25
De volgende dag was het zaterdag, dus ging ik niet naar de universiteit. Ik was van plan om Hardaways bevindingen door te lezen en dan mijn eigen rapporten over de slachtoffers van Murtry te schrijven. Daarna wilde ik bij het tuincentrum wat bloeiende planten kopen en die in de grote potten zetten die ik op mijn terras heb staan. Vervolgens lekker uitgebreid kletsen met Katy, een tijdje met mijn kat kroelen, de cat-scanlezing oppakken en de avond doorbrengen met Elisabeth Nicolet.
Maar zo liep het niet.
Toen ik wakker werd, was Birdie al verdwenen. Ik riep hem, maar er kwam geen antwoord, dus trok ik haastig een korte broek en een t-shirt aan en liep naar beneden om hem te zoeken. Het spoor was gemakkelijk te volgen. Hij had zijn bakje leeggegeten en was in slaap gevallen in een plekje zonlicht op de bank in het prieel.
De kat lag op zijn rug, met zijn achterpoten gespreid en de voorpoten bungelend op zijn borst. Ik bleef even naar hem staan kijken, met de verrukte glimlach van een kind dat zijn kerstcadeautjes vindt. Daarna ging ik naar de keuken, zette koffie en maakte een broodje klaar, haalde de Observer op en ging aan de keukentafel zitten.
De vrouw van een dokter was doodgestoken aangetroffen in Myers Park. Een kind was aangevallen door een pitbull. De ouders wilden dat het dier afgemaakt zou worden en de eigenaar was diep verontwaardigd. De Hornets hadden Golden State met 101 tegen 87 verslagen.
Ik keek naar de weersverwachting. De voorspelling voor Charlotte was veel zon en een maximum temperatuur van rond de drieëntwintig graden. Ik keek naar het weer in de rest van de wereld. Op vrijdag was het kwik in Montreal tot acht graden gestegen. We zijn niet voor niets zo zelfvoldaan in het zuiden.
Ik ploos de hele krant uit. De redactionele artikelen. De kleine advertenties. De aanbiedingen van apotheken. Het is een weekendritueel waar ik veel genoegen in schep, maar dat ik de laatste paar weken had moeten missen.
Toen ik klaar was, ruimde ik de tafel af en liep naar mijn koffertje. Ik legde de foto’s links naast me op een stapeltje en het rapport van Hardaway midden voor me. Mijn pen liet het al bij het eerste woord afweten en ik stond op om een andere te zoeken.
Toen ik zag dat er iemand op mijn stoep stond, begon mijn hart in een hogere versnelling te kloppen. Ik had geen idee wie het was en hoe lang hij of zij daar al had gestaan.
De persoon draaide zich om, liep naar de buitenmuur en boog zich over naar het raam. Onze blikken ontmoetten elkaar en ik kon mijn ogen niet geloven.
Ik liep onmiddellijk de kamer door en trok de deur open.
Ze stond met haar heupen naar voren en hield met haar handen de riemen van haar rugzak stijf vast. De zoom van haar rok golfde om haar wandelschoenen. De ochtendzon viel op haar haar en omringde haar hoofd met een koperen gloed.
Lieve hemel, dacht ik. Wat krijgen we nu?
Kathryn deed als eerste haar mond open.
‘Ik moet met iemand praten. Ik…’
‘Ja, natuurlijk. Kom alsjeblieft binnen.’ Ik stapte opzij en stak mijn hand uit. ‘Geef mij die rugzak maar.’
Ze stapte naar binnen, deed haar rugzak af en liet hem op de grond vallen, terwijl ze haar ogen geen moment van mijn gezicht afwendde.
‘Ik weet dat ik ontzettend brutaal ben, maar ik…’
‘Doe niet zo mal, Kathryn. Ik ben blij je te zien. Ik was alleen zo verbaasd dat mijn hersens even nul op het rekest gaven.’
Haar lippen weken van elkaar, maar er kwam geen woord uit.
‘Wil je misschien iets eten?’
Het antwoord stond op haar gezicht te lezen.
Ik sloeg mijn arm om haar heen en bracht haar naar de keukentafel. Ze liep gehoorzaam mee. Ik legde de foto’s en het rapport aan de kant en zei dat ze moest gaan zitten.
Terwijl ik een broodje roosterde, er smeerkaas opdeed en wat sinaasappelsap inschonk, keek ik tersluiks naar mijn bezoek. Kathryn zat naar het tafelblad te staren, terwijl haar handen niet-bestaande rimpels gladstreken in het dekservet dat ik voor haar had neergelegd. Haar vingers schikten en herschikten de franje, pakten elk strengetje op en legden het parallel aan het voorgaande.
Mijn maag leek op de knot van mijn grootmoeder. Hoe was ze hier terechtgekomen? Was ze weggelopen? Waar was Carlie? Ik hield mijn vragen voor me terwijl ze zat te eten.
Toen Kathryn klaar was en een tweede portie afwees, haalde ik de borden weg en ging bij haar aan tafel zitten.
‘Mooi zo. Hoe heb je me weten te vinden?’ Ik gaf haar een klopje op haar hand en lachte haar bemoedigend toe.
‘U hebt me uw kaartje gegeven.’ Ze viste het uit haar zak en legde het op tafel. Toen gingen haar vingers weer in de slag met de placemat. ‘Ik heb dat nummer in Beaufort een paar keer gebeld, maar u was er nooit. Ten slotte kreeg ik een of andere kerel aan de lijn die zei dat u terug was naar Charlotte.’
‘Dat was Sam Rayburn. Ik logeerde op zijn boot.’
‘Maar goed, ik besloot weg te gaan uit Beaufort.’ Ze keek even naar me op, maar sloeg onmiddellijk haar ogen weer neer. ‘Ik ben hiernaartoe gelift en naar de universiteit gegaan, maar ik heb er langer over gedaan dan ik had verwacht. Toen ik op het universiteitsterrein kwam, was u al weg. Ik ben bij iemand blijven slapen en zij heeft me vanmorgen op weg naar haar werk hier afgezet.’
‘Hoe wist je waar ik woonde?’
‘Ze heeft uw adres opgezocht in een of ander boek.’
‘Ik begrijp het.’ Ik wist heel zeker dat mijn huisadres niet in de telefoongids van de faculteit vermeld stond. ‘Nou, ik ben blij dat je er bent.’
Kathryn knikte. Ze zag er doodmoe uit. Haar ogen waren rood en onder haar beide ogen lagen donkere kringen.
‘Ik had je wel terug willen bellen, maar je had geen nummer achtergelaten. Toen ik afgelopen dinsdag samen met rechercheur Ryan bij jullie op bezoek was, hebben we je niet gezien.’
‘Ik was er wel, maar…’ Haar stem stierf weg.
Ik wachtte.
Birdie verscheen in de deuropening, maar trok zich meteen terug, afgeschrikt door de spanning. De klok sloeg het halve uur. Kathryns vingers hadden het druk met de franje.
Uiteindelijk hield ik het niet meer uit.
‘Kathryn, waar is Carlie?’ Ik legde mijn hand op de hare.
Ze hief haar ogen naar me op. Ze zagen er dof en leeg uit.
‘Zij zorgen voor hem.’ Haar stem klonk benepen, als een kind dat zich verweert tegen een beschuldiging.
‘Wie?’
Ze trok haar hand los, leunde met haar ellebogen op de tafel en haar vingers wreven kringetjes over haar beide slapen. Haar ogen waren weer op de placemat gevestigd.
‘Is Carlie op St. Helena?’
Weer een knik.
‘Wilde je hem daar achterlaten?’
Ze schudde haar hoofd en haar handen gleden omhoog zodat haar beide palmen tegen haar slapen rustten.
‘Is alles goed met je kind?’
‘Het is mijn kind! Hij is van mij!’
Haar heftigheid overviel me.
‘Ik kan best zelf voor hem zorgen.’ Toen ze haar hoofd ophief, glinsterde er een traan op allebei haar wangen. Haar ogen boorden zich in de mijne.
‘Wie zegt dan dat je dat niet kunt?’
‘Ik ben zijn moeder.’ Haar stem trilde. Waardoor? Vermoeidheid? Angst? Wrok?
‘Wie zorgt er nu voor Carlie?’
‘Maar stel je voor dat ik geen gelijk heb? Stel je voor dat het allemaal waar is?’ Haar ogen richtten zich weer op het tafelblad.
‘Stel je voor dat wát waar is?’
‘Ik hou van mijn kind. Ik wil het beste voor hem.’
Kathryns antwoorden sloegen niet op mijn vragen. Ze wroette in haar eigen donkere krochten en draaide voor zichzelf nog eens een vertrouwde gedachtegang af. Alleen gebeurde het dit keer in mijn keuken.
‘Natuurlijk wil je dat.’
‘Ik wil niet dat mijn baby doodgaat.’ Haar vingers trilden terwijl ze over de kwastjes van het dekservet streek. Op dezelfde manier had ik haar eerder Carlies hoofd zien strelen.
‘Is Carlie ziek?’ vroeg ik geschrokken.
‘Nee. Hij is prima in orde.’ Het antwoord was nauwelijks verstaanbaar. Er viel een traan op het servet.
Ik keek naar het donkere plekje en voelde me volslagen machteloos.
‘Kathryn, ik weet niet hoe ik je kan helpen. Je zult me moeten vertellen wat er aan de hand is.’
De telefoon ging over, maar ik schonk er geen aandacht aan. Vanuit de andere kamer hoorde ik een klik, mijn boodschap en vervolgens een piep gevolgd door een blikken stem. Nog meer klikken, daarna werd het stil.
Kathryn had zich niet bewogen. Ze leek als verlamd door de gedachten die haar kwelden. Ik kon haar verdriet door de stilte heen voelen en wachtte af.
Zeven vlekjes kleurden het blauwe linnen donker. Tien. Dertien.
Na wat voor mij een eeuwigheid leek, richtte Kathryn haar hoofd op. Ze veegde haar wangen schoon, streek haar haar achterover, strengelde vervolgens haar vingers in elkaar en legde haar handen zorgvuldig in het midden van de placemat. Ze schraapte twee keer haar keel.
‘Ik weet niet hoe het is om een normaal leven te leiden.’ Ze glimlachte met een tikje zelfspot. ‘Tot dit jaar wist ik niet eens dat ik geen normaal leven had.’
Ze sloeg haar ogen neer.
‘Ik denk dat het kwam doordat ik Carlie kreeg. Voordat hij werd geboren, twijfelde ik nooit ergens aan. Het kwam nooit bij me op om vragen te stellen. Ik heb altijd thuis les gehad, dus wat ik wist…’ Weer dat lachje. ‘Wat ik van de wereld weet, is beperkt.’ Ze dacht even na. ‘Wat ik van de wereld weet, is wat zij willen dat ik weet.’
‘Zij?’
Ze kneep haar handen zo stevig samen dat haar knokkels wit werden.
‘We mochten nooit praten over dingen die de groep betreffen.’ Ze slikte. ‘Zij zijn mijn familie. Vanaf mijn achtste hebben zij mijn wereld gevormd. Hij is mijn vader, mijn raadgever en mijn leraar geweest en…’
‘Dom Owens?’
Haar ogen schoten omhoog naar de mijne. ‘Hij is een briljante man. Hij weet alles over gezondheid, voortplanting, evolutie en milieuvervuiling en hoe de spirituele en de biologische en de kosmische krachten in evenwicht gehouden moeten worden. Hij ziet en begrijpt dingen waar de rest van ons geen flauw idee van heeft. Het gaat niet om Dom. Ik vertrouw Dom. Hij zou Carlie nooit kwaad doen. Hij doet wat hij doet om ons te beschermen. Hij past op ons. Maar ik weet alleen niet zeker…’
Ze sloot haar ogen en hief haar gezicht op. Een adertje klopte aan de zijkant van haar keel. Haar strottenhoofd ging op en neer, toen slaakte ze een diepe zucht, bracht haar kin omlaag en keek me recht in de ogen.
‘Dat meisje. Waar jullie naar op zoek waren. Ze is daar geweest.’
Ik moest me inspannen om haar te kunnen verstaan.
‘Heidi Schneider?’
‘Ik heb nooit geweten wat haar achternaam was.’
‘Vertel me eens wat je je van haar kunt herinneren.’
‘Heidi heeft zich ergens anders aangemeld. Ik geloof in Texas. Ze heeft ongeveer twee jaar op St. Helena gewoond. Ze was ouder dan ik, maar ik vond haar aardig. Ze was altijd bereid om met me te praten of me te helpen. Ze was echt leuk.’ Ze was even stil. ‘Heidi werd geacht zich samen met Jason voort te planten…’
‘Wat?’ Ik dacht dat ik haar niet goed had verstaan.
‘Haar voortplantingspartner was Jason. Maar ze was verliefd op Brian, de jongen met wie ze was toen ze zich aanmeldde. Hij staat ook op dat kiekje van u.’
‘Brian Gilbert.’ Mijn mond voelde droog aan.
‘Maar goed, zij en Brian knepen er altijd stiekem tussenuit om samen te kunnen zijn.’ Haar ogen vestigden zich op een punt ergens in de verte. ‘Toen Heidi zwanger werd, was ze doodsbang omdat de baby niet gezegend zou zijn. Ze probeerde het te verbergen, maar uiteindelijk kwamen ze er toch achter.’
‘Owens?’
Haar ogen richtten zich weer op de mijne en daarin stond echte angst te lezen.
‘Het maakt niet uit. Iedereen is erbij betrokken.’
‘Waarbij?’
‘De orde.’ Ze wreef haar palmen over de placemat en strengelde toen haar vingers weer in elkaar. ‘Er zijn dingen waar ik niet over mag praten. Wilt u dit echt allemaal horen?’ Ze keek me aan en ik zag dat de tranen weer in haar ogen sprongen.
‘Ga verder.’
‘Op een dag kwamen Heidi en Brian niet opdagen bij de ochtendbijeenkomst. Ze waren weg.’
‘Waarheen?’
‘Dat weet ik niet.’
‘Denk je dat Owens iemand op pad heeft gestuurd om hen te zoeken?’
Haar ogen gleden naar het raam en ze beet op haar onderlip.
‘Er is nog iets. De afgelopen herfst werd Carlie op een avond wakker en hij was een beetje lastig, dus ging ik naar beneden om wat melk voor hem te pakken. Ik hoorde iets bewegen in het kantoor en toen een vrouw die sprak, heel zacht, alsof ze niet wilde dat iemand haar zou horen. Ze moet iemand aan de telefoon hebben gehad.’
‘Herkende je haar stem?’
‘Ja. Het was een van de vrouwen die op kantoor werkten.’
‘Wat zei ze?’
‘Ze vertelde aan iemand dat iemand anders oké was. Ik ben niet blijven luisteren.’
‘Ga door.’
‘Ongeveer drie weken geleden gebeurde hetzelfde opnieuw, alleen hoorde ik dit keer mensen ruziemaken. Ze waren echt boos op elkaar, maar de deur zat dicht dus ik kon niet verstaan wat ze zeiden. Het was Dom en weer diezelfde vrouw.’
Ze wreef met de rug van haar hand een traan van haar wang. Ze keek me nog steeds niet aan.
‘De volgende dag was ze weg en ik heb haar nooit weergezien. Zij en nog een vrouw. Ze waren gewoon verdwenen.’
‘Gebeurt het niet vaker dat mensen bij de groep komen en weer weggaan?’
Haar ogen hielden de mijne vast.
‘Ze werkte op kantoor. Ik denk dat zij degene is geweest die de telefoontjes aannam waar u het over had.’ Ik kon haar borst zien zwoegen terwijl ze vocht tegen haar tranen. ‘Ze was Heidi’s beste vriendin.’
Ik voelde de knot in mijn maag samentrekken. ‘Heette ze Jennifer?’
Kathryn knikte.
Ik haalde diep adem. Blijf kalm omwille van Kathryn.
‘Wie was die andere vrouw?’
‘Dat weet ik niet zeker. Ze was nog niet lang bij ons. Wacht even. Misschien heette ze wel Alice. Of Anne.’
Mijn hart begon sneller te kloppen. O, god. Nee.
‘Weet je waar ze vandaan kwam?’
‘Ergens uit het noorden. Of nee, misschien was het wel Europa. Af en toe spraken zij en Jennifer een andere taal met elkaar.’
‘Denk je dat Dom Owens opdracht heeft gegeven om Heidi en haar kinderen te vermoorden? Ben je daarom bang voor Carlie?’
‘U begrijpt het niet. Het gaat niet om Dom. Hij doet alleen maar zijn best om ons te beschermen en ons naar gene zijde te brengen.’ Ze keek me strak aan, alsof ze regelrecht in mijn hoofd wilde kijken. ‘Dom gelooft niet in vormen van de antichrist. Hij wil ons alleen maar wegvoeren uit het verderf.’
Haar stem was gaan trillen en korte zuchtjes benadrukten de spaties tussen haar woorden. Ze stond op en liep naar het raam.
‘Het gaat om de anderen. Om haar. Dom wil dat wij allemaal eeuwig voortleven.’
‘Om wie?’
Kathryn liep als een gekooid dier heen en weer door de keuken, terwijl haar vingers de voorkant van haar katoenen blouse verfrommelden. De tranen liepen haar over de wangen.
‘Maar niet nu. Dat is veel te gauw. Het kan niet al zover zijn.’ Smekend.
‘Wat is veel te gauw?’
‘Stel je voor dat ze zich vergissen? Stel je voor dat er niet genoeg kosmische energie is? Wat als er daarginds helemaal niets is? Wat als Carlie gewoon doodgaat? Stel je voor dat mijn kind doodgaat?’
Vermoeidheid. Angst. Schuldgevoelens. De combinatie werd haar te veel en Kathryn begon onbeheerst te huilen. Ze werd steeds onsamenhangender en ik wist dat ik voorlopig niets nieuws te horen zou krijgen.
Ik liep naar haar toe en sloeg mijn beide armen om haar heen. ‘Kathryn, je hebt rust nodig. Kom alsjeblieft mee en ga een tijdje liggen. We kunnen straks wel verder praten.’
Ze maakte een geluid dat ik niet thuis kon brengen en liet zich gehoorzaam naar boven brengen, naar de logeerkamer. Ik pakte een paar handdoeken en ging weer naar beneden om haar rugzak uit de woonkamer te halen. Toen ik terugkwam, lag ze op het bed, met een arm over haar voorhoofd en haar ogen gesloten, terwijl de tranen in het haar langs haar slapen drupten.
Ik zette de rugzak op de toilettafel en trok de rolgordijnen naar beneden. Terwijl ik de deur dichtdeed, zei ze iets op zachte toon, nog steeds met haar ogen dicht en met lippen die nauwelijks bewogen.
Het was langgeleden dat ik iets had gehoord, waar ik meer van ben geschrokken dan van haar woorden.