21
Ryan zat aan een tafeltje op de veranda te roken. Voor hem stonden de restanten van een cheeseburger en een lege bierpul. Een kleine metalen asbak bevatte de nodige sigarettenpeuken, wat erop duidde dat hij er al een tijdje zat.
Geen goed teken. Ryan rookte alleen als hij gestrest was. Of boos.
Hou het luchtig.
‘Kom je hier uit de buurt, kanjer?’ Luchtig, opgewekt, en zo gespannen als de pest.
Ryan draaide zijn gezicht naar me toe. Er flakkerde iets in zijn ogen, maar dat verdween bijna onmiddellijk weer. Ik gebaarde naar een stoel aan zijn tafeltje.
Ryan haalde zijn schouders op.
Ik ging zitten.
Ryan drukte zijn sigaret uit in de asbak.
‘Is de sneeuwvogel naar het zuiden getrokken voor wat zon en strand?’ volhardde ik.
Ryan glimlachte niet.
‘Waarom kwam je woensdagavond bij Annes huis niet naar binnen?’
‘Ik had geboekt voor de Ghost & Dungeon Walking Tour.’
Die opmerking negeerde ik. ‘Je beantwoordt mijn telefoontjes niet.’
‘Problemen met de ontvangst.’
‘Waar logeer je?’
‘Charleston Place.’
‘Toe maar.’
‘Lekkere dikke handdoeken.’
‘Ik zou liever hebben dat je in Annes huis logeerde.’
‘Nogal vol daar.’
‘Het is niet wat je denkt, Ryan.’
‘Wat denk ik dan?’
Voordat ik antwoord kon geven, verscheen er een serveerster bij ons tafeltje.
‘Wil je soms wat eten?’ Ryan klonk zo enthousiast als een caissière in een supermarkt.
Ik bestelde een Coca-Cola light en Ryan vroeg om een Palmetto Pale Ale.
Oké. Hij sprong niet op om me te omhelzen, maar hij ging er ook niet vandoor. Dat was tenminste íéts. Ik wist hoe ik gereageerd zou hebben als ik ruim tweeduizend kilometer gereden had en hem zijn ex had zien knuffelen.
Maar ik had niet met Pete geknuffeld. Ryan gedroeg zich ongeveer net zo zelfverzekerd als een pukkelige puber.
We zwegen allebei. De avond was vochtig en windstil. Hoewel ik schone kleren had aangetrokken voordat ik het ziekenhuis verliet, begonnen die ook al vochtig aan te voelen en aan mijn lijf te plakken. Irritatie begon de kop op te steken.
Mijn gezond verstand kreeg de overhand. Toen de serveerster onze drankjes bracht, besloot ik de zaak van een andere kant te benaderen.
‘Ik had geen idee dat Pete zou komen of dat we hier tegelijkertijd zouden zijn. Anne heeft hem uitgenodigd. Het is haar huis en ik zou eigenlijk vertrekken op de dag dat hij aankwam. Dat is waarschijnlijk de reden dat ze er niets over heeft gezegd. Het huis heeft vijf slaapkamers. Ik kon toch moeilijk zeggen dat ik er bezwaar tegen had?’
Ryan stak een hand op ten teken dat hij er niet meer over wilde horen.
Dat gebaar veroorzaakte een hernieuwd gevoel van irritatie.
‘Ik heb een rotweek achter de rug, Ryan. Misschien dat je daar een beetje rekening mee kunt houden.’
‘Houden jij en je mannie soms een soort calamiteitenscorekaart bij? Eén punt voor zonnebrand. Twee voor een slechte pinot. Drie voor mieren tijdens de picknick op het strand.’
Af en toe geef ik mezelf goede raad. Bijvoorbeeld: niet geïrriteerd raken. Vaak negeer ik dat advies. Ook nu weer.
‘Heb jij niet net een week in Nova Scotia doorgebracht met je voormalige geliefde?’ flapte ik er uit.
‘Fijn om te weten dat je je zo bezorgd over me maakt.’
Warm. Hongerig. Moe. Ook in de beste stemming al geen toonbeeld van diplomatie. Ik werd nijdig.
‘Ik heb net te horen gekregen dat een vriendin van me ziek is, waarschijnlijk stervende,’ beet ik hem toe. ‘Ik word achtervolgd door een verslaggever en bedreigd door een projectontwikkelaar. Ik zit momenteel opgezadeld met drie gevallen van moord. De afgelopen zeven dagen heb ik ofwel op de Spoedeisende Hulp doorgebracht, of in een mortuarium, of ploeterend door de viezigheid op zoek naar in staat van ontbinding verkerende lijken.’ Een tikje overdreven, maar ik had nu de smaak te pakken. ‘Woensdagavond stortte ik even in. Pete was bezorgd en troostte me, waar ik op dat moment hard aan toe was. Sorry voor de slechte timing. En sorry dat ik je broze mannelijke ego heb gekwetst.’
Buiten adem leunde ik achterover en sloeg mijn armen over elkaar. Vanuit mijn ooghoeken zag ik dat het stel rechts van ons naar ons zat te staren. Ik wierp ze een nijdige blik toe. Ze wendden hun blik af.
Ryan stak weer een sigaret op, inhaleerde diep, blies de rook uit. Ik keek toe hoe de rook naar boven kringelde in de richting van een plafondventilator.
‘Lily heeft me te verstaan gegeven dat ik maar beter op kon sodemieteren.’
‘Wat? Hoe bedoel je? Wanneer?’ Stom, maar Ryans onverwachte mededeling met betrekking tot zijn dochter had me overrompeld.
‘Nadat wij elkaar op zondag gesproken hadden, kregen we ruzie. De aanleiding was een of andere sukkel met allerlei piercings in zijn gezicht. God, ik weet het niet eens meer precies. Lily stormde het restaurant uit, zei dat ik haar leven verpestte en dat ze hoopte dat ik zou vertrekken en nooit meer terug zou komen.’
‘Wat vindt Lutetia ervan?’
‘Dat ik me voorlopig even gedeisd moet houden en Lily de ruimte moet geven.’ Ryans gezicht was een stenen masker. ‘Ik heb de hele maandag en het grootste deel van dinsdag geprobeerd met haar te praten. Ze wilde me niet zien en ze beantwoordde ook mijn telefoontjes niet.’
Ik boog me voorover en legde mijn hand op de zijne. ‘Ik weet zeker dat het wel weer goed komt.’
‘Ja.’ Ryans kaakspieren spanden zich, ontspanden zich weer.
‘Lily heeft tijd nodig om te wennen aan het idee dat jij haar vader bent.’
‘Ja.’
‘Ze weet het nog geen jaar.’
Ryan reageerde niet.
‘Wil je erover praten?’
‘Nee.’
‘Ik ben blij dat je besloten hebt om hiernaartoe te komen.’
‘Hè ja.’ Ryan wierp me een vreugdeloos glimlachje toe. ‘Dat was nog eens een goed idee.’
‘Woensdagavond stelde ik me aan als een idioot. Zelfmedelijden, medelijden met anderen, tranen, noem maar op. Toen jij arriveerde, probeerde Pete me te kalmeren. Dat is alles. Meer valt er niet over te zeggen. Sorry voor mijn beroerde timing.’
Ryan reageerde niet. Maar hij trok ook zijn hand niet terug.
‘Ik zou nooit tegen je liegen. Je kent me.’
Ryan bleef nog steeds zwijgen.
‘Er was niets aan de hand, Ryan.’
Ryan speelde met de as van zijn sigaret, die hij over de rand van de asbak heen en weer rolde. Een seconde verstreek. Nog een. Ryan verbrak de stilte.
‘Na Lily’s afwijzing voelde ik me ontzettend schuldig. Ik voelde me een mislukkeling. De enige met wie ik samen wilde zijn, was jij. De beslissing was simpel. Ik stapte in de jeep en ging op weg naar het zuiden. En toen ik na twintig uur rijden jullie daar in de tuin zag…’
Ryan maakte de zin niet af. Ik wilde iets zeggen. Hij was me voor.
‘Misschien dat ik woensdagavond te heftig reageerde, dat ik mijn kwaadheid de overhand liet krijgen. Maar ik heb me iets gerealiseerd, Tempe. Ik ken mijn eigen dochter niet. Oké, ik geef toe dat dat mijn eigen schuld is. Maar jou ken ik óók niet.’
‘Natuurlijk wel.’
‘Niet echt.’ Ryan nam een trek van zijn sigaret, liet de rook ontsnappen. ‘Ik weet van alles óver je. Ik kan je cv citeren. Briljant antropologe, een van de allerbesten op jouw gebied. Gestudeerd aan de universiteit van Illinois, doctoraal aan Northwestern. Ervaring bij het Rampen Identificatie Team, geconsulteerd door het Amerikaanse leger, genocidedeskundige voor de VN. Indrukwekkende biografie, maar niets van dat alles zegt iets over hoe je denkt of wat je voelt. Mijn dochter is een onbeschreven blad voor me. Jij bent een onbeschreven blad voor me.’
Ryan trok zijn hand onder de mijne vandaan en pakte zijn bierpul op.
‘Je weet heel wat meer van me dan mijn cv,’ zei ik.
‘Dat is waar.’ Ryan dronk de helft van zijn bier op. Om zijn boosheid te onderdrukken? Om zijn gedachten te verzamelen? ‘Je bent op je negentiende getrouwd met Pete de advocaat. Hij bedroog je. Jij was aan de drank. Jullie huwelijk ging naar de knoppen. Je dochter is een eeuwige student. Je beste vriendin is een makelaar. Je hebt een kat. Je houdt van Cheetos. Je hebt de pest aan geitenkaas. Je draagt geen ruches of naaldhakken. Je kunt sarcastisch zijn, uitgelaten, en een tijgerin in bed.’
‘Hou op.’ Mijn wangen gloeiden.
‘Dat is het wel zo’n beetje.’
‘Dat is niet eerlijk.’ Ik was geestelijk en lichamelijk te uitgeput om erg fel te protesteren. ‘En dat doe je expres.’
Ryan legde zijn onderarmen op het tafeltje en boog zich naar me toe. Ik rook mannelijk zweet, aftershave en een vleug van de sigaretten die hij had gerookt.
‘We zijn nu al tien jaar vrienden, Tempe. Ik weet hoeveel je werk voor je betekent. Maar verder weet ik nauwelijks wat je voelt. Ik heb geen idee wat jou gelukkig maakt, of bedroefd, of boos, of hoopvol.’
‘Ik ben fan van de Cubs.’
‘Dat bedoel ik nou.’ Hij leunde weer achterover, drukte zijn sigaret uit en dronk de rest van zijn bier op.
Strakke banden omklemden mijn borst. Boosheid? Wrevel?
Angst voor intimiteit?
Ik nam een slokje van mijn cola. De stilte tussen ons was oorverdovend.
De serveerster keek onze kant op maar was verstandig genoeg om ons met rust te laten. Het stel naast ons betaalde de rekening en vertrok. Op Church kloste weer een paard voorbij. Misschien was het wel hetzelfde paard als waar ik achteraan was gesukkeld. Mijn geest dwaalde af.
Zou het paard het vervelend vinden steeds maar weer datzelfde stompzinnige traject af te moeten leggen? Gehoorzaamde het plichtsgetrouw, dag in dag uit, uit angst voor de zweep? Doodde het de tijd met het dromen van paardendromen, of kende het slechts de wereld tussen zijn oogkleppen?
Had Ryan gelijk? Trok ik een muur tussen ons op? Had ik emotionele oogkleppen opgezet? Mezelf afgesloten voor verontrustende herinneringen en verontrustende hedendaagse problemen?
Ik voelde een plotselinge steek diep in mijn borst. Was Pete een van die problemen? Was ik wel helemaal eerlijk tegenover Ryan? Tegenover mezelf?
‘Wat wil je precies van me?’ Mijn mond was droog, mijn keel trok zich samen.
‘Lutetia was heel nieuwsgierig naar je. Op de meeste van haar vragen moest ik het antwoord schuldig blijven. Dat verbaasde haar. Ik zei dat de dingen waar ze naar vroeg, niet belangrijk waren. Ze zei dat dat best waar kon wezen, maar dat ik ze evengoed zou moeten weten.
Als je in je eentje met de auto onderweg bent, heb je heel wat tijd om na te denken. Tijdens die lange rit kwam ik tot de conclusie dat Lutetia gelijk heeft. Er zijn gebieden waarop we niet communiceren, Tempe. Onze relatie heeft haar grenzen.’
Relatie? Grenzen? Ik kon nauwelijks geloven dat ik dit hoorde uit de mond van Andrew Ryan. De losbol. De grote versierder. De donjuan van de afdeling Moordzaken van de politie van Montréal.
‘Ik hou niet bewust dingen voor je achter,’ mompelde ik.
‘Het is niet wát iemand met je deelt, maar dát iemand met je deelt. Bewust of niet, je sluit me dikwijls buiten.’
‘Niet waar.’
‘Waarom noem je me Ryan?’
‘Wat?’ De vraag bracht me van mijn stuk. ‘Dat is je naam.’
‘Mijn achternaam. Collega’s noemen me Ryan. De jongens in mijn ijshockeyteam. Jij en ik zijn zo intiem met elkaar als twee mensen maar kunnen zijn.’
‘Jij noemt mij Brennan.’
‘Als we beroepshalve samenwerken.’
Ik hield mijn blik gericht op zijn handen. Ryan had gelijk. Ik wist niet waarom ik dat deed. Om hem op een afstandje te houden?
‘Wat wil je nou precies?’ vroeg ik.
‘We zouden om te beginnen met elkaar kunnen praten, Tempe. Je hoeft het niet meteen te overdrijven. Vertel me gewoon dingen. Begin met je familie, je vrienden, je eerste liefde, je verwachtingen, je angsten…’ Ryan stak een hand op. ‘… je opvattingen over de geest en het anomaal monisme.’
Ik negeerde zijn poging om een luchtiger toon aan te slaan.
‘Je hebt Katy ontmoet. Anne. Mijn neefje Kit.’
Harry.
In het begin van onze relatie, toen Ryan emotionele toenadering zocht terwijl ik daar huiverig voor was, vertrok mijn zus, Harriet, naar Montréal op zoek naar het nirwana. Daar raakte ze uiteindelijk in de ban van een sekte die haar gevangen hield, en Ryan en ik redden haar hachje. Op een avond verdwenen ze samen en ik vermoed dat ze toen de Bijbelse daad verricht hebben. Ik heb er nooit naar gevraagd. Ryan noch Harry heeft er ooit iets over gezegd.
‘En Harry.’
‘Hoe gaat het met Harry?’ Ryans stem klonk iets minder gespannen.
‘Ze woont in Houston met een klavecimbelmaker.’
‘Is ze gelukkig?’
‘Harry is Harry.’
‘Vertel eens iets over je ouders.’ Dr. Phil die een gast van zijn talkshow aan het praten probeert te krijgen.
‘Michael Terrence Brennan, jurist, connaisseur, en drinkebroer. Katherine Daessee Lee, beter bekend als Daisy.’
‘Vandaar je onuitspreekbare tweede voornaam.’
‘Net als Daisy, met een zachte s.’
‘Daisy. Dat vind ik eigenlijk best een…’
‘Als je het maar uit je hoofd laat om me zo te noemen.’
Ryan stak twee vingers op alsof hij de padvindersbelofte aflegde.
Ik slikte en stak van wal.
‘Michael is van Ierse afkomst en komt uit Chicago, Daisy komt uit een oud geslacht in Charlotte. Ze krijgen op de universiteit verkering, trouwen in de jaren vijftig. Michael treedt in dienst bij een groot advocatenkantoor in Chicago en de jonggehuwden vestigen zich in Beverly, een Ierse wijk aan de zuidkant van Chicago. Daisy sluit zich aan bij de Junior League, de Unie van Vrouwelijke Vrijwilligers, het Rozenkransgenootschap en de Vrienden van de Dierentuin. Temperance Daessee, hun eerstgeborene, betekent het eind van mevrouw Brennans sociale ambities. Harriet Lee volgt drie jaar later. Na weer drie jaar wordt Kevin Michael geboren.’
Bijna veertig jaar geleden en het verdriet sneed me nog steeds door de ziel. Ik was me ervan bewust dat ik in de derde persoon tegenwoordige tijd sprak, maar ik kon er niets aan doen. Op een of andere manier hielp dat. Vraag het maar aan Freud.
‘Negen maanden later bezwijkt baby Kevin aan leukemie. Pappie, helemaal kapot, drinkt zich in hoog tempo richting werkloosheid, levercirrose, en een veel te dure lijkkist. Mammie valt ten prooi aan een neurose, keert uiteindelijk terug naar Charlotte met de jonge Temperance en Harriet. Gedrieën nemen ze hun intrek bij grootmoeder Lee.’
Ryan stak zijn hand uit een veegde met zijn duim een traan van mijn wang.
‘Dank je.’ Zo zacht dat ik het nauwelijks verstond.
‘Volgende aflevering, de jaren in Charlotte.’
Om ons heen klonken cafégeluiden. Seconden verstreken. Een minuut. Toen Ryans blik de mijne ontmoette, was er iets van de spanning uit zijn gezicht verdwenen.
Hij leunde achterover en trok zijn wenkbrauwen op alsof hij me voor het eerst zag. De man trok graag zijn wenkbrauwen op. Het stond hem goed. Gaf hem een air van onverstoorbare nieuwsgierigheid.
Ik stelde me voor hoe ik eruit moest zien. Uitgelopen mascara. Betraand gezicht. Sliertig opgedroogd haar in een knotje.
Ik wist wat er komen ging. Een onuitgesproken vraag over de gebeurtenissen van vandaag. Oké. Zakelijk. Vertrouwd terrein. Neutraal.
‘Het is een lang verhaal,’ zei ik.
‘Komt er modderworstelen in voor?’
‘Er komt een reptiel genaamd Ramon in voor.’
‘Ik was gek op Henry Silva als de jager op groot wild.’
Niet-begrijpende blik.
‘Alligator. 1980. Ramon, in zijn jeugd harteloos door de wc gespoeld, groeit uit tot een monster van negen meter en wil ontsnappen uit het rioleringssysteem van Chicago. Geweldige film. Klassieke B-film over monsters.’
‘Wil je dit echt horen?’
‘Jazeker.’
‘Mag ik een cheeseburger?’
Ryan wenkte de serveerster, bestelde, sloeg toen zijn armen over elkaar en stak zijn benen voor zich uit met de enkels over elkaar.
‘Je weet van het skelet op Dewees,’ begon ik.
‘Het skelet dat je studenten opgegraven hebben.’
Ik knikte. ‘Het was een blanke man, waarschijnlijk in de veertig. Vermoedelijk al minstens twee jaar dood. Ik heb een merkwaardige breuk in een van zijn halswervels aangetroffen, en inkepingen op zijn twaalfde rib en op diverse lendenwervels. Er was het nodige aan zijn gebit gesleuteld, maar er kwam niets naar boven toen we die gegevens in het ncic invoerden. Ook een vergelijking met de lijst van plaatselijke vermiste personen leverde niets op. Eén interessant gegeven. Ik vond een ooghaar bij het skelet. De knaap op Dewees was blond. De ooghaar is zwart. Emma heeft hem naar het staatslaboratorium gestuurd voor een dna-test.’
‘Emma?’
‘Emma Rousseau is de lijkschouwer van Charleston County.’ Ik voelde me op dat moment niet in staat om met hem over Emma te praten.
‘Het Dewees-skelet is lijk nummer één.’
‘Ja. Pete is in Charleston om in opdracht van een cliënt een financieel onderzoek in te stellen en tegelijk op zoek te gaan naar de dochter van diezelfde cliënt. Helene Flynn verdween ruim een halfjaar geleden terwijl ze werkte in een gratis kliniek die gerund wordt door God’s Mercy Church, het geesteskind van een plaatselijke tv-evangelist genaamd Aubrey Herron.
Toen Helene verdween, nam haar vader, Buck Flynn, een privédetective genaamd Noble Cruikshank in de arm. Twee maanden nadat hij met zijn onderzoek was begonnen, verdween Cruikshank zelf. Cruikshank dronk. Hij was wel eens eerder aan de boemel geweest waarna hij zomaar een tijdje verdween, dus er werd geen grote zoekactie op touw gezet. Afgelopen maandag vonden jongelui een lijk dat aan een boom hing in een nationaal park even ten noorden van de stad. We hebben vingerafdrukken genomen en die in afis ingevoerd. Bingo. Het lijk bleek dat van Cruikshank, die tussen haakjes de portefeuille bij zich droeg van een zekere Chester Pinckney, een plaatselijke moerasrat.’
‘Hoe dat zo?’
‘Geen idee. Pinckney beweert dat zijn portefeuille gestolen was. Het lijkt me waarschijnlijker dat hij hem verloren is.’
De serveerster bracht mijn cheeseburger. Ik nam er wat aangemaakte sla en tomaten bij.
‘Cruikshank was een blanke man van zevenenveertig. Hij had een nekbreuk die identiek was aan die van de man op Dewees. Zelfde wervel, zelfde kant, hoewel de knoop van de strop zich tegen zijn achterhoofd bevond.’
‘Inkepingen in de ribben en lendenwervels?’
‘Nee.’
Ik nam even de tijd om een aanzienlijk deel van mijn cheeseburger naar binnen te werken.
‘Gullet, dat is de sheriff van Charleston County, heeft Cruikshanks eigendommen opgehaald bij zijn huisbaas. Daar zat een cd bij met foto’s van mensen die arriveerden en vertrokken bij de kliniek waar Helene Flynn werkte. In een andere doos zaten dossiers. Sommige daarvan bevatten het soort materiaal dat je zou verwachten bij een privédetective. Aantekeningen, afgeschreven cheques, kopieën van brieven en rapporten. Er was ook een dossier over Helene Flynn. Andere dossiers bevatten alleen maar krantenknipsels over vermiste personen. Weer andere bevatten uitsluitend met de hand geschreven aantekeningen.’
‘Ben je nog wat wijzer geworden van die aantekeningen?’
‘Noppes. Ze zijn in code. We hebben ook Cruikshanks pc, maar tot dusverre geen wachtwoord.’
‘Oké. Cruikshank is lijk nummer twee. Wanneer komen we bij Ramon?’
Ik vertelde hem over de vrouw en de kat in het vat.
‘Ze is blank, ongeveer veertig jaar oud, en ze is waarschijnlijk om het leven gekomen door verwurging. De kat stond geregistreerd op naam van een zekere Isabella Cameron Halsey. Ik ben van plan om daar morgen achteraan te gaan.’
‘Iets wat die drie zaken met elkaar in verband brengt?’
‘De doden zijn allemaal blank en van middelbare leeftijd. De twee mannen hebben identieke nekbreuken. De vrouw is gewurgd. Verder eigenlijk niets. Maar ik ben nog niet klaar met de vrouw in het vat. Haar gebeente is pas maandag helemaal schoongemaakt.’
Ryan keek naar het asbakje vol peuken zonder het echt te zien. Hij zag eruit alsof hij zich op een of andere gedachte concentreerde, alsof hij zichzelf ergens van wilde overtuigen.
‘Is het echt over tussen jou en Pete?’ vroeg hij.
‘Hoe lang ben ik al bij de man weg?’ Zorgvuldig gekozen woorden.
Ryan sloeg zijn blik op en keek me aan. De blauwe ogen, het rossige haar, de rimpels en lijntjes op al de juiste plekken. Met zo’n uiterlijk moest hij minstens zes staatswetten en een dozijn federale richtlijnen overtreden, dacht ik bij mezelf. Waar was ik mee bezig? Waarom had ik niet gewoon ja geantwoord op Ryans vraag met betrekking tot Pete? Zou ik nu een broederlijke kus op mijn wang krijgen en een teder vaarwel? Mijn vingers omklemden mijn glas.
Toen glimlachte Ryan.
‘Opnieuw beginnen?’ vroeg hij met zachte, rustige stem.
‘Lijkt me een prima idee,’ antwoordde ik, terwijl de opluchting door me heen golfde.
Ryan stak een hand uit. Ik pakte hem beet. Onze vingers draalden, lieten elkaar toen langzaam los.
‘Mijn lieve oude Ierse moeder heeft heel goed nagedacht over mijn voornaam,’ zei Ryan.
‘Niet te ver gaan, mannetje,’ zei ik.
‘Ik blijf het gewoon proberen.’
‘Gelijk heb je.’
‘Ik ben rechercheur,’ zei Ryan.
‘Dat weet ik.’
‘Ik zoek dingen uit.’
‘Een bijzondere vaardigheid.’
‘Ik zou, als het juiste soort overredingskracht op me uitgeoefend werd, mijn jarenlange ervaring aan jou ter beschikking kunnen stellen.’
‘In de zaak-Isabella Halsey?’
‘En de kat. Ik ben dol op katten.’
‘Wat voor soort overredingskracht?’
‘Overtuigende overredingskracht.’ Ryan streelde met een vinger over mijn hand en mijn pols.
Ik wenkte de serveerster.
Toen ze de rekening bracht, probeerden we die allebei tegelijk te pakken. Ryan won. Terwijl hij zijn creditcard tevoorschijn haalde, stond ik op en liep om het tafeltje heen.
Ik sloeg een arm om Ryans schouder en legde mijn wang op zijn hoofd.
Ryan stemde erin toe zijn intrek in het huis te nemen.