8
Emma was met haar hoofd op de vloer geklapt. Ze lag met gekromde rug en haar armen en benen waren geknikt als de poten van een in de zon verdroogde spin.
Ik holde naar haar toe, schoof een arm onder haar hoofd en drukte twee vingers tegen haar hals. De hartslag was regelmatig, maar zwak.
‘Emma!’
Ze reageerde niet. Ik legde haar hoofd voorzichtig terug met haar wang op de tegelvloer. Daarna holde ik naar de gang.
‘Help! Ik heb medische hulp nodig!’
Een deur ging open en er verscheen een gezicht.
‘Emma Rousseau is tegen de vlakte gegaan. Bel de Spoedeisende Hulp.’
De wenkbrauwen schoten omhoog en de mond viel open.
‘Nu!’
Het gezicht verdween. Ik holde weer terug naar Emma. Seconden later kwamen twee verpleegkundigen het vertrek binnen. Ze vuurden vragen op me af terwijl ze Emma op een brancard tilden.
‘Wat is er gebeurd?’
‘Ze is tegen de vlakte gegaan.’
‘Hebt u haar verplaatst?’
‘Ik heb haar op haar zij gedraaid om haar vrij te laten ademen.’
‘Medische problemen?’
Ik knipperde met mijn ogen en keek hem aan.
‘Gebruikte ze medicijnen?’
Ik voelde me hulpeloos. Ik had geen idee.
‘Uit de weg, alstublieft.’
Ik hoorde het zacht piepende geluid van rubberen wieltjes op de tegelvloer.
Toen viel de deur van de autopsieruimte met een klik dicht.
Emma’s ogen waren gesloten. Er liep een slangetje van haar linkerarm naar een infuuszak boven haar hoofd. Het slangetje was met witte kleefband vastgemaakt. De kleur ervan verschilde nauwelijks van die van Emma’s gezicht.
Deze vrouw was altijd één brok energie geweest, een natuurkracht. Maar nu niet. In het ziekenhuisbed zag ze er klein en breekbaar uit.
Ik liep op mijn tenen het kamertje door en pakte de hand van mijn vriendin.
Emma sloeg haar ogen op.
‘Sorry, Tempe.’
Haar woorden verrasten me. Zou ik niet degene moeten zijn die zich verontschuldigde? Was ik niet degene die de noodsignalen had genegeerd?
‘Rust nu maar uit, Emma. Praten doen we later wel.’
‘Non-Hodgkin-lymfoom.’
‘Wat?’ Een reflex. Ontkenning. Ik wist wat Emma zei.
‘Ik heb non-Hodgkin-lymfoom. nhl. En dan heb ik het niet over de National Hockey League.’ Flauw glimlachje.
‘Hoe lang al?’ In mijn borst begon iets kouds te stollen.
‘Een tijdje.’
‘Hoe lang is een tijdje?’
‘Een jaar of twee.’
‘Wat voor type?’ Stomme vraag. Ik wist vrijwel niets van lymfoom.
‘Niets exotisch. Uitgezaaide grote-B-cellen-lymfoom.’
Werktuiglijk, alsof ze die woorden al duizend keer gehoord of gelezen had. Goeie god, waarschijnlijk was dat ook inderdaad het geval.
Ik slikte moeizaam. ‘Word je behandeld?’
Emma knikte. ‘Het leek een tijdje beter te gaan, maar ik heb weer een terugval gehad. Ik krijg de chop-kuur op poliklinische basis. Vincristine, prednisolone, doxorubicin, en cyclofosfamide. Mijn grootste zorg is infectie. De cytostatica maken me uiterst kwetsbaar voor infecties. Eén flink stafylokokkenoffensief zou me fataal kunnen worden.’
Ik wilde mijn ogen sluiten, in de hoop dat dit alles zou verdwijnen. Ik hield ze geopend.
‘Jij bent een taaie.’ Geforceerde glimlach. ‘Je redt het wel.’
‘Zaterdag kreeg ik te horen dat ik niet zo goed op de behandeling reageer als mijn arts gehoopt had.’
Het slechtnieuwstelefoontje. Was het dat wat Emma buiten het ziekenhuis tegen me had willen zeggen? Was ik met mijn gedachten te veel bij het skelet geweest om te luisteren? Had ik iets gedaan waardoor ze besloten had me niet in vertrouwen te nemen?
‘Heb je het aan iemand verteld?’
Emma schudde het hoofd.
‘Dat was geen migraine zaterdag.’
‘Nee.’
‘Je had het me moeten vertellen, Emma. Je had me in vertrouwen kunnen nemen.’
Emma haalde haar schouders op. ‘Jij kunt me niet helpen. Waarom zou ik jou opzadelen met mijn narigheid?’
‘Zijn je medewerkers op de hoogte?’
Er vonkte iets in Emma’s ogen. ‘Ik mag dan wat gewicht en wat haar zijn kwijtgeraakt, maar ik kan mijn werk nog altijd doen.’
‘Natuurlijk.’
Ik streelde Emma’s hand. Ik begreep mijn vriendin. Maar slechts gedeeltelijk.
Emma was verknocht aan haar werk, en zou zich door niets en niemand laten afhouden van het uitvoeren van haar taken. In dat opzicht waren zij en ik klonen.
Maar er was nog iets anders dat Emma Rousseau dreef. Iets wat ik nooit helemaal begrepen had. Een verlangen naar macht? Erkenning? Een of andere manische behoefte om uit te blinken? Emma marcheerde op tromgeroffel dat ik niet kon horen.
‘Ze zijn tegenwoordig heel succesvol op het gebied van lymfoom.’ Bij gebrek aan beter nam ik mijn toevlucht tot een cliché.
‘Nou en of.’
Emma stak een hand op, de palm naar me toe gekeerd. Ik gaf haar een high five. Haar hand viel terug op het bed.
Uitgezaaide grote B-cellen. Een ernstige vorm van lymfoom, destructief en zich snel uitzaaiend.
Ik voelde het branden achter mijn ogen. Weer lukte het me ze open te houden. Om een glimlach op mijn gezicht te houden.
Het gedempte geluid van ‘Bad Boys’ klonk uit een nachtkastje.
‘Mijn mobieltje,’ zei Emma.
‘Is dat niet het thema van COPS?’
Emma maakte een ongeduldig gebaar. ‘Het zit in de plastic tas waar ook mijn kleren in zitten.’
Tegen de tijd dat ik het toestel gevonden had, was het muziekje afgelopen. Emma keek op het schermpje wie er gebeld had en koos ‘terugbellen’.
Ik wist dat ik zou moeten protesteren, dat ik haar zou moeten aanraden om te rusten en stress te vermijden, maar dat had geen enkele zin. Emma ging nu eenmaal haar eigen gang. Ook op dat gebied waren we klonen.
‘Emma Rousseau.’
Ik hoorde een blikkerige stem aan de andere kant van de lijn.
‘Ik heb het ontzettend druk gehad,’ zei Emma.
Ontzettend druk gehad? mimede ik.
Emma legde me met een handgebaar het zwijgen op.
Ik rolde met mijn ogen. Emma richtte een waarschuwende vinger op me.
‘Wie heeft het gemeld?’
De blikkerige stem antwoordde, maar ik kon de woorden niet verstaan.
‘Waar?’
Emma maakte een schrijfgebaar. Ik viste een ballpoint en een notitieboekje uit mijn handtas. Het infuusslangetje bewoog driftig heen en weer terwijl Emma notities maakte.
‘Wie is ermee bezig?’
De blikkerige stem bleef geruime tijd aan het woord.
‘Geef me de bijzonderheden.’
Emma verplaatste haar mobieltje naar haar andere oor en ik hoorde de stem niet meer. Terwijl ze luisterde, wierp ze een blik op haar pols. Ze had haar horloge niet meer om. Ze wees op het mijne. Ik hield haar mijn pols voor.
‘Raak het lijk niet aan. Ik ben er over een uur.’
Emma verbrak de verbinding, sloeg de deken terug en zwaaide haar benen over de rand van het bed.
‘Geen sprake van,’ zei ik, terwijl ik mijn handen op haar knieën legde. ‘Als ik me niet vergis, ben je een paar uur geleden buiten bewustzijn geraakt.’
‘Volgens de eerstehulparts is het een kwestie van vermoeidheid, veroorzaakt door de medicijnen. Al mijn vitale functies zijn in orde.’
‘Vermoeidheid?’ Zelfs voor Emma leek me dat nogal vergezocht. ‘Je bent tegen de vlakte gegaan en hebt bijna je hersenen op de vloer achtergelaten.’
‘Ik ben nu weer in orde.’ Emma ging overeind staan, deed een stap en haar knieën knikten. Ze greep zich vast aan het hoofdeinde van het bed, kneep haar ogen dicht en probeerde haar lichaam door wilskracht te dwingen te functioneren.
‘Niets aan de hand,’ fluisterde ze.
Ik nam niet de moeite haar tegen te spreken. Ik maakte haar vingers los van het hoofdeinde, hielp haar weer op het bed te gaan liggen en trok de deken tot haar middel op.
‘Ik heb te veel te doen,’ protesteerde ze zwakjes.
‘Je gaat nergens heen totdat een arts zegt dat je naar huis kunt,’ zei ik.
Emma rolde met haar ogen.
Ik keek naar mijn vriendin. Ze had geen echtgenoot of kinderen. Geen partner, voor zover ik wist. Ze had het ooit eens over een zus gehad met wie ze geen contact meer had, maar dat was alweer jaren geleden. Voor zover ik wist, had Emma niemand in haar leven die haar na stond.
‘Heb je vrienden die bij je langs kunnen komen?’
‘Hele hordes.’ Emma knipte een niet-bestaand pluisje van de deken. ‘Ik ben niet de zonderlinge kluizenaar die jij denkt dat ik ben.’
‘Dat denk ik helemaal niet,’ loog ik.
Op dat moment kwam er een arts van de Spoedeisende Hulp de kamer binnen. Hij had vettig zwart haar en zag eruit alsof hij al in touw was sinds Reagan in het Witte Huis zat. Volgens het plastic naamplaatje op zijn jasje heette hij Bliss.
Bliss begon Emma’s status door te bladeren.
‘Wilt u haar alstublieft zeggen dat u me vandaag nog niet beschouwt als orgaandonor,’ zei Emma.
Bliss keek op. ‘U mankeert niets bijzonders.’
‘Twee uur geleden raakte ze zomaar buiten bewustzijn,’ zei ik.
‘De behandeling die ze ondergaat, kan haar verzwakt hebben.’ Bliss wendde zich tot Emma. ‘U kunt beter geen marathon gaan lopen, maar verder mag u wat mij betreft naar huis. Als u dan maar wel contact opneemt met uw huisarts.’
Emma stak haar duim op.
‘Ze is van plan om direct weer aan het werk te gaan,’ zei ik.
‘Dat lijkt me niet zo’n goed idee,’ zei Bliss. ‘Ga naar huis. Neem wat tijd om weer op krachten te komen.’
‘Het is ook weer niet zo dat ik American football speel bij de Carolina Panthers,’ zei Emma.
‘Wat voor werk doet u?’ Vermoeid, terwijl hij aantekeningen op de status maakte.
‘Ze is onze lijkschouwer,’ zei ik.
Bliss hield op met schrijven en keek Emma aan. ‘Daarom kwam uw naam me bekend voor.’
Er kwam een verpleegkundige binnen. Bliss vroeg haar om Emma’s infuus te verwijderen.
‘Uw vriendin heeft gelijk.’ Bliss sloeg de status dicht. ‘Neem de rest van de dag vrij. Als u geen rust neemt, zou er wel eens een reprise kunnen volgen.’
Seconden nadat Bliss vertrokken was, belde Emma het nummer van Gullet. De sheriff was er niet. Emma zei dat ze de ncic-formulieren persoonlijk langs zou komen brengen.
Ze verbrak de verbinding, kleedde zich aan en liep met grote stappen de kamer uit. Ik liep achter haar aan, vastbesloten om haar te overreden naar huis te gaan. Of, als dat niet lukte, bij haar in de buurt te blijven voor het geval ze weer onderuit ging.
Samen ritsten we 2006020277 weer in zijn lijkzak en vroegen een assistent hem weer terug te brengen naar de koelruimte. Daarna borgen we de röntgenfoto’s op en verzamelden de paperassen. Ik bleef er voortdurend op aandringen dat ze bedrust zou nemen.
Emma bleef herhalen dat ze niets mankeerde.
Toen we het ziekenhuis verlieten had ik het gevoel alsof ik in een vat warme honing terechtkwam. Emma zette er een tempo in alsof ze de afstand tussen ons wilde vergroten.
Ik haalde haar in en deed nog een laatste poging.
‘Emma.’ Scherper dan de bedoeling was. Ik voelde me gefrustreerd en ik was door mijn argumenten heen. ‘Het is vijfendertig graden. Je bent uitgeput. Geen enkele zaak is zo belangrijk dat die niet tot morgen kan wachten.’
Emma slaakte een geïrriteerde zucht.
‘Het telefoontje dat ik zojuist kreeg, was afkomstig van een van mijn assistenten. Twee jongens hebben vanmiddag in de bossen een lijk gevonden.’
‘Laat je assistent het afhandelen.’
‘De zaak zou wel eens gevoelig kunnen liggen.’
‘Elk sterfgeval ligt gevoelig.’
‘Jezus, Tempe. Dat me dat nou nog nooit opgevallen is bij de eerste twee-, drieduizend zaken die ik onder handen heb gehad.’
Ik keek haar alleen maar aan.
‘Sorry.’ Emma streek het haar van haar voorhoofd. ‘Een maand of drie geleden is er een achttienjarige jongen verdwenen. Depressief, geen geld, paspoort of andere bezittingen die verdwenen waren.’
‘De politie dacht aan zelfmoord?’
Emma knikte. ‘Er is geen afscheidsbriefje en geen lijk gevonden. Mijn assistent gelooft dat dit hem zou kunnen zijn.’
‘Laat je assistent het lijk bergen.’
‘We kunnen ons in deze zaak geen missers permitteren. Pappie is een plaatselijk politiek zwaargewicht. Hij is woest, uit zich zeer luidruchtig, en heeft nogal wat invloedrijke vrienden. Dat is een gevaarlijke combinatie.’
Ik vroeg me opnieuw af of de nasleep van het incident met het cruiseschip Emma meer parten speelde dan ik me realiseerde.
‘Hoe is je assistent op het idee gekomen dat het die jongen zou kunnen zijn?’
‘Het stoffelijk overschot hangt aan een boom. De boom bevindt zich op nog geen anderhalve kilometer afstand van het laatst bekende adres van de knaap.’
Ik stelde me het tafereel voor. Het beeld was maar al te vertrouwd.
‘Is de vader al op de hoogte gebracht?’
Emma schudde het hoofd.
Plan B.
‘Wat dacht je hiervan?’ zei ik. ‘Zeg tegen de vader dat de verdwijning van zijn zoon de hoogste prioriteit krijgt. Er is een lijk gevonden, maar het feit dat het drie maanden blootgesteld is geweest aan de weersomstandigheden, maakt de zaak er niet gemakkelijker op. Er is expertise van buiten nodig om het lijk te kunnen identificeren.’
Zoals gewoonlijk had Emma het meteen door. ‘Het bureau van de lijkschouwer wil de beste die er is, en geld speelt geen rol.’
‘Wat ben je toch een scherpzinnig type.’
Emma produceerde een flauw glimlachje. ‘Wil je het echt doen?’
‘Beschik jij over de autoriteit om mij voor deze zaak in te schakelen?’
‘Ja.’
‘Ik doe het als jij belooft dat je regelrecht naar huis gaat en je bed in kruipt.’
‘Wat dacht je hiervan?’ kwam Emma met een tegenvoorstel. ‘Ik lever de ncic-formulieren af bij de sheriff en zet hem aan het werk met het skelet dat we op Dewees hebben gevonden. Jij houdt toezicht op het bergen van het lijk. We houden telefonisch contact.’
‘Nadat je geslapen hebt.’
‘Ja, ja.’
‘Lijkt me een goed plan.’