.