5
Dinsdagmiddag om twaalf uur had ik mijn rapport bijna klaar. Ik had de avond ervoor tot na negenen gewerkt, omdat ik wist dat Ryan antwoord zou willen hebben. Vreemd genoeg had ik hem nog niet gezien.
Ik las na wat ik had geschreven, op zoek naar eventuele fouten. Soms denk ik wel eens dat de mannelijke en vrouwelijke woorden en de accenten vloeken zijn die Fransozen speciaal hebben ontworpen om mij te kwellen. Ik doe mijn best, maar ik ga altijd een paar keer de mist in.
Naast een biologische profielschets van de onbekende bevatte het rapport ook een analyse van de trauma. Bij de ontleding was ik erachter gekomen dat de deeltjes in het dijbeen die geen röntgenstralen doorlieten daar pas na het intreden van de dood terecht waren gekomen. De kleine stukjes metaal waren waarschijnlijk in het bot geslagen door het ontploffen van een gasfles. Veel van de andere schade was ook het gevolg van de brand.
Maar niet alles. Ik las mijn samenvatting door.
Wond A is een ronde onvolkomenheid waarvan alleen de bovenste helft bewaard is gebleven. Hij bevindt zich in het gedeelte middenvoor, en ligt ongeveer 2 centimeter boven de glabella en 1,2 centimeter links van de middenlijn. De onvolkomenheid meet 1,4 centimeter in diameter en vertoont een karakteristieke schuine rand die naar binnen taps toeloopt. Rondom de onvolkomenheid bevinden zich schroeisporen. Wond A komt overeen met de inslagwond van een kogel uit een vuurwapen.
Wond B is een ronde onvolkomenheid met een karakteristieke schuine rand die naar buiten toe wijder uitloopt. Hij meet 1,6 centimeter in diameter endocraniaal en 4,8 centimeter in diameter ectocraniaal. De onvolkomenheid bevindt zich in het occipitale bot, 2,6 centimeter hoger dan het opisthion en 0,9 centimeter links van de middelste pijlnaad. Focale schroeiplekken bevinden zich links, rechts en aan de binnenzijde van de onvolkomenheid. Wond B komt overeen met de uittredingswond van een kogel uit een vuurwapen.
Hoewel de brand zoveel schade had aangericht dat een complete reconstructie niet mogelijk was, had ik het toch klaargespeeld om zoveel van de schedel weer in elkaar te zetten dat het mogelijk was om het netwerk van barsten tussen de inslag en de uittredingsplek te interpreteren.
Het was een klassiek patroon. De oude vrouw was door haar hoofd geschoten. De kogel was midden in haar voorhoofd ingeslagen, dwars door haar hersens gegaan en er aan de achterkant weer uitgekomen. Dat verklaarde waarom de schedel in de vlammen niet uit elkaar was gesprongen. Er was al een trekgat voor intracraniale druk ontstaan voordat de hitte een probleem kon worden.
Ik liep met het rapport naar de typekamer en trof bij terugkomst Ryan aan, die voor mijn bureau uit het raam achter mijn stoel zat te staren. Zijn gestrekte benen besloegen de hele lengte van mijn kantoor.
‘Leuk uitzicht.’ Hij sprak Engels.
Vijf verdiepingen lager overspande de Jacques Cartier Bridge de St. Lawrence. Ik kon de minuscule autootjes zien die over het wegdek kropen. Het was inderdáád een leuk uitzicht.
‘Het bezorgt me genoeg afleiding om er niet voortdurend met mijn neus op gedrukt te worden hoe klein dit kantoor is.’ Ik glipte langs hem heen, liep om het bureau en ging in mijn stoel zitten.
‘Afleiding kan gevaarlijk zijn.’
‘De blauwe plekken op mijn schenen brengen me wel weer terug in de werkelijkheid.’ Ik draaide de stoel een kwartslag om en legde mijn voeten met gekruiste enkels op de vensterbank. ‘Het is een oude vrouw, Ryan. Door het hoofd geschoten.’
‘Hoe oud?’
‘Ik zou zeggen dat ze zeker zeventig was. Misschien wel vijfenzeventig. Haar schaambeenverbinding heeft al heel wat kilometers gemaakt, maar dat is bij iedereen anders. Ze heeft artritis in een gevorderd stadium en ze is osteoporotisch.’
Hij duwde zijn kin omlaag en trok zijn wenkbrauwen op. ‘Frans of Engels, Brennan. Geen dokterspraat.’ Zijn ogen waren even blauw als het openingsscherm van Windows 95.
‘Os-te-o-po-ro-se.’ Ik sprak iedere lettergreep langzaam uit. ‘Ik kan uit de röntgenfoto’s opmaken dat ze broze botten heeft. Ik zie geen breuken, maar ik had alleen maar gedeelten van de lange beenderen. De heup is een plaats waar bij oudere vrouwen vaak breuken optreden, omdat daar veel gewicht op rust. Die van haar waren oké.’
‘Blank?’
Ik knikte.
‘Wat nog meer.’
‘Ze heeft waarschijnlijk een paar kinderen gehad.’ De felblauwe laserstralen waren vast op mijn gezicht gericht. ‘Ze heeft een geul zo breed als de Orinoco aan de binnenzijde van haar beide schaambeenderen.’
‘Geweldig.’
‘En nog iets. Ik denk dat ze al in de kelder lag toen de brand begon.’
‘Hoezo?’
‘Er lag totaal geen puin van de omlaag gekomen vloer onder het lichaam. En ik heb een paar minieme stukjes weefsel gevonden ingeklemd tussen haar en de klei. Ze moet direct op de grond hebben gelegen.’
Hij dacht even na.
‘Dus jij vertelt me dat iemand oma heeft neergeschoten, haar naar de kelder heeft gesleept en haar daar achterliet om geroosterd te worden.’
‘Nee. Ik zeg dat oma een kogel door het hoofd heeft gekregen. Ik heb geen flauw idee wie de trekker heeft overgehaald. Misschien deed ze dat zelf wel. Dat is jouw werk, Ryan.’
‘Heb je een pistool bij haar in de buurt gevonden?’
‘Nee.’
Op dat moment verscheen Bertrand in de deuropening. Hoewel Ryan er keurig uitzag en netjes in de vouw zat, waren de broekspijpen van zijn partner zo scherp geperst dat je er edelstenen mee kon snijden. Hij droeg een mauve shirt dat precies bij de kleuren in zijn gebloemde das paste, een zachtblauw met grijs tweed colbert en een wollen broek die exact een half tintje donkerder was dan kleur vier van het tweed.
‘Wat heb je gevonden?’ vroeg Ryan aan zijn partner.
‘Niets dat we niet al wisten. Het lijkt wel alsof die mensen door een ruimteschip zijn afgezet. Ik mag barsten als iemand ook maar weet wie daar woonden. We proberen nog steeds de vent van wie dat huis is in Europa te pakken te krijgen. De buren aan de overkant van de weg hebben af en toe de oude dame wel gezien, maar ze heeft nooit een woord met hen gewisseld. Ze zeggen dat het stel met die kinderen daar nog maar een paar maanden zat. Ze zagen ze vrijwel nooit en ze zijn er nooit achter gekomen hoe ze heetten. Een vrouw verderop aan de weg dacht dat ze lid waren van een of andere fundamentalistische groepering.’
‘Brennan zegt dat onze onbekende een dame is. Geen baby, maar wel een Baby Jane.’
Bertrand keek hem aan.
‘In de zeventig.’
‘Een oude dame?’
‘Met een kogel in haar hoofd.’
‘Geen gelul?’
‘Geen gelul.’
‘Iemand heeft haar neergeschoten en toen de tent in de fik gestoken?’
‘Of oma heeft de trekker overgehaald nadat ze de barbecue had aangestoken. Maar als dat zo is, waar is het wapen dan?’
Toen ze weg waren, keek ik of er nog iemand om mijn medewerking had gevraagd. Er was een kruik met as in Quebec City aangekomen, de overblijfselen van een bejaarde man die op Jamaica was gestorven. De familie beschuldigde het crematorium van fraude en had de as naar het kantoor van de lijkschouwer gebracht. Hij wilde mijn mening weten.
In een ravijn in de buurt van de Côte des Neiges-begraafplaats was een schedel gevonden. Hij was droog en verbleekt en waarschijnlijk afkomstig uit een oud graf. De lijkschouwer wilde dat bevestigd hebben.
Pelletier wilde dat ik naar de baby keek om te bewijzen dat het kind verhongerd was. Daarvoor zou microscopie nodig zijn. Dunne botdeeltjes zouden moeten worden fijngemalen, gekleurd en op plaatjes moeten worden aangebracht zodat ik de cellen onder de microscoop zou kunnen bestuderen. Aangezien veel botgroei typerend is voor jonge kinderen, zou ik op zoek gaan naar tekenen van ongewone poreusheid en abnormale aanpassingen in de microanatomie van de botten.
Er waren al monsters naar het histologielab gestuurd. Ik zou ook de röntgenfoto’s en het skelet bestuderen, maar dat lag nog in een bad om het verdroogde vlees te verwijderen. De botten van een baby zijn te broos om ze te koken.
Goed. Niets dringends dus. Ik kon de doodskist van Elisabeth Nicolet openmaken.
Nadat ik in het cafetaria een broodje uit de koeling en een kopje yoghurt had gegeten, nam ik de lift naar het lijkenhuis, vroeg of de overblijfselen naar kamer drie konden worden gebracht en ging me vervolgens verkleden.
De doodskist was nog kleiner dan ik me herinnerde, niet eens een meter lang. De linkerkant was weggerot waardoor het deksel naar binnen was geklapt. Ik veegde het losse zand eraf en maakte foto’s.
‘Heb je een breekijzer nodig?’ Lisa stond op de drempel.
Aangezien dit geen zaak van het lml was, moest ik eigenlijk alleen werken, maar er waren heel wat vrijwilligers. Ik was kennelijk niet de enige die gefascineerd was door Elisabeth.
‘Alsjeblieft.’
Binnen een minuut hadden we het deksel eraf. Het hout was zacht en korrelig en de spijkers vlogen eruit. Ik schepte wat zand uit de kist waardoor een loden voering zichtbaar werd die een andere houten kist bevatte.
‘Waarom zijn ze zo klein?’ vroeg Lisa.
‘Dit is niet de oorspronkelijke kist. Elisabeth Nicolet werd rond de eeuwwisseling opgegraven en opnieuw ter aarde besteld, zodat er alleen maar ruimte nodig was voor haar botten.’
‘Denk je dat zij het is?’
Ik wierp haar een strenge blik toe.
‘Laat maar weten als je iets nodig hebt.’
Ik bleef zand wegscheppen tot het deksel van de binnenkist schoon was. Er zat geen plaquette op maar het was mooier bewerkt dan dat van de buitenste kist, met een fraai uitgesneden rand die evenwijdig liep aan de achthoekige buitenrand. Net als de buitenste kist was ook de binnenste ingezakt en vol zand.
Lisa kwam twintig minuten later terug.
‘Ik heb even vrij voor het geval je röntgenfoto’s nodig hebt.’
‘Dat zal niet gaan vanwege de loden voering,’ zei ik. ‘Maar ik sta net op het punt om de binnenste kist open te maken.’
‘Prima.’
Opnieuw was het hout zacht en vlogen de spijkers eruit.
Nog meer zand. Ik had al twee handenvol weggeschept toen ik de schedel in de gaten kreeg. Ja! Er was iemand thuis!
Langzaam maar zeker kwam het skelet tevoorschijn. De botten lagen niet in anatomische volgorde, maar vlak naast elkaar, alsof ze stevig aan elkaar vastgebonden hadden gezeten toen ze in de doodskist werden gelegd. De opstelling deed me denken aan de archeologische vindplaatsen waar ik in het begin van mijn carrière opgravingen had verricht. Voor Columbus lieten bepaalde inheemse stammen hun doden op schavotten liggen tot er alleen nog kale botten over waren, die dan vervolgens gebundeld werden om begraven te worden. Elisabeth was op dezelfde manier ingepakt.
Ik was altijd dol geweest op archeologie. En dat was ik nog steeds. Ik vond het jammer dat ik er zo weinig aan kon doen, maar gedurende de afgelopen tien jaar had mijn carrière een andere wending genomen. Mijn tijd werd nu volledig in beslag genomen door lesgeven en forensisch werk. Dankzij Elisabeth Nicolet kon ik even terug naar mijn wortels en ik genoot er met volle teugen van.
Ik haalde de botten tevoorschijn en rangschikte ze, net zoals ik een dag eerder had gedaan. Ze waren droog en broos, maar deze persoon was in veel betere staat dan de dame van gisteren uit St. Jovite.
Uit mijn inventaris van het skelet bleek dat alleen een middenhandsbeentje en zes vingerkootjes ontbraken. Ze kwamen ook niet tevoorschijn toen ik de aarde zeefde, maar ik ontdekte wel een aantal snijtanden en een hoektand, die ik weer op hun plaats aanbracht.
Ik ging op mijn gebruikelijke manier verder door net als bij een zaak voor de lijkschouwer een formulier in te vullen. Ik begon met het bekken. De botten waren die van een vrouw. Dat leed geen twijfel. Uit de schaambeenverbindingen was op te maken dat ze tussen de vijfendertig en de vijfenveertig jaar was geweest. Dat zou de brave zusters gelukkig maken.
Terwijl ik de maat nam van de lange beenderen, viel me een ongebruikelijk afvlakking op aan de voorzijde van het scheenbeen, vlak onder de knie. Ik controleerde de middenvoetsbeentjes. Die vertoonden artritis op de plaats waar de tenen aan de voeten vastzitten. Joechei! Herhaalde bewegingspatronen laten hun sporen na op het skelet. Van Elisabeth werd beweerd dat ze jarenlang in gebed verzonken op de stenen vloer van haar cel in het klooster had gezeten. In geknielde houding veroorzaakt de combinatie van druk op de knieën en de hyperflexie van de tenen precies het patroon dat ik nu zag.
Ik herinnerde me iets dat me was opgevallen toen ik een tand uit de zeef had opgepakt en ik nam de kaak in mijn hand. De beide binnenste snijtanden in de onderkaak vertoonden een ondiepe, maar opvallende groef in het bijtvlak. Ik zocht naar de bovenste snijtanden. Dezelfde groef. Als ze niet bad of brieven schreef, was Elisabeth met naald en draad in de weer. Haar borduurwerk hing nog steeds in het klooster in Memphrémagog. Haar tanden waren ingesleten van al die jaren dat ze de draad of de naald ertussendoor had getrokken. Hier genoot ik van.
Daarna draaide ik de schedel om met het gezicht naar boven en ik wist niet wat ik zag. Ik stond er nog steeds naar te staren, toen LaManche de kamer binnenkwam.
‘Zo, is dit de heilige?’ vroeg hij.
Hij kwam naast me staan en keek naar de schedel.
‘Mon Dieu.’
‘Ja, het gaat prima met de analyse.’ Ik zat in mijn kantoor en praatte met pater Ménard. De schedel uit Memphrémagog stond op een ring van kurk op mijn werktafel. ‘De beenderen verkeren in een opmerkelijk goede staat.’
‘Kunt u bevestigen dat het Elisabeth is? Elisabeth Nicolet?’
‘Pater, ik wilde u nog een paar vragen stellen.’
‘Is er een probleem?’
Ja. Misschien wel.
‘Nee, nee. Ik wou alleen graag nog wat inlichtingen.’
‘Ja?’
‘Beschikt u over een officieel document waaruit blijkt wie Elisabeths ouders waren?’
‘Haar vader was Alain Nicolet en haar moeder was Eugénie Bélanger, destijds een bekend zangeres. Haar oom, Louis-Philippe Bélanger, was gemeenteraadslid en een bijzonder vooraanstaand arts.’
‘Ja. Is er een geboortebewijs?’
Hij was even stil. Toen: ‘We hebben geen geboortebewijs kunnen vinden.’
‘Weet u waar Elisabeth is geboren?’
‘Ik meen dat ze in Montreal is geboren. Haar familie was al generaties lang hier. Elisabeth is een afstammelinge van Michel Bélanger die in 1758 naar Canada kwam, gedurende de laatste dagen van Nieuw Frankrijk. De familie Bélanger heeft altijd een voorname plaats ingenomen in de stad.’
‘Ja. Is er een ziekenhuisarchief of een doopbewijs, of iets anders waarop haar geboorte officieel vermeld wordt?’
Weer een stilte.
‘Ze werd meer dan anderhalve eeuw geleden geboren.’
‘Werd er geen archief bijgehouden?’
‘Jawel. Zuster Julienne heeft ernaar gezocht. Maar dingen kunnen zoek raken in zo’n lange tijd. Zo’n lange tijd.’
‘Natuurlijk.’
Gedurende een moment hielden we allebei onze mond. Ik stond op het punt om hem te bedanken, toen: ‘Waarom stelt u deze vragen, doctor Brennan?’
Ik aarzelde. Nog niet. Ik kon me vergissen. Ik kon ook gelijk hebben, maar dat zei niets.
‘Ik wilde gewoon graag wat meer achtergrondgegevens hebben.’
Ik had de hoorn nog maar nauwelijks neergelegd toen de telefoon overging.
‘Oui, doctor Brennan.’
‘Met Ryan.’ Ik kon de spanning in zijn stem horen. ‘Het was wel degelijk brandstichting. En degene die het heeft bedacht, heeft ervoor gezorgd dat de hele tent de lucht in ging. Simpel maar effectief. Ze hebben een dompelaar aan een timer gehangen, precies zo’n ding als jij gebruikt om je lampen aan te doen als je een weekendje naar een beautyfarm gaat.’
‘Daar ga ik nooit naartoe, Ryan.’
‘Wil je ’t horen of niet?’
Ik gaf geen antwoord.
‘De timer schakelde de kookplaat in. Dat veroorzaakte een brand waardoor een gasfles ontplofte. De meeste timers zijn vernield, maar we hebben er een paar weten te redden. Het ziet ernaar uit dat ze met tussenpauzes ingeschakeld moesten worden, maar zodra het vuur om zich heen greep, was het bommen los.’
‘Hoeveel flessen?’
‘Veertien. We hebben één onbeschadigde timer buiten in de tuin gevonden. Hij zal wel niet gewerkt hebben. Zo’n ding dat je in elke huishoudzaak kunt kopen. We zullen kijken of er vingerafdrukken op zitten, maar dat is een gok.’
‘En het ontstekingsmiddel?’
‘Benzine, zoals ik al dacht.’
‘Waarom dubbelop?’
‘Omdat iemand verrekte graag die hele tent met de grond gelijk wilde maken en niet wilde dat de zaak in de soep zou lopen. Waarschijnlijk ervan uitgaand dat een tweede kans er niet in zou zitten.’
‘Hoe weet je dat?’
‘LaManche is erin geslaagd om vloeistofmonsters te nemen van een van de lichamen in de slaapkamer. Toxicologie trof draconische hoeveelheden Rohypnol aan.’
‘Rohypnol?’
‘Dat moet hij je maar uitleggen. Ze noemen het ook wel de verkrachtingsdrug of zo, omdat het slachtoffer niets in de gaten heeft en je er urenlang plat op je rug van komt te liggen.’
‘Ik weet wat Rohypnol is, Ryan. Ik ben gewoon verbaasd. Er is niet zo gemakkelijk aan te komen.’
‘Ja. Dat zou ons op weg kunnen helpen. Het is zowel in de Verenigde Staten als in Canada verboden.’
Dat geldt ook voor crack, dacht ik.
‘En er is nog iets raars. Het waren niet Ward en June Cleaver daar in die slaapkamer. LaManche zegt dat de vent waarschijnlijk in de twintig was en de vrouw eerder in de buurt van de vijftig.’
Dat wist ik. LaManche had tijdens de autopsie om mijn mening gevraagd.
‘En nu?’
‘We gaan er weer naartoe om de twee andere gebouwen van boven tot onder te doorzoeken. We zitten nog steeds te wachten tot we iets van de eigenaar horen. Dat is een of andere kluizenaar die zich op het platteland van België heeft ingegraven.’
‘Veel geluk.’
Rohypnol. Dat leek iets wakker te schudden in mijn geheugen, maar toen ik me probeerde te herinneren wat het was, zakte het weer weg.
Ik deed navraag om te zien of de plaatjes van Pelletiers ondervoede baby al klaar waren. De laborant van het histologielab vertelde me dat ze morgen klaar zouden zijn.
Vervolgens besteedde ik een uur aan het onderzoek van de asresten. Ze zaten in een jampot met een handgeschreven etiket waarop de naam van de overledene, de naam van het crematorium en de datum van de crematie stonden. Niet bepaald de manier waarop dat soort dingen in Noord-Amerika werden verpakt, maar ik wist niets van de gang van zaken in het Caribische gebied.
Er was geen enkel deeltje dat groter was dan een centimeter. Dat was normaal. Er zijn maar weinig botfragmenten die de vergruizers weten te weerstaan die in moderne crematoria worden gebruikt. Met behulp van een dissectiebril was ik in staat om een paar dingen te herkennen, waaronder een compleet gehoorbeentje. Ik zag ook een paar stukjes verwrongen metaal zitten, die naar mijn idee deel van een gebitsprothese konden zijn. Die legde ik aan de kant voor de tandarts.
In doorsnee blijft er van een volwassen man na verbranding en vergruizing ongeveer 3500 cc as over. In deze jampot zat ongeveer 360 cc. Ik schreef een kort verslag waarin stond dat de overblijfselen van een volwassen mens en incompleet waren. Alle hoop dat de persoon geïdentificeerd kon worden, was gevestigd op Bergeron.
Om halfzeven pakte ik mijn spullen en ging naar huis.