16

Mijn nieuwe vastberadenheid bracht me terug bij musc. Waarom? Bij gebrek aan een beter idee.

Ik zocht een medewerker van het mortuarium, vertelde wie ik was en dat ik handelde namens de lijkschouwer. Ik vroeg hem om ccc-2006020277 en ccc-2006020285 voor me te halen. Toen de brancards arriveerden, ontfermde ik me over de zesde halswervel van Cruikshank en die van het Dewees-skelet en liep ermee naar de microscoop. Een snelle verificatie bevestigde dat het breukpatroon van beide wervels identiek was. Oké. Ik was er absoluut zeker van.

Oorzaak?

Verband tussen de beide zaken?

Zoals eerder dacht ik enige tijd over die kwestie na. Vervolgens concentreerde ik me op de aarde die Topher uit het graf op Dewees had verzameld. Waarom? Bij gebrek aan een beter idee.

Ik zette een rechthoekige roestvrijstalen pan met een zeef erop in de spoelbak en pakte een van de drie zwarte plastic vuilniszakken die aan het voeteneinde van de Dewees-brancard lagen. Ik maakte de sluitstrip van de zak los, strooide een laagje grond op de zeef en schudde die zachtjes heen en weer.

De zanderige grond sijpelde door het gaas en wat er achterbleef waren steentjes, slakkenhuisjes, stukjes zee-egel, zeester, weekdier en krab. Nadat ik de overblijfselen onder een vergrootglas bestudeerd had, gooide ik ze in een afvalbak en strooide een volgend laagje aarde op de zeef.

Dezelfde steentjes en fragmenten zeefauna.

Ik was bezig aan mijn tweede vuilniszak toen mijn oog op een minuscuul fragmentje viel. Het zat ingebed in een kapot slakkenhuisje en het was zo klein dat ik het bijna over het hoofd had gezien.

Een vezel van het een of ander? Een draad?

Met een pincet pakte ik het slakkenhuis op en legde het in mijn gehandschoende handpalm. Het was minder dan drie centimeter lang, bruin en kronkelig, maar ronder en plomper dan de slakkenhuizen die ik gewoonlijk op het strand aantrof.

Ik liep naar de brancard en bekeek Tophers label. De zak waarmee ik bezig was, bevatte grond die in rechtstreekse verbinding had gestaan met het skelet.

Ik liep naar een werkblad aan de zijkant van het vertrek, verwijderde de vezel voorzichtig uit het slakkenhuisje, legde het op een objectglaasje en dekte het af met een glasplaatje. Vervolgens legde ik het objectglaasje onder de microscoop en bracht mijn ogen naar het oculair.

Het object verscheen als een wazige kromme lijn. Na wat aan de knoppen van het apparaat gedraaid te hebben, kreeg ik het beeld scherp.

Het voorwerp was een ooghaartje. Een zwart ooghaartje.

Terwijl ik daarover na stond te denken, ging mijn mobiel. Het netnummer op het schermpje was 843.

Niet Ryan.

Teleurgesteld trok ik een handschoen uit en nam het gesprek aan.

‘Tempe Brennan.’

‘Met Gullet. Ik heb hier een Dell Latitude-computer en een Pentax Optio 5.5-digitale camera.’

‘Het was allemaal een ongelukkig misverstand.’

‘Inderdaad. Parrot senior heeft zich uitgebreid verontschuldigd. Parrot junior zag eruit alsof hij wel betere ochtenden had gekend.’

‘En wat nu?’

‘De camera is leeg. Of Cruikshank heeft er niets op achtergelaten, of junior heeft alles gewist om zich in te dekken. De computer is beveiligd door middel van een wachtwoord. We hebben er wat mee gestoeid. Zonder resultaat.’

‘Mag ik het eens proberen?’

Het bleef even stil voordat Gullet antwoordde.

‘Hebt u ervaring met die dingen?’

‘Jazeker.’ Gezegd met meer overtuiging dan ik feitelijk voelde. Zelf maakte ik ook altijd gebruik van wachtwoorden op mijn computer, maar ik was nu niet direct een expert in het kraken van beveiligingscodes. In feite had ik nog nooit een computer gekraakt.

Weer bleef het even stil. Toen: ‘Kan geen kwaad, lijkt me. Mevrouw Rousseau vertrouwt u, en mijn mensen hebben vandaag genoeg andere dingen te doen.’

‘Ik ben nu in het mortuarium.’

‘Over een uurtje ben ik bij u.’

De resterende grond leverde niets interessants op. Ik was net klaar met de laatste vuilniszak toen de sheriff arriveerde.

Gullet plaatste een in plastic verpakt pakket op een leeg werkblad. Daarna zette hij zijn zonnebril af en haakte een van de poten in zijn borstzak. Even bleef zijn blik rusten op de twee brancards achter me.

‘Is mevrouw Rousseau er ook?’ vroeg hij.

‘Haar aanwezigheid werd ergens anders vereist,’ zei ik. ‘Kijkt u hier eens naar.’

Gullet stapte naar de microscoop. Ik legde er een van de gebroken wervels onder. Gullet keek ernaar zonder commentaar. Vervolgens liet ik hem de andere wervel zien.

Gullet kwam overeind en keek me aan.

Ik legde uit dat de eerste wervel afkomstig was van Cruikshank, de tweede van de onbekende die we op Dewees hadden aangetroffen.

‘Allebei hadden ze een gebroken halswervel,’ zei Gullet op die vlakke, bijna verveelde toon van hem.

‘Inderdaad.’

‘Hoe?’

‘Dat weet ik niet.’

Ik legde het objectglaasje met de ooghaar onder de microscoop en gebaarde dat hij nog eens moest kijken.

‘Waar kijk ik naar?’

‘Een ooghaartje.’

Gullet tuurde nog een paar seconden door het oculair, en keek me toen weer uitdrukkingloos aan.

‘Dat is afkomstig uit het graf op Dewees,’ zei ik.

‘Er wonen zo’n zes miljard mensen op deze planeet. Hoeveel miljarden ooghaartjes zouden dat zijn?’

‘Dit exemplaar bevond zich op een diepte van ongeveer een halve meter, in grond die rechtstreeks in verbinding stond met het lijk.’

Gullets gezicht bleef onbewogen.

‘Het ooghaartje is zwart,’ zei ik. ‘De man op Dewees had lichtblond haar.’

‘Zou het van een van uw studenten kunnen zijn die op die plek gegraven hebben?’

Ik schudde het hoofd. ‘Die zijn allebei te blond.’

Misschien dat één borstelige wenkbrauw een micromillimeter opgetrokken werd.

‘Kan er aan de hand van oogharen een dna-profiel worden bepaald?’

‘Aan de hand van cel-organellen,’ zei ik.

Geen reactie van Gullet. ‘Een type dna dat via de moeder wordt doorgegeven.’ Iets te eenvoudig voorgesteld, maar goed genoeg.

Gullet knikte, liep naar het werkblad en haalde een overdrachtsformulier voor bewijsmateriaal tevoorschijn.

Ik ondertekende het formulier en vulde de datum in.

Gullet scheurde mijn kopie eraf en gaf die aan mij. Vervolgens vouwde hij het formulier op en stopte het in een binnenzak van zijn jack. Zijn blik dwaalde weer naar de brancards. ‘Hebt u nog iets gevonden wat die knapen met elkaar verbindt?’

‘Nee.’

‘Afgezien van het feit dat ze er allebei in geslaagd zijn hun nek te breken.’

‘Afgezien daarvan.’

‘Als er sprake is van een connectie tussen deze knapen, hebben we te maken met een dubbele moord. Hypothetisch gesproken, uiteraard.’

‘Hypothetisch gesproken,’ stemde ik in.

‘Een seriemoord?’

Ik haalde mijn schouders op. ‘Of misschien kenden die twee elkaar wel.’

‘Ga door.’

‘Misschien zijn ze ergens getuige van geweest wat ze allebei met de dood moesten bekopen.’

Gullet vertrok geen spier van zijn gezicht.

‘Misschien waren ze ergens bij betrokken.’

‘Zoals?’

‘Drugs. Valsemunterij. De ontvoering van het zoontje van Lindbergh.’

‘Hypothetisch gesproken.’

‘Hypothetisch gesproken.’

‘Een van mijn mensen heeft dat gebouw geïdentificeerd.’

Mijn gezicht moet mijn verwarring hebben getoond.

‘Cruikshanks cd. De foto’s. Volgens mijn medewerker is dat bakstenen gebouw een gratis kliniek in Nassau Street.’

‘Van welke organisatie?’ vroeg ik, toen het kwartje eindelijk viel.

gmc.’

‘Herron en zijn kudde. Jezus! Zou het de kliniek kunnen zijn waar Helene Flynn heeft gewerkt?’

‘Ik begrijp dat uw vriend belangstelling voor die lul heeft, maar een rechtenstudie maakt hem nog niet tot rechercheur. Als we te maken hebben met een moord, en ik zeg niet dat dat zo is, dan wil ik niet dat een of andere beunhaas op brogues potentiële verdachten de stuipen op het lijf jaagt.’

Het leek me zinloos hem erop te wijzen dat Pete mijn vriend niet was. Of dat hij geen enkel paar brogues bezat. Gullet richtte een waarschuwende vinger op me. ‘Houdt u die knaap aan de teugel. Als de zaak in de soep loopt, ben ik degene die het op mijn boterham krijgt.’

‘Trekt u die kliniek na?’ vroeg ik.

‘Er is momenteel nauwelijks iets om dat te rechtvaardigen.’

Gullet tikte op de computer. ‘Als u achter het wachtwoord mocht komen, belt u me dan. Anders sturen we het apparaat door naar de Technische Dienst.’

‘Betekent dat niet dat we eindeloos zullen moeten wachten?’ vroeg ik.

Gullet zette zijn Ray-Ban weer op. ‘Probeert u het eerst zelf maar eens, mevrouw.’

Nadat de sheriff vertrokken was, belde ik Emma. Ze zei dat ik het ooghaartje en het slakkenhuis moest laten liggen en dat zij Lee Ann Miller opdracht zou geven ze op te halen en door te sturen naar het forensisch staatslab.

Nadat ik foto’s had gemaakt van de wervelbreuken, stopte ik het ooghaartje en het slakkenhuis in een bewijszakje en zei tegen de technicus dat ik het voor vandaag voor gezien hield. Het was inmiddels twee uur. Ik ging op weg naar huis.

Onderweg belde ik Petes BlackBerry. Geen gehoor. Wat een verrassing.

Ik was zo opgewonden door het vooruitzicht Cruikshanks harde schijf te bekijken dat ik onderweg niet stopte om te lunchen. Nadat ik bij Sea for Miles was gearriveerd, maakte ik een korte wandeling met Boyd, maakte een ham-en-kaassandwich klaar en installeerde me aan de keukentafel.

Ik zette de laptop aan. Na de openingsbeelden van Windows verscheen er een blauw scherm waarop een knipperende cursor wachtte op de invoering van het wachtwoord.

Ik begon met voor de hand liggende wachtwoorden: 123123. 123456. 1A2B3C. Wachtwoord. Open.

Geen resultaat.

Cruikshanks initialen? Geboortedag?

Ik pakte de afis-uitdraai die Emma me gegeven had.

Noble Carter Cruikshank.

Ik probeerde ncc, ccn, en diverse combinaties van de initialen van de man met en zonder zijn geboortedatum, voorwaarts en achterwaarts. Ik keerde elke naam om, herschikte vervolgens lettergroepen. Daarna verving ik cijfers door letters en letters door cijfers.

De cursor kwam niet van zijn plaats.

Charlotte Mecklenburg Police Department.

Ik probeerde elke combinatie met cmpd in verschillende posities met de naam en de geboortedatum.

Niks.

Shannon. Ik wist Shannons tweede naam of achternaam niet. Wanneer waren ze getrouwd? Geen idee. De strandfoto was gedateerd juli 1976. Ik probeerde nog meer combinaties.

De cursor trapte er niet in.

Honkbal. Ik pakte de doos en haalde de trofee tevoorschijn. 24 juni 1983.

Geboortedatum. Datum van het kampioenschap. Gecombineerd. Gehusseld. Achterstevoren.

Noppes.

Ik stoeide wat met Cruikshanks adres en elke datum op het afis-formulier. Tegen halfvijf was ik door mijn ideeën heen.

‘Ik heb niet genoeg persoonlijke informatie,’ zei ik tegen de lege keuken.

Boyd kwam overeind.

‘Nog steeds de pest in over die korte wandeling?’

Boyd deed zijn bek open en drapeerde zijn tong over zijn paarse tandvlees.

‘Jullie chows zijn een vergevingsgezind ras.’

De chow hield zijn kop schuin en stak zijn oren vooruit.

‘Laten we de dossiers er maar weer eens bij pakken.’

Ik zette de laptop uit en liep naar de woonkamer. Boyd kwam achter me aan.

De doos met Cruikshanks dossiers stond nog steeds op het bankje onder het raam. Ik nam hem mee naar de salontafel en installeerde me op de bank.

Boyd sprong naast me op de bank. We keken elkaar aan. Boyd sprong weer op de vloer.

De doos bevatte ongeveer veertig mappen, elk voorzien van een met de hand geschreven datum en naam. Sommige dossiers waren dik, andere dun. Ik bekeek de etiketten.

De dossiers waren chronologisch gerangschikt. Aan de data kon ik zien dat Cruikshank soms aan meerdere zaken tegelijk werkte. Er waren ook hiaten, vermoedelijk de periodes waarin hij zwaar dronk.

Ik haalde het oudste dossier tevoorschijn.

Murdock, Deborah Anne. Augustus 2000, A.

Deborah Murdocks dossier bevatte het volgende:

Notities in steno die overeenkomst vertoonden met die in het dossier van Helene Flynn.

Afgeschreven cheques van de gezamenlijke rekening van Deborah en Jason Murdock. De laatste was uitgeschreven op 4 december 2000.

Foto’s van een stel dat een restaurant, bar of motel binnenging of verliet.

Brieven geadresseerd aan Jason Murdock in Moncks Corner, South Carolina, verzonden door Noble Cruikshank. De brieven waren geschreven in de periode september tot november 2000.

Het begon me te dagen. Ik las slechts één brief.

Jawel. De vrouw op de foto’s was Deborah. De man was niet Jason.

Ik pakte het volgende dossier.

Lang, Henry. December 2000. A.

Hetzelfde liedje. Notities, cheques, foto’s, verslagen. Cruikshank was hier zes maanden mee bezig geweest. Hier was het manlief die buiten de pot pieste.

Volgende dossier.

Todman, Kyle. Februari 2001. A.

In deze zaak ging het om een antiekhandelaar die zijn compagnon ervan verdacht geld achterover te drukken. Het kostte Cruikshank een maand om de zwendelaar te betrappen.

Ik bekeek het ene na het andere dossier. De verhalen vertoonden vrijwel allemaal hetzelfde droevige patroon. Overspelige echtgenoten. Vermiste ouders. Van huis weggelopen tieners. Slechts weinig verhalen kenden een gelukkige afloop. Hoe zeggen ze dat ook weer? Als je je vermoeden uitspreekt, is het waarschijnlijk waar.

Ik keek op mijn horloge. Kwart over zes. Ik vroeg me af wat Pete aan het doen was.

Ik vroeg me af wat Ryan aan het doen was.

Ik checkte mijn mobieltje. Geen berichten. De batterij was vol.

Uiteraard.

Terug naar de dossiers.

Ethridge, Parker. Maart 2002.

Dit was een van de dikste mappen in de doos.

Parker Ethridge, achtenvijftig jaar oud, woonde alleen. In maart 2002 kwam Parkers zoon hem ophalen voor een lang van tevoren geplande vistrip. Ethridge was niet thuis en was daarna nooit meer gezien. Cruikshank besteedde meer dan een jaar aan het onderzoek, maar zonder resultaat. Ethridge junior ontsloeg hem in mei 2003.

Franklin, Georgia. Maart 2004. A.

In november 2003 verdween een negentienjarige studente uit haar studentenhuis van het College of Charleston. Vier maanden later namen Georgia’s ouders, ontevreden over de manier waarop het politieonderzoek verliep, Cruikshank in de arm om hun dochter te vinden. Hij vond haar ook. Samenwonend met een boeddhistische sieradenmaker in Ashville, North Carolina.

Poe, Harmon. April 2004. Werkloze man. Voor het laatst gezien in het Ralph H. Johnson Medical Center. Als vermist opgegeven door een vriend.

Friguglietti, Sylvia. Mei 2004. A. Vrouw op leeftijd. Verdwenen uit een centrum voor begeleid wonen. Drijvend in de haven gevonden in de buurt van Patriot’s Point.

Opnieuw keek ik op mijn horloge en op mijn mobieltje.

Acht minuten voor zeven. Geen berichten.

Ontmoedigd rolde ik met mijn schouders en strekte mijn armen boven mijn hoofd. Boyd opende slaperig zijn ogen.

‘Het was in elk geval geen complete tijdverspilling,’ zei ik.

Boyd keek me lodderig aan.

‘Het is me duidelijk geworden dat een A op een etiket betekent dat de zaak afgesloten is.’

Boyd keek sceptisch. Daar trok ik me niets van aan. Ik maakte vorderingen.

Ik liet mijn armen zakken en ging weer verder.

Snype, Daniel. Augustus 2004. Verdwenen terwijl hij vanuit Savannah, Georgia, een bezoek bracht aan Charleston. Retourgedeelte van zijn busticket niet gebruikt. Als vermist opgegeven door zijn kleindochter, Tiffany Snype.

Walton, Julia. September 2004. A. Weggelopen huisvrouw, opgespoord terwijl ze samenwoonde met haar vriend in Tampa, Florida.

Enkele van de recentste dossiers bevatten uitsluitend krantenknipsels en een paar notities in steno. Geen cheques. Geen foto’s. Geen rapporten.

Ik las enkele van de krantenknipsels. Allemaal gingen ze over iemand die vermist werd.

‘Waren dit zaken waarvoor Cruikshank was ingehuurd om ze te onderzoeken?’

Daar had Boyd geen antwoord op.

‘Of deed hij om een andere reden onderzoek naar vermiste personen?’

Tja. Dat zou natuurlijk ook kunnen.

Ik sloeg het laatste dossier open en las een volgend krantenknipsel.

Eén naam sprong eruit.