31
Voordat ik bij haar kon komen, bewoog ze alweer. Ze trok langzaam haar handen naar zich toe, rolde om en drukte ze zichzelf omhoog tot ze zat, met haar rug naar me toe.
‘Heb je je pijn gedaan?’ Mijn keel was zo droog dat mijn woorden er als een soort langgerekt gepiep uitkwamen.
Ze kromp in elkaar toen ze mijn stem hoorde en draaide zich om.
‘Dat ijs is verradelijk. Ik gleed uit, maar het gaat best.’
Ik stak mijn hand uit en ze stond toe dat ik haar overeind hielp. Ze beefde en ze zag er helemaal niet uit alsof het best ging.
‘Kom alsjeblieft binnen, dan zal ik een kopje thee voor je zetten.’
‘Nee. Ik kan niet blijven. Er wacht iemand op me. Ik had met dit verschrikkelijke weer eigenlijk de deur niet uit moeten gaan, maar ik moest je spreken.’
‘Kom dan alsjeblieft binnen, daar is het een stuk warmer.’
‘Nee. Dank je.’ Haar stem klonk even kil als de lucht om ons heen.
Ze strikte haar sjaal weer vast en keek me vervolgens recht aan. Achter haar sneden kogels van ijs de lichtpegel van een straatlantaarn aan flarden. De takken van de bomen leken glanzend zwart in het nevelige sodiumlicht.
‘Doctor Brennan, u moet mijn studenten met rust laten. Ik heb mijn best gedaan om u te helpen, maar ik geloof dat u misbruik hebt gemaakt van mijn vriendelijkheid. U kunt die jonge mensen niet op deze manier achtervolgen. En ik vind het gewoon onvoorstelbaar dat u mijn telefoonnummer aan de politie hebt gegeven zodat ze mijn assistent lastig kunnen vallen.’
Een gehandschoeide hand wreef over haar oog, waardoor er een zwarte streep op haar wang achterbleef.
Mijn woede laaide even plotseling op alsof iemand er een lucifer bij had gehouden. Ik had mijn armen om mijn middel geslagen en door het flanel voelde ik mijn vingernagels in mijn vel priemen.
‘Waar heb je het in het vredesnaam over? Ik achtervólg Anna helemaal niet.’ Ik beet haar het woord toe. ‘Het gaat niet om een of ander verdomd studieproject! Er zijn mensen overleden! Op zijn minst tien, en god mag weten hoeveel nog meer.’
IJsdruppels stuiterden tegen mijn voorhoofd en mijn armen, maar ik voelde ze niet eens. Haar woorden hadden me ziedend gemaakt en ik gaf vrij baan aan alle angst en ongerustheid die ik de laatste paar weken opgekropt had.
‘Jennifer Cannon en Amalie Provencher studeerden allebei aan McGill. Ze zijn vermoord, doctor Jeannotte. Maar niet zomaar vermoord. Nee. Dat was voor die mensen niet genoeg. Die maniakken hebben beesten op hen losgelaten en vervolgens toegekeken hoe het vlees van hun botten werd gescheurd en hun schedels tot in de hersens toe doorboord werden.’
Ik tierde door, hoewel ik mijn stem niet meer in bedwang had. Ik zag dat een stel voorbijgangers sneller ging lopen, in weerwil van het spiegelgladde trottoir.
‘Nog geen tweehonderd kilometer hiervandaan is een heel gezin afgeslacht en verminkt en kreeg een oude vrouw een kogel in het hoofd. Baby’s! Ze hebben twee kleine baby’s afgeslacht! Een achttienjarig meisje werd aan stukken gescheurd, in een hutkoffer gestopt en hier in deze stad gedumpt. Ze zijn dood, doctor Jeannotte, vermoord door een groep idioten die denken dat zij de ultieme bewakers zijn van de zedenleer.’
De vlammen sloegen me uit, ondanks de vrieskou.
‘Maar ik zal je eens wat vertellen.’ Ik priemde een trillende vinger in haar richting. ‘Ik zal die zelfvoldane, kwaadaardige klootzakken vinden en een eind maken aan hun praktijken, hoeveel misdienaars, gedragsconsulenten of met bijbels zwaaiende swami’s ik daar ook voor lastig moet vallen! Jouw studenten inbegrepen! En dat kan net zo goed voor jou gelden!’
In het donker zag Jeannottes gezicht er spookachtig uit, de doorgelopen mascara had er een macaber masker van gemaakt. Boven haar linkeroog had zich een bult gevormd, waardoor er een schaduw overheen viel en het rechteroog vreemd licht aandeed.
Ik liet mijn vinger zakken en sloeg mijn armen weer om mijn lichaam. Ik had al te veel gezegd. Na mijn uitbarsting stond ik te rillen van de kou.
De straat was verlaten en volkomen stil. Ik kon het schurende geluid van mijn eigen ademhaling horen.
Ik weet niet wat ik verwacht had te horen, maar niet de vraag die van haar lippen rolde. ‘Waarom gebruik je dat soort beeldspraak?’
‘Wát?’ Zette ze vraagtekens bij mijn taalgebruik?
‘Bijbels en swami’s en misdienaars. Waarom kom je daarmee aandragen?’
‘Omdat ik ervan overtuigd ben dat deze moorden zijn begaan door religieuze fanatici.’
Jeannotte verroerde geen vin. Toen ze begon te praten, was haar stem ijziger dan de nacht en haar woorden verkilden me nog meer dan het weer.
‘U weet niet waar u over praat, doctor Brennan. Ik waarschuw u: bemoei u er niet mee.’ De kleurloze ogen boorden zich in de mijne. ‘Als u toch doorgaat, zal ik mij genoodzaakt zien om handelend op te treden.’
Een auto kroop door het steegje tegenover mijn flatgebouw en stopte. Terwijl hij de straat indraaide, maakten de koplampen een wijde boog, gleden over het gebouw en verlichtten gedurende een moment het gezicht van Jeannotte.
Ik verstijfde en mijn nagels drukten dieper in mijn vlees.
O, god.
Het was geen illusie die door schaduwen was opgeworpen. Jeannottes rechteroog was eng bleek. Ontdaan van make-up lichtten de wenkbrauw en de wimpers wit op in de voorbijglijdende lichtbundels.
Waarschijnlijk stond er iets op mijn gezicht te lezen, want ze trok haar hoofddoek naar voren, draaide zich om en liep behoedzaam de trap af. Ze keek niet om.
Toen ik weer binnenkwam, stond het lampje op mijn antwoordapparaat te flikkeren. Ryan. Mijn handen beefden toen ik hem terugbelde.
‘Jeannotte is er ook bij betrokken,’ zei ik zonder omhaal. ‘Ze is net hier geweest om me te vertellen dat ik me koest moest houden. Kennelijk heeft jouw telefoontje naar Anna haar behoorlijk geërgerd. Hoor eens, kun jij je nog herinneren dat wij, toen we teruggingen naar St. Helena, daar die man zagen met die witte streep?’
‘Ja. Een uitgemergelde vent, zo mager als een lat en vrij lang. Hij kwam binnen om iets tegen Owens te zeggen.’ Ryan klonk doodmoe.
‘Jeannotte vertoont precies dezelfde depigmentatie aan hetzelfde oog. Normaal valt het niet op, omdat ze het met make-up camoufleert.’
‘Ook zo’n streep door haar haar?’
‘Dat kon ik niet zien, maar ze zal het wel verven. Hoor eens, dat stel moet familie van elkaar zijn. Die afwijking is zo ongewoon, dat kan geen toeval zijn.’
‘Broer en zus?’
‘Ik heb er op dat moment niet echt op gelet, maar volgens mij was die vent op St. Helena te jong om haar vader en te oud om haar zoon te zijn.’
‘Als ze afkomstig is uit de bergen van Tennessee, zijn de genetische mogelijkheden beperkt.’
‘Leuk hoor.’ Ik was niet in de stemming voor grapjes over rednecks.
‘Misschien zijn er wel hele clans met datzelfde gen.’
‘Dit is geen grapje, Ryan.’
‘Je weet wel, de een heeft een streepje voor op de ander.’ Hij deed de komiek Jeff Foxworthy na. ‘Als jouw streep hetzelfde is als die van je zuster, dan ben je misschien…’
Strepen. Er was iets met strepen dat me niet te binnen wilde schieten.
‘Wat zei je daar?’
‘Dat gaat toch zo in het zuiden, de een heeft…’
‘Hou daarmee op! Er is me net een lichtje opgegaan. Kun jij je nog herinneren wat Heidi Schneiders vader zei over die man die op bezoek kwam?’
Het bleef stil op de lijn.
‘Hij zei dat die vent op een skunk leek. Een verdomde skunk.’
‘Shit. Misschien was pa bij nader inzien niet zo poëtisch als ik dacht.’
Op de achtergrond stond een telefoon hardnekkig te rinkelen. Niemand pakte hem op.
‘Denk jij dat Owens die streep naar Texas heeft gestuurd?’ vroeg Ryan.
‘Nee, niet Owens. Kathryn en die oude man hadden het allebei over een vrouw. Volgens mij is dat Jeannotte. Waarschijnlijk leidt zij van hieruit die hele bedoening en heeft ze in alle kampen plaatsvervangers zitten. Ik denk ook dat ze op de universiteit leden werft door middel van een netwerk van seminars.’
‘Wat kun je me nog meer vertellen over Jeannotte?’
Ik gaf alles door dat ik wist, met inbegrip van de manier waarop ze zich tegenover haar assistente gedroeg en vroeg wat hij uit zijn gesprek met Anna te weten was gekomen.
‘Niet veel. Ik denk dat er een heleboel ellende is waar ze niet over wil praten. Vergeleken bij dat kind is Zelda een toonbeeld van stabiliteit.’
‘Misschien gebruikt ze wel drugs.’
Het gerinkel begon opnieuw.
‘Zit je daar in je eentje?’ Afgezien van het geluid van de telefoon leek het onnatuurlijk rustig in de korpskamer.
‘Iedereen is op pad gestuurd vanwege dat verrekte weer. Heb jij ook problemen?’
‘Hoezo?’
‘Luister jij niet naar het nieuws? De ijzel zorgt echt voor een hoop gelazer. Het vliegveld is gesloten en veel van de kleinere wegen zijn onbegaanbaar. Elektriciteitskabels knappen als uitgedroogde sliertjes spaghetti en in bepaalde gedeelten van de zuidkust is alles donker en koud. Ons geliefde stadsbestuur begint zich ernstige zorgen te maken over oude mensen. En over plunderingen.’
‘Bij mij is nog niets aan de hand. Hebben de mannen van Baker iets gevonden waaruit blijkt dat St. Helena verband houdt met de groep in Texas?’
‘Niet echt. De ouwe vent met de hond had het er constant over dat hij naar zijn beschermengel zou gaan. Het schijnt dat Owens en zijn discipelen hetzelfde idee hadden. Het staat overal in hun dagboeken.’
‘Dagboeken?’
‘Jawel. Kennelijk hadden een paar van de gelovigen behoefte om zich creatief te uiten.’
‘En?’
Ik hoorde hem inhaleren en daarna weer langzaam uitademen.
‘Verdomme, vertel het me nou!’
‘Volgens een of andere deskundige daarginds is het absoluut iets apocalyptisch en het staat nu te gebeuren. Ze gaan de grote sprong wagen. Sheriff Baker neemt geen enkel risico. Hij heeft de fbi ingeschakeld.’
‘En ze hebben geen flauw idee wáár ze naartoe gaan? Ik bedoel hun aardse bestemming.’
‘Ze zijn op weg om hun beschermengel te ontmoeten en vervolgens de overstap te maken naar een betere wereld. Dat is het soort kolder waarmee we te maken hebben. Maar ze zijn goedgeorganiseerd. De plannen voor die tocht liggen kennelijk al een hele tijd klaar.’
‘Jeannotte! Je moet Jeannotte vinden! Zij is het! Zij is de beschermengel!’
Ik wist dat ik klonk alsof ik over mijn toeren was, maar ik kon er niets aan doen.
‘Oké. Ik ben het met je eens. Het is hoog tijd om juffrouw Daisy eens stevig aan te pakken. Hoe laat is ze bij jou weggegaan?’
‘Een kwartiertje geleden.’
‘Waar ging ze naartoe?’
‘Dat weet ik niet. Ze zei dat ze een afspraak had met iemand.’
‘Oké. Ik vind haar wel. Brennan, als jij gelijk hebt dan is die kleine professor een bijzonder gevaarlijke vrouw. Maar jij mag absoluut niets, helemaal niets, in je eentje ondernemen. Ik weet dat je ongerust bent over Harry, maar als zij op de een of andere manier bij dit gedonder betrokken is geraakt, dan heeft ze waarschijnlijk professionele hulp nodig om er weer uit te komen. Heb je me begrepen?’
‘Mag ik nog wel mijn tanden poetsen? Of is dat ook te gevaarlijk?’ snauwde ik. Zijn paternalistische houding streek me tegen de haren in.
‘Je weet best wat ik bedoel. Ga maar op zoek naar een paar kaarsen. Zo gauw ik wat meer weet, bel ik je terug.’
Ik hing op en liep naar de openslaande deuren. Ik had behoefte aan ruimte en schoof de gordijnen open. De tuin zag eruit als een sprookjeswereld waarin alle bomen en struiken uit glasvezels waren gemaakt. Een glanzend weefsel bedekte de balkons boven en kleefde aan de bakstenen schoorstenen en muren.
Ik zocht kaarsen, lucifers en een zaklantaarn op, viste mijn radio en mijn koptelefoon uit mijn sporttas en legde alles op het aanrecht. Terug in de woonkamer ging ik op de bank zitten en zette het ctv-journaal aan.
Ryan had gelijk. Het weer was groot nieuws. Overal in de provincie waren elektriciteitskabels gebroken en HydroQuebec kon niet zeggen wanneer de stroom weer ingeschakeld zou worden. De temperatuur zakte nog steeds en er stond ons nog meer ellende te wachten.
Ik schoot een jack aan en liep nog drie keer heen en weer om hout te halen. Als de stroom uitviel, zou ik in ieder geval warm blijven. Vervolgens pakte ik extra dekens en legde die op het bed. Toen ik weer terugkwam in de woonkamer somde een grimmig uitziende nieuwslezer alle evenementen op die niet plaats zouden vinden.
Het was een vertrouwd ritueel en op een vreemde manier geruststellend. Als er in het zuiden sneeuw wordt voorspeld, sluiten de scholen, worden alle openbare activiteiten afgelast en slaan zenuwachtige huiseigenaren driftig aan het hamsteren. Meestal is het loos alarm en als er al sneeuw valt, is die de volgende dag verdwenen. In Montreal worden alle voorbereidingen methodisch aangepakt, zonder een spoor van zenuwen en met een overheersend gevoel van ‘we zullen ons best redden’.
Mijn eigen voorbereidingen hadden een kwartier in beslag genomen. Daarna hield de tv me nog tien minuten bezig. Het was maar een kort uitstel. Toen ik het toestel uitzette, begon ik me onmiddellijk weer op te winden. Ik had het gevoel dat ik vastzat, dat ik geen kant uit kon. Maar Ryan had gelijk. Ik kon helemaal niets doen en die machteloosheid maakte me alleen nog rustelozer.
Ik werkte mijn vaste avondprogramma af, in de hoop dat ik op die manier de nare gedachten nog even op afstand kon houden. Vergeet het maar. Toen ik in bed kroop, werden de geestelijke sluizen wijdopen gezet.
Harry. Waarom had ik niet naar haar geluisterd? Hoe had ik zo egocentrisch kunnen zijn? Waar was ze gebleven? Waarom had ze haar zoon niet opgebeld? Waarom had ze mij niet opgebeld?
Daisy Jeannotte. Met wie had ze een afspraak gehad? Welke waanzinnige plannen zat ze uit te broeden? Hoeveel onschuldige zielen wilde ze meesleuren?
Heidi Schneider. Wie had zich zo bedreigd gevoeld door Heidi’s baby’s dat brute kindermoord de enige oplossing leek? Waren al die doden de voorbode van nog meer bloedvergieten?
Jennifer Cannon. Amalie Provencher. Carole Comptois. Maakte hun dood deel uit van de waanzin? Welke duivelse mores hadden zij overtreden? Was hun dood de choreografie geweest van een of ander hels ritueel? Had mijn zuster hetzelfde lot ondergaan?
Toen de telefoon ging, schoot ik overeind waardoor de zaklantaarn op de grond viel.
Ryan, bad ik. Het is Ryan en hij heeft Jeannotte te pakken.
De stem van mijn neef klonk aan de andere kant van de lijn.
‘O, verdorie, tante Tempe, ik geloof dat ik alles nu echt uit de klauwen heb laten lopen. Ze heeft wel gebeld. Ik vond haar boodschap op de andere cassette.’
‘Hoezo de andere cassette?’
‘Ik heb nog zo’n oud antwoordapparaat waar van die kleine bandjes ingaan. De cassette die erin zat, spoelde niet goed terug dus heb ik er een nieuwe in gedaan. Dat was ik helemaal vergeten tot er net een vriendin van me langskwam. Ik was behoorlijk nijdig op haar, want we zouden vorige week uitgaan en toen ik haar ging ophalen, was ze niet thuis. Toen ze vanavond langskwam, zei ik dat ze het kon afkussen, maar ze hield vol dat ze een boodschap had ingesproken. We begonnen een beetje te bekvechten, dus toen heb ik die oude cassette gepakt en hem afgedraaid. Ze stond er inderdaad op, maar Harry ook. Helemaal aan het eind.’
‘Wat zei je moeder?’
‘Ze klonk behoorlijk pissig. Je weet hoe Harry is. Maar tegelijkertijd klonk ze ook bang. Ze zat ergens op een of andere boerderij en ze wilde weg, maar niemand was bereid haar naar Montreal te brengen. Dus ik denk dat ze nog steeds in Canada zit.’
‘Wat heeft ze nog meer gezegd?’ Mijn hart bonsde zo luid, dat ik het idee had dat mijn neef het kon horen.
‘Ze zei dat het allemaal een beetje eng begon te worden en dat ze er schoon genoeg van had. Toen was de band afgelopen of zij werd afgebroken of zoiets. Dat weet ik niet zeker. De boodschap hield gewoon op.’
‘Wanneer heeft ze gebeld?’
‘Pam heeft maandag gebeld. Harry’s boodschap kwam daarna.’
‘Zit er geen datumaanduiding op?’
‘Dat ding stamt van voor de Tweede Wereldoorlog.’
‘Wanneer heb je het bandje verwisseld?’
‘Volgens mij woensdag of donderdag. Dat weet ik niet zeker. Maar in ieder geval voor het weekend.’
‘Denk nou eens goed na, Kit!’
De lijn zoemde.
‘Donderdag. Toen ik thuiskwam van de boot was ik moe en de cassette wilde niet terugspoelen, dus heb ik ’m eruit gehaald en aan de kant gegooid. Toen heb ik er een nieuwe ingezet. Shit, dat betekent dat ze zeker al vier dagen geleden heeft opgebeld, misschien zelfs wel zes. God, ik hoop dat alles in orde is met haar. Ze klonk behoorlijk paniekerig, zelfs voor Harry’s doen.’
‘Ik denk dat ik weet waar ze zit. Daar zal haar niets overkomen.’ Ik geloofde zelf niet wat ik zei.
‘Laat het me even weten als je haar gesproken hebt. Zeg maar tegen haar dat ik dit ontzettend vervelend vind. Ik heb er gewoon niet aan gedacht.’
Ik liep naar het raam en drukte mijn gezicht tegen het glas. Door de laag ijs waren de straatlantaarns in zonnetjes veranderd en de ramen van mijn buren in glimmende rechthoeken. De tranen stroomden me over de wangen toen ik aan mijn zuster dacht die ergens in dat noodweer zat.
Ik strompelde terug naar bed, deed de lamp aan en ging liggen wachten tot Ryan zou bellen.
Af en toe werden de lampen zwakker, flikkerden en gaven vervolgens weer normaal licht. Er ging een millennium voorbij. De telefoon bleef stom.
Ik sukkelde in slaap.
Het was de droom die ten slotte voor de openbaring zorgde.