33
Ryan en ik wachtten buiten, terwijl we koffiedronken uit piepschuimen bekers. Er verzamelde zich een kleine menigte op het trottoir, aangetrokken door de politieauto’s en het busje van de technische recherche. Toen een officier van justitie arriveerde met het huiszoekingsbevel, ging de technische recherche de kliniek binnen. Gullet vroeg Ryan en mij om buiten te wachten terwijl het team de kliniek doorzocht en hij en zijn hulpsheriff het personeel ondervroegen.
Een uur verstreek. Geleidelijk verdwenen de toeschouwers, teleurgesteld dat er geen lijk naar buiten gedragen werd.
Even voor twaalven stak Gullet Nassau Street over naar de plek waar Ryan en ik tegen de jeep stonden geleund.
‘Hebben ze al iets gevonden wat tot een aanklacht zou kunnen leiden?’ vroeg ik.
‘We hebben een paar dingen die u misschien wel zou willen zien.’
Ryan en ik volgden Gullet de kliniek in. Berry werd ondervraagd aan haar bureau. Daniels zat op een van de plastic stoeltjes. Ze leken het geen van beiden naar hun zin te hebben. Marshall zat buiten in zijn auto te wachten.
‘En als hij zijn mobieltje nu eens gebruikt?’ vroeg ik Gullet.
‘Dat kan ik niet echt verhinderen, maar ik kan wel alle eventuele gesprekken die hij voert, traceren.’
Gullet ging ons voor naar een behandelkamer op de eerste verdieping. Het vertrek zag er tamelijk standaard uit. Stoel. Tafel. Zwanenhalslamp. Afsluitbare vuilnisemmer. Met papier bedekte onderzoekstafel.
Terwijl ik over het linoleum liep, liet ik mijn blik langs de kastjes en de muren dwalen. Plastic schaaltjes, tongspatels, ogentestkaart, babyweegschaal.
‘Geen met bloed bevlekte scalpel?’ vroeg Ryan achter me.
‘Alleen dit.’
Ik draaide me om. Gullet had een doorzichtig plastic bewijszakje in zijn hand. Er zat een strik in, gemaakt van ongeveer vijf millimeter dik metaaldraad. Toen ik de zijlus zag, wist ik welk dodelijk doel de strik diende.
Ik stelde me voor hoe Unique Montague op de onderzoekstafel wipte, alleen, onwel, erop vertrouwend dat de vriendelijke dokter haar weer beter zou maken. Ik stelde me Unique voor in dat roestige vat, tot ontbinding overgaand in zout water. Ik stelde me voor hoe zeedieren alles in het werk stelden om door het roestige metaal heen bij haar rottende vlees te komen. Ik voelde het begin van een aanval van razernij.
‘Waar lag dat?’ vroeg Ryan.
‘In een kastje onder het werkblad.’
‘Vingerafdrukken?’ vroeg ik, omdat ik poeder op het metaaldraad zag.
Gullet schudde het hoofd.
‘Waarschijnlijk droeg hij chirurgenhandschoenen. Hoewel het beslist niet was om de patiënt te beschermen.’ Ik kon de walging niet uit mijn stem houden.
‘Loopt u even mee,’ zei Gullet.
De twee andere deuren op de bovenverdieping gaven toegang tot één groot vertrek, waarschijnlijk ontstaan door het wegbreken van wanden tussen wat vroeger kleine slaapkamers en een badkamer waren geweest. Het vertrek was voorzien van een koelkast, een dubbele roestvrijstalen gootsteen, en werkbladen en kastjes identiek aan die in de onderzoekskamer. In een hoek stond een infuusstandaard. Het midden van het vertrek werd in beslag genomen door een operatietafel.
Langs een van de wanden stonden vier lichtblauwe koelboxen, van het soort dat je bij de Wal-Mart koopt om je lunch in mee te nemen naar het strand. Elke box was voorzien van een rood-gele sticker die aangaf dat het bewijsmateriaal betrof.
‘Een doe-het-zelfoperatiekamer,’ zei Ryan.
‘Compleet met verduisteringsgordijnen en geavanceerde operatiekamerverlichting,’ zei Gullet met een armbeweging die het hele vertrek bestreek.
De operatietafel lag bezaaid met zakjes met bewijsmateriaal. Ik liep erheen.
Chirurgische klemmen. Minstens twintig scharen van diverse types. Tangen in allerlei soorten en maten. Scalpelheften en doosjes met losse scalpelmesjes. Verzendlabels met het opschrift biologisch specimen. Steriele zakken. Opeengestapelde instrumentenbladen.
Vloeibaar kwik kookte in mijn borst.
‘Hoe staat het met de patiëntendossiers?’ vroeg ik, terwijl het me moeite kostte mijn stem neutraal te houden.
‘Berry zal alle papieren dossiers aan ons overdragen,’ zei Gullet. ‘We hebben de computer in beslag genomen.’
‘Gaat patiënteninformatie naar gmc?’
Gullet schudde het hoofd. ‘De kliniek is een onafhankelijke organisatie, dossiers verlaten de kliniek nooit. Na zes jaar worden ze vernietigd.’
‘Wat heeft Berry te vertellen?’ vroeg Ryan.
‘Die heeft nooit iets ongewoons opgemerkt. Dr. Marshall is een heilige.’
‘En Daniels?’
‘Heeft nooit iets ongewoons opgemerkt. Dr. Marshall is een heilige.’
‘De schoonmaker?’
‘O’Dell Towery. Doet zijn werk ’s avonds. Lichtelijk zwakbegaafd. Op dit moment praat er een hulpsheriff met Towery. Ik betwijfel of dat iets oplevert.’
‘Wat gebeurt er in Mexico?’ vroeg ik.
‘Zodra ik daar iets over hoor, laat ik het u weten.’
‘Hoe staat het met Marshalls kantoor?’
‘De technische recherche heeft één voorwerp in beslag genomen waarmee u wel in uw nopjes zult zijn.’ Gullet stak beide handen in zijn broekzakken, haalde ze er weer uit, klopte op het borstzakje van zijn overhemd. ‘Ogenblikje.’
De sheriff liep de operatiekamer uit en kwam even later terug met een bewijszakje in zijn hand. ‘Uit een holte onder het pennenvak in de bureaula. De technische recherche heeft het met een soort stofzuigertje tevoorschijn gehaald.’
Een gevoel van triomf verdrong de afschuw in mijn binnenste.
Het zakje bevatte een kleine bruine schelp. Net zo een als de kleine bruine schelp die ik in het graf van Willie Helms had aangetroffen.
‘Als u me een ogenblik wilt excuseren,’ zei Gullet, ‘ik moet de brave dokter meedelen dat hij onder arrest staat op verdenking van de moord op Unique Montague, en zijn transport naar het huis van bewaring regelen.’
Na een haastige lunch brachten Ryan en ik een bezoek aan het ziekenhuis. Nog meer goed nieuws. Pete sprak normaal en had weer wat kleur op zijn gezicht gekregen. Volgens de chirurg had de Letse Geleerde spierletsel en slagaderlijke bloedingen opgelopen en zou revalidatie noodzakelijk zijn, maar was er geen sprake van blijvend letsel.
Ik was verrast door de brok die ik in mijn keel voelde.
Ik wist dat ik opgelucht en dankbaar zou zijn, maar ik was verbijsterd door de hevigheid van de emoties waaraan ik ten prooi was. Terwijl ik naar Pete keek met zijn slangetjes en kleefband en apparatuur, voelde ik de tranen in mijn ogen komen. Een paar centimeter meer naar het midden, en die kogel had hem fataal kunnen worden. Terwijl ik het gebaar camoufleerde door mijn hand door mijn haar te halen, veegde ik de tranen van mijn wangen.
Ryan pakte mijn hand beet en kneep erin. Ik keek op. De verwarring op zijn gezicht vertelde me dat hij het had gezien.
Emma had ook een redelijk goede uitslag gekregen. Haar bloedwaarden waren niet beter, maar ook niet slechter. Dr. Russell had haar leefregel en dosering aangepast en hoewel Emma nog steeds heel erg moe was, braakte ze in elk geval niet alles meer uit.
Op ons verzoek belde Emma de malacoloog. Als Ryan en ik naar Columbia kwamen, zou hij dan diezelfde dag nog de schelpen willen onderzoeken?
Dat wilde hij wel. Prima!
De rit nam nog geen anderhalf uur in beslag. Een man genaamd Lepinsky wachtte ons op in de hal van het gebouw waarin het forensisch laboratorium van de staat gevestigd was. Lepinsky was lang en gespierd, en met een glimmend kaal hoofd en een ringetje in een van zijn oren, niet bepaald mijn beeld van een biologieprofessor.
‘Bedankt dat u hiernaartoe wilde komen,’ zei ik.
Lepinsky haalde zijn sterk gespierde schouders op. ‘Ik heb vandaag geen colleges, en de campus is hier vlakbij.’
Lepinsky nam ons mee naar een klein lab met kasten die ontelbare langwerpige, smalle laden bevatten. Op zwarte werkbladen stonden instrumentbakjes, dozen met latex handschoenen, objectglaasjes en microscopen.
‘Laten we eens bekijken wat u hebt,’ zei Lepinsky, terwijl hij een hand uitstak met het formaat van een van die schuimrubberen voorwerpen waar fans bij sportevenementen mee zwaaien. Ik haalde het bewijszakje tevoorschijn en gaf het aan hem. Lepinsky haalde het schelpje er met een pincet uit, legde het onder een microscoop, ging zitten en stelde de lens in.
Seconden verstreken. Eén minuut. Vijf minuten.
Ryan en ik keken elkaar over Lepinsky’s gebogen rug heen aan. Ryan trok zijn wenkbrauwen op en hield zijn handpalmen op. Waarom had hij zo veel tijd nodig? Ik haalde mijn schouders op.
Lepinsky draaide het schelpje om.
Het was warm en benauwd in het lab en het rook er naar ontsmettingsmiddelen en lijm. Naast me wipte Ryan van de ene voet op de andere en keek op zijn horloge.
Ik wierp hem de blik toe die mijn moeder mij vroeger toewierp als ik in de kerk zat te wiebelen.
Ryan schraapte zijn keel, draaide zich om en richtte zijn aandacht op de kasten.
Lepinsky draaide het schelpje nogmaals om. Veranderde de microscoopinstelling.
Even later keek hij op. In het licht van de microscoop leken de haartjes die boven zijn T-shirt uit krulden op kleine witte draadjes.
‘En wat hopen jullie, kinderen, dat de Kerstman voor jullie meebrengt?’
‘Een zoetwaterslak genaamd Viviparus intertextus,’ zei ik.
‘Jullie zijn vast heel braaf geweest.’
Het was na zessen, en Ryan en ik waren op de terugweg naar Charleston. Onderweg waren we gestopt bij Maurice’s Piggy Park. De politieke ideeën van de man zijn verwerpelijk, maar Maurice Bessinger maakt fantastische barbecuesaus.
Uitgeput door mijn doorwaakte nacht en volgepropt met varkensvlees, frites en ijsthee, wilde ik het liefst mijn hoofd tegen de hoofdsteun leggen en wegdoezelen. In plaats daarvan belde ik Gullet om hem te vertellen over Lepinsky’s conclusie.
‘De slak behoort tot dezelfde zoetwatersoort als het exemplaar dat ik heb aangetroffen in het graf van Helms.’
‘Dit zult u vast prachtig vinden.’
Hoorde ik werkelijk iets van emotie in Gullets stem? Plezier? Voldoening?
‘Toen ze klaar waren in de kliniek, zorgde de officier van justitie voor een tweede huiszoekingsbevel en de technische recherche heeft Marshalls huis van onder tot boven doorzocht. Onze vriend de dokter is een kieskeurig baasje. Zijn huis leek wel een klooster, smetteloos schoon, nauwelijks persoonlijke spulletjes. Maar Marshall is een verzamelaar.’
‘Schelpen!’ Er kon in elk geval geen enkele twijfel bestaan over de emotie in míjn toon. Opgetogenheid.
‘Honderden, allemaal voorzien van labels en keurig gerangschikt in doosjes.’
Ik hoorde een stem op de achtergrond.
‘Een ogenblikje.’ Gullet zette me in de wacht.
Ondertussen vertelde ik Ryan over Marshalls hobby.
Toen Gullet weer aan de lijn kwam, had hij nog meer nieuws.
‘Marshalls Bayliner ligt in Key Largo, Florida.’
‘Dat was snel.’
‘Ik heb een opsporingsbericht laten uitgaan met het merk en registratienummer van de boot. Agenten in Key Largo kregen hem een minuut of twintig geleden in de peiling. De naam van de boot is Flight of Whimsy.’
‘Hoe is die boot op de Keys terechtgekomen?’
‘Een zeker Sandy Mann beweert dat hij hem in Charleston gekocht heeft en de boot zondag naar het zuiden heeft gevaren. Het tijdstip klopt. Volgens getuigen ligt de Flight of Whimsy sinds maandag in de jachthaven afgemeerd.’
‘Wat is precies het verhaal van Mann?’
‘Hij is op weg hiernaartoe om dat te vertellen.’
‘Rodriguez?’
‘De politie van Puerto Vallarta heeft een inval gedaan in het Abrigo hoe-het-verder-ook-mag-heten, rond hetzelfde tijdstip dat wij Marshall arresteerden. Ze troffen vrijwel dezelfde voorzieningen aan, alleen was alles daar wat geavanceerder. Het kuuroord is een dekmantel.’
‘Rodriguez?’
‘Niet in het kuuroord, niet thuis, niet op zijn club. Eén auto ontbreekt. Zijn vriendin denkt dat hij misschien naar Oaxaca is gereden om bij vrienden op bezoek te gaan.’
‘Hij is ’m gesmeerd.’
‘Zeer waarschijnlijk.’
‘Marshall moet hem gewaarschuwd hebben.’
‘Ze krijgen hem wel te pakken. Hoewel de Mexicaanse politie niet precies weet wat de aanklacht zal zijn.’
‘De man heeft organen verkocht die uit vermoorde mensen geroofd zijn.’
‘Ik vermoed dat de advocaat van dr. Rodriguez een ander beeld zal schetsen. Als hij over valse gegevens beschikt wat betreft de herkomst van de organen die hij heeft getransplanteerd, zou het wel eens moeilijk kunnen zijn om een zaak tegen hem aan te spannen. We moeten aantonen dat er een orgaan van een slachtoffer geleverd is en dat hij daarvan op de hoogte was.’
‘Dokter.’ Ik haalde vol walging mijn neus op. ‘De man is moreel gezien een invalide en hoort achter de tralies. Niemand die aanzet tot doden, verdient het om “dokter” genoemd te worden. Hetzelfde geldt voor Marshall.’
‘Marshall gaat nergens heen. De rechter houdt hem vast op een aanklacht wegens moord.’
‘Wat was zijn reactie?’
‘Ik wil een advocaat.’
‘De wet geeft hem het recht op een hoorzitting binnen achtenveertig uur. Komende vrijdag is Marshall op borgtocht vrij.’
‘In dat geval zullen we hem geen moment uit het oog verliezen. Een van mijn mensen is op dit moment bezig de dossiers van de kliniek door te nemen.’
‘U hebt mijn schema?’
‘De eerste serie namen hebben we al gecheckt. Niets. Marshall heeft waarschijnlijk alle dossiers vernietigd van patiënten die hij heeft vermoord.’
‘Hij had nog steeds het dossier van Montague.’
‘Dat is waar.’
Nadat we hadden opgehangen, bracht ik Ryan op de hoogte. Daarna leunde ik achterover en sloot ik mijn ogen. Hoewel ik doodmoe was, voelde ik me goed. Echt goed.
Marshall zat achter de tralies en er werd bewijsmateriaal verzameld op grond waarvan hij veroordeeld zou worden wegens moord en talloze andere aanklachten.
We hadden een internationaal syndicaat opgerold dat handelde in menselijke organen. Hoewel Rodriguez voorlopig de dans ontsprongen was, was ik ervan overtuigd dat hij gearresteerd en vervolgd zou worden.
Ik was mijn belofte om Emma te helpen nagekomen. De man op Dewees, de man aan de boom en de vrouw in het vat konden nu rusten in vrede.
Gullet werkte samen met de politie van Charleston en ik was er zeker van dat er uiteindelijk nog meer vermiste personen zouden worden gevonden. Misschien Aikman, Teal, en Flynn. Als er internationale wetten overtreden waren, zou de fbi ongetwijfeld in actie komen.
Toen Ryan de auto voor Sea for Miles parkeerde, keek ik op het dashboardklokje: 7.42 uur. Terwijl we het bordes op liepen, ging mijn mobieltje. Ik nam het gesprek aan, in de hoop dat het Gullet was met het nieuws dat Rodriguez gearresteerd was.
‘Dr. Brennan.’ Het was een mannenstem, maar ik had geen idee wie het was.
‘Met wie spreek ik?’
‘Dr. Lester Marshall. Ik moet u spreken.’
‘Er is absoluut niets…’
‘Integendeel. En misschien heb ik me niet goed uitgedrukt.’ Marshall zweeg even. ‘U moet míj spreken.’
‘Dat betwijfel ik.’
‘Aan mij twijfelen zou heel onverstandig zijn, dr. Brennan. Komt u morgen naar me toe. U weet waar u me kunt vinden.’